Page 265 of 404

LET OP!
Om schade aan de startmotor te
voorkomen, wacht u 10 tot 15 se-
conden voordat u het nogmaals
probeert.
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental wordt auto-
matisch geregeld en neemt af naar-
mate de motor warmer wordt.
NORMAAL STARTEN —
DIESELMOTOR
1. Draai de contactschakelaar in de
stand ON.
2. Kijk naar het controlelampje
"Wachten met starten" in de instru-
mentengroep. Raadpleeg de para-
graaf "Instrumentengroep" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Dit zal
twee tot tien seconden branden, af-
hankelijk van de motortemperatuur.
Wanneer het controlelampje "Wach-
ten met starten" uitgaat, is de motor
gereed om te worden gestart. 3. DRUK NIET op het gaspedaal.
Draai de contactschakelaar in de
stand "START" en laat los zodra de
motor aanslaat.
LET OP!
Om schade aan de startmotor te
voorkomen, mag u deze NIET lan-
ger dan 15 seconden per keer laten
draaien. Wacht 10 tot 15 seconden
voor u het opnieuw probeert.
4. Laat de motor na het starten nog
ca. 30 seconden stationair draaien
voordat u gaat rijden. Dit zorgt ervoor
dat de olie circuleert en de turbocom-
pressor wordt gesmeerd.
Aandachtspunten voor starten en
rijden — dieselmotorenWAARSCHUWING!
Giet NOOIT brandstof of een an-
dere ontvlambare vloeistof in de
luchtinlaat van de motor om de
auto te starten. Hierdoor kunnen
steekvlammen ontstaan die ernstig
letsel kunnen veroorzaken. Een koude motor kan beschadigd
raken als u deze tijdens het rijden of
stationair met hoge toerentallen
laat draaien.
Voordat u een turbodieselmotor uitzet, moet u de motor altijd naar
normaal stationair toerental laten
terugkeren en enkele seconden sta-
tionair laten draaien. Op deze ma-
nier wordt de turbocompressor vol-
doende gesmeerd. Dit is vooral van
belang na zware ritten.
Turbocompressor afkoelen
OPMERKING: Door de motor
stationair te laten lopen na een
lange rit krijgt de turbine-unit de
kans om af te koelen tot een nor-
male bedrijfstemperatuur.
Hanteer het volgende schema om te
bepalen hoeveel stationaire draaitijd
nodig is om de turbocompressor vol-
doende te koelen voordat u de motor
afzet, afhankelijk van de rijwijze en
de belading van de auto.
259
Page 266 of 404

Afkoelschema turbocompressor
Rij-
omstandigheden Lading
Temperatuur
turbocompressor Tijd stationair (in minuten)
voor uitschakelen
Stop & Go LeegKoudMinder dan 1
Stop & Go Gemiddeld Warm 1
Snelwegen Gemiddeld Warm 2
Stadsverkeer Max. belasting Warm3
Snelwegen Max. belasting Warm4
Hellingen Max. belasting Heet5
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voor-
zorgsmaatregelen niet in acht geno-
men worden:
Schakel alleen naar PARK als de auto volledig stilstaat.
Schakel alleen naar of uit RE- VERSE, als de auto volledig stil-
staat en de motor stationair
draait.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Schakel niet tussen PARK, RE- VERSE, NEUTRAL of DRIVE
bij een hoger motortoerental dan
stationair.
Als u naar een versnelling scha- kelt, moet u het rempedaal stevig
ingetrapt houden.
OPMERKING: U moet het rempe-
daal ingetrapt houden wanneer u
uit PARK schakelt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk de schakelhen- del uit de stand PARK of NEU-
TRAL te zetten wanneer het mo-
tortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal
niet stevig ingetrapt houdt, kan
de auto snel naar voren of achte-
ren schieten. U loopt in dat geval
het risico de controle over de auto
te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel uitsluitend
naar een versnelling als de motor
normaal stationair draait terwijl
u het rempedaal stevig intrapt.
(Vervolgd)
260
Page 267 of 404

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
schakelhendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat, wordt de
schakelhendel in de stand PARK
vergrendeld, waardoor de auto
niet ongewenst in beweging kan
komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en
laat het contact van auto's met
Keyless EnterNGo™ niet in de
stand ACC of ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen zetten.
SLEUTELBLOKKERING
Omdat deze auto is uitgerust met een
sleutelblokkering, moet de keuzehen-
del in de stand PARK worden gezet voordat de contactschakelaar naar de
stand LOCK/OFF kan worden ge-
draaid. De sleutelhouder kan alleen
worden verwijderd wanneer de con-
tactschakelaar in de stand LOCK/
OFF staat. Wanneer de sleutelhouder
eenmaal is verwijderd, is de keuze-
hendel vergrendeld in de stand PARK.
OPMERKING: Wanneer er een
storing optreedt, zal het systeem de
sleutelhouder in de contactscha-
kelaar blokkeren, om u zo te waar-
schuwen dat deze beveiliging niet
meer werkt. U kunt de motor star-
ten en afzetten, maar u kunt de
sleutelhouder niet uit het contact-
slot nemen zolang u de auto niet
voor onderhoud heeft aangeboden.
BLOKKEERSYSTEEM
REM/TRANSMISSIE
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor
zorgt dat de schakelhendel in de stand
PARK blijft tenzij het rempedaal
wordt ingetrapt. Om de schakelhen-
del uit de stand PARK te kunnen be-
wegen, moet de contactschakelaar in
261
Page 268 of 404

de stand ON/RUN worden gezet (met
draaiende motor of niet) en moet het
rempedaal zijn ingetrapt.
ZESTRAPS
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE
De indicator voor de standen van de
schakelhendel (in de instrumenten-
groep) geeft de schakelgroep aan. U
moet het rempedaal ingetrapt houden
om de schakelhendel uit de stand
PARK te kunnen bewegen (raadpleeg
de paragraaf "Schakelblokkeersys-
teem" in dit hoofdstuk voor meer in-
formatie). Om te gaan rijden dient u
de schakelhendel vanuit de stand
PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend. Hierdoor kunnen de eer-
ste schakelingen bij een nieuwe auto
in het begin wat abrupt zijn. Dat is
echter normaal. Het nauwkeurigeschakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-
den.
U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gaspedaal hebt losgelaten en de
auto tot stilstand is gekomen. Houd
altijd uw voet op het rempedaal als u
naar deze standen schakelt.
De schakelhendel kan alleen in de
standen PARK, REVERSE, NEU-
TRAL en DRIVE worden gezet.
Handmatig schakelen is mogelijk met
behulp van Electronic Range Select
(ERS) (elektronisch schakelen), dat
verderop in dit hoofdstuk wordt be