Page 137 of 404

Met de rij schakelaars achterin kun-
nen de zitplaatsen op de derde rij in
verschillende standen worden op en
neergeklapt.
De linker- en rechterstoel van de
derde zitrij kunnen apart of samen
worden neergeklapt. De neerklapbare
stoelen op de derde zitrij kunnen wor-
den afgesteld in de volgende standen
met behulp van de rij schakelaars op
het bekledingspaneel linksachter:OPMERKING:
Maak de middelste schouder-
gordel los van de kleine gesp en
breng de hoofdsteunen omlaag,
voordat u de elektrisch neer-
klapbare stoelen op de derde
zitrij neerklapt of opbergt.
Om het verplaatsen van de stoel te stoppen tijdens het bewegen,
drukt u op een andere keuze-
schakelaar zitpositie waardoor de stoel stopt. Als de stoel stopt,
kunt u de gewenste positie
selecteren.
Het elektrisch systeem van de derde zitrij omvat obstakelde-
tectie voor de veiligheid. Als het
systeem een obstakel detecteert,
stoppen de motoren en draaien
zij even in de omgekeerde rich-
ting om de stoel uit de buurt van
het obstakel te bewegen. Als dit
gebeurt, moet u het obstakel ver-
wijderen en de knop nogmaals
indrukken om de gewenste
stand te realiseren.
HANDMATIG
NEERKLAPBARE
STOELEN OP DE DERDE
ZITRIJ (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
1. Breng de middelste hoofdsteun
omlaag tot op de rugleuning door de
knop op de geleidestang in te drukken
en de hoofdsteun omlaag te duwen.Met één knop neerklapbare derde zitrij
Rij elektrische schakelaarsachterpaneel
1 — Open naar
Normaal 2 — Wegbergen
3 — Achterklep/
neerklappen 4 — Rechter-/
linkerstoel /
beide stoelen
131
Page 138 of 404
2. Breng de buitenste hoofdsteunen
omlaag door te trekken aan de ont-
grendelriem met het cijfer "1", die
zich aan de portierzijde van de hoofd-
steunen bevindt.
3. Trek aan de riem met nummer "2"
aan de achterkant van de stoel om de
rugleuning neer te klappen.4. Trek aan de riem met nummer "3"
om te ontgrendelen.
5. Trek aan de riem met nummer "4"
en kantel de stoel achterwaarts in de
opbergruimte.
Stoelen op de derde rij opklappen
1. Trek de hulpriem omhoog om de
stoel uit de opbergruimte te tillen en
druk de stoel naar voren tot de ver-
grendelingen vastklikken.
2. Trek aan de riem met nummer "2"
om de rugleuning te ontgrendelen.
3. Door aan riem "4" te trekken,
keert de rugleuning terug naar de
meest verticale stand.
4. Trek de hoofdsteun omhoog.
Ontgrendelriem “1” hoofdsteun
Ontgrendelriem "2"
Ontgrendelriem "3"Ontgrendelriem "4"
Opgeborgen stoelen op de derde zitrij
132
Page 139 of 404

WAARSCHUWING!
Uzelf of anderen in uw auto kunnen
bij een ongeluk gewond raken als
de stoelen niet op de juiste wijze aan
de vloerankers zijn vastgemaakt.
Zorg altijd dat de stoelen volledig
vergrendeld zijn.
Achterklepmodus
1. Trek eerst aan de riem met num-
mer "3" en vervolgens aan de riem
met nummer "4" om de complete
stoel naar achteren te draaien.
2. Als u de stoel weer in de meest
verticale stand wilt zetten, tilt u de
rugleuning omhoog en drukt u de
stoel naar voren tot de vergrendelin-
gen vastklikken.WAARSCHUWING!
Om ernstig of dodelijk letsel te
voorkomen, mag u nooit passagiers
op de derde rij vervoeren wanneer
de achterklepmodus is ingescha-
keld. HAKEN VOOR PLASTIC
BOODSCHAPPENTASSEN
In de rugleuning van alle zitplaatsen
achterin en sommige zitplaatsen
voorin bevinden zich haken voor plas-
tic boodschappentassen. De spullen in
de tas worden deels ondersteund op
de vloer.
GEHEUGENSTOEL (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De geheugentoetsen 1 en 2 op het
bestuurdersportier kunnen worden
geprogrammeerd om de instellingen
van de bestuurdersstoel, de buiten-
spiegel aan bestuurderszijde, het ver-
stelbare rem- en gaspedaal en de
voorkeurzenders van de radio op te
roepen. U kunt uw afstandsbedienin-
gen ook programmeren om terug te
gaan naar de opgeslagen geheugenpo-
sities wanneer de ontgrendelknop is
ingedrukt.
Uw auto is mogelijk afgeleverd met
twee afstandsbedieningen. Slechts
één afstandsbediening kan aan elk
van deze geheugenposities worden ge-
koppeld.
INSTELLEN
GEHEUGENFUNCTIE EN
AFSTANDSBEDIENING
AAN GEHEUGEN
KOPPELEN
OPMERKING: Telkens als u op
de insteltoets SET (S) en een ge-
heugentoets (1 of 2) drukt, worden
de geheugenposities voor de be-
treffende toets gewist en de nieuwe
posities opgeslagen.
Schakelaar geheugenfunctie
bestuurder
133
Page 140 of 404

1. Steek de sleutel in de contactscha-
kelaar en zet schakelaar in de stand
ON.
2. Druk op geheugentoets 1 als u het
geheugen voor bestuurder 1 wilt in-
stellen of op geheugentoets 2 als u het
geheugen voor bestuurder 2 wilt in-
stellen. Eventuele opgeslagen instel-
lingen worden opgeroepen. Wacht tot-
dat het systeem gereed is met
oproepen voordat u verder gaat naar
stap 3.
3. Stel de stoel, rugleuning en buiten-
spiegel aan de bestuurderszijde in op
de gewenste stand.
4. Stel het rem- en gaspedaal af op de
gewenste stand.
5. Zet de radio aan en stel de voor-
keurzenders in (u kunt maximaal tien
AM- en tien FM-zenders instellen).
6. Draai de contactschakelaar naar
de stand OFF en verwijder de sleutel.
7. Druk de SET (S) toets op het be-
stuurdersportier in en laat weer los.8. Druk binnen 5 seconden toets 1 of
2 op het bestuurdersportier in en laat
de toets weer los. Als u de geheugen-
posities ook wilt kunnen oproepen via
een afstandsbediening, moet u de vol-
gende stap uitvoeren binnen 5 secon-
den.
9. Druk de vergrendelingstoets op
een van de afstandsbedieningen in en
laat de toets weer los.
10. Steek de sleutel in de contact-
schakelaar en zet schakelaar in de
stand ON.
11. Selecteer in het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
de optie "Remote Linked to Memory"
(Op afstand gekoppeld aan geheugen)
en voer "Yes" (Ja) in. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)/Door de
klant te programmeren functies" in
het hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie hierover.
12. Herhaal de bovenstaande stap-
pen om de volgende geheugenpositie
in te stellen met de andere genum-
merde geheugentoets of om een an-
dere afstandsbediening aan het ge-
heugen te koppelen.
Geheugenpositie oproepen
OPMERKING: De auto moet in de
stand PARK staan om geheugen-
posities op te kunnen roepen. Als u
een geheugenpositie probeert op te
roepen als de auto niet in de stand
PARK staat, verschijnt er een be-
richt op het EVIC.
Druk op geheugentoets 1 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
voor bestuurder 1 wilt oproepen, of
druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 1.
Druk op geheugentoets 2 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
voor bestuurder 2 wilt oproepen, of
druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 2.
134
Page 141 of 404

U kunt het oproepen annuleren door
tijdens het oproepen te drukken op
een van de geheugentoetsen op het
bestuurdersportier (S, 1 of 2). Als een
oproep wordt geannuleerd, stoppen
de bestuurdersstoel, buitenspiegel
aan bestuurderszijde en pedalen met
bewegen. Na een vertraging van één
seconde kunt u een nieuwe geheugen-
positie oproepen.
Een afstandsbediening
uitschakelen die is gekoppeld aan
het geheugen
1. Draai de contactschakelaar naar
de stand OFF en verwijder de sleutel.
2. Druk geheugentoets nummer 1 in
en laat weer los. Eventuele instellin-
gen van geheugen 1 worden opgeroe-
pen. Wacht totdat het systeem gereed
is met oproepen voordat u verder gaat
naar stap 3.
3. Druk de geheugentoets SET (S) in
op het bestuurdersportier en laat de
toets vervolgens los. Er klinkt een ge-
luidsignaal om aan te geven dat het
geheugen wordt ingesteld.4. Druk binnen 5 seconden toets 1 op
het bestuurdersportier in en laat de
toets vervolgens los. Er klinkt een ge-
luidsignaal om aan te geven dat het
geheugen is ingesteld.
5. Druk binnen vijf seconden de ont-
grendeltoets op de afstandsbediening
kort in. Er klinkt een geluidsignaal
om aan te geven dat de verbinding
met de afstandsbediening buiten wer-
king is gesteld.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een
andere afstandsbediening die is ge-
koppeld aan een van de geheugenpo-
sities uit te schakelen.
OPMERKING: Nadat het pro-
grammeren is voltooid, kunt u alle
afstandsbedieningen die zijn ge-
koppeld aan een van de geheugen-
posities, gemakkelijk gelijktijdig
in- of uitschakelen. Raadpleeg
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Door de klant te
programmeren functies" in "Func-
ties van het instrumentenpaneel"
voor meer informatie.
EASY ENTRY/EASY
EXIT(alleen beschikbaar in
combinatie met
geheugenstoel)
Deze functie verstelt automatisch de
bestuurdersstoel, zodat de bestuurder
gemakkelijker kan in- en uitstappen.
De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich zal verplaatsen hangt af van
de positie van de stoel op het moment
dat u de sleutel uit het contact neemt.
Als de stoel zich 68 mm of meer
vóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel circa 60 mm
naar achteren worden verplaatst
wanneer u de sleutel uit het contact
neemt. De stoel keert terug naar de
ingestelde positie zodra u de sleutel
in de contactschakelaar steekt uit
de stand LOCK zet.
Als de stoel zich 23 tot 68 mm vóór de achterste stop bevindt, zal de
bestuurdersstoel worden verplaatst
naar een positie op 8 mm vóór de
achterste stop wanneer u de sleutel
uit het contact neemt. De stoel keert
135
Page 142 of 404

terug naar de ingestelde positie zo-
dra u de sleutel in de contactscha-
kelaar steekt uit de stand LOCK
zet.
De functie Easy Entry/Easy Exit is uitgeschakeld wanneer de bestuur-
dersstoel zich op minder dan 28
mm vóór de achterste stop bevindt.
Bij deze positie heeft het voor de
bestuurder geen zin om de stoel te
verplaatsen voor gemakkelijk in-
en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
gemakkelijk in- en uitstappen.
OPMERKING: Deze functie kan
worden in- of uitgeschakeld met
de programmeerbare functies van
het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Als uw auto
niet is voorzien van een EVIC, kan
uw dealer deze functie voor u in-
en uitschakelen. Raadpleeg "Elek-
tronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie. OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Om de motorkap te openen, moeten er
twee vergrendelingen worden ont-
grendeld.
1. Trek aan de motorkapgrendel aan
het instrumentenpaneel onder de
stuurkolom.
2. Ga vóór de auto staan en kijk in
het midden onder de motorkap. Zoek
de veiligheidsvergrendeling en druk
deze naar beneden terwijl u tegelijker-
tijd de motorkap optilt.
Houd de motorkap omhoog met de
steunstang.
LET OP!
Om beschadigingen te voorkomen
mag u de motorkap niet hard dicht-
slaan. Laat de motorkap zakken
totdat de opening circa 30 cm be-
draagt en laat de kap vervolgens
vallen. Zo worden beide vergrende-
lingen gesloten. Rijd nooit met uw
auto als de motorkap niet volledig
met beide vergrendelingen is geslo-
ten.
Motorkaphendel
Locatie van de veiligheidshendel
136
Page 143 of 404

WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of
de motorkap goed vergrendeld is.
Als de motorkap niet volledig ver-
grendeld is, kan hij opklappen tij-
dens rijden, waardoor uw zicht
wordt belemmerd. Als u deze waar-
schuwing niet opvolgt, kan dit ern-
stig en zelfs dodelijk letsel tot ge-
volg hebben.
VERLICHTING
Alle lampen behalve de waarschu-
wingsknipperlichten, het grootlicht
en het passeersignaal worden bediend
met de schakelaars links van de stuur-
kolom op het instrumentenpaneel. INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting gaat aan als u
een portier of de achterklep opent, bij
het activeren van de afstandsbedie-
ning of zodra u de dimmerknop in de
hoogste stand zet.
De interieurverlichting gaat automa-
tisch uit na ongeveer 10 minuten bij
de eerste activering en na 90 seconden
bij iedere daaropvolgende activering
tot de motor wordt gestart en er
sprake is van één van de volgende
zaken:
1. Een portier, schuifdeur of de ach-
terklep blijft open staan.
2. Een dakleeslampje blijft aan.
OPMERKING: Deze beveiliging
werkt alleen als de contactsleutel
niet in de contactschakelaar zit of
als het contact uitgeschakeld is.Indirecte verlichting (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Indirecte verlichting is strategisch ge-
plaatste zachte verlichting die speci-
fieke gebieden verlicht om de inzit-
tenden te helpen specifieke functies te
vinden bij nachtelijke ritten.
De bedieningsschakelaar voor de in-
directe verlichting bevindt zich rechts
van de dimschakelaar.
U activeert de indirecte ver-
lichting door de schakelaar
voor de indirecte verlich-
ting omhoog of omlaag te
draaien, waardoor de verlichting ster-
ker of zwakker wordt.Koplampschakelaar met bediening voor indirecte verlichting
Bedieningsschakelaar voor indirecte verlichting
137
Page 144 of 404

PARKEERLICHTENDraai de knop van de kop-
lampschakelaar naar de eerste
klikstand om de parkeerlichten in te
schakelen. Ook de instrumentenver-
lichting gaat nu aan.
KOPLAMPEN
Draai de koplampschake-
laar in de tweede klikstand
om de koplampen en de
stadslichten in te schakelen.
Ook de instrumentenverlichting gaat
nu aan.
De sterkte van de verlichting van het
instrumentenpaneel regelt u door de
dimmerknop omhoog of omlaag te
draaien. AUTOMATISCH
INSCHAKELENDE
KOPLAMPEN (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Dit systeem schakelt de koplampen
automatisch in of uit in overeenstem-
ming met de intensiteit van het omge-
vingslicht. U schakelt het systeem in
door de koplampschakelaar helemaal
naar links te draaien, zodat de indica-
tor naar de stand AUTO wijst. Bij
ingeschakeld systeem is de uitscha-
kelvertraging van de koplampen ook
ingeschakeld. Dit houdt in dat de
koplampen blijven branden tot 90 se-
conden nadat u het contact hebt uit-
geschakeld. Om het automatische sys-
teem uit te zetten, draait u de
koplampschakelaar naar links in de
stand "O" (uit).
OPMERKING: Bij ingeschakelde
automatische stand gaan de kop-
lampen pas branden zodra de mo-
tor draait.KOPLAMPEN AAN BIJ
INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als de koplampen in de modus Auto-
matisch staan en de motor draait,
gaan de koplampen automatisch
branden wanneer de ruitenwisser
wordt ingeschakeld. Wanneer de kop-
lampen via deze functie zijn ingescha-
keld, gaan ze uit wanneer u de ruiten-
wissers uitschakelt. De functie
"Koplampen aan bij ingeschakelde
ruitenwissers" kan worden aangetrof-
fen bij auto's met een automatisch
koplampsysteem. Raadpleeg de para-
graaf "Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC)/Door de klant te
programmeren functies" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel" voor
meer informatie hierover.138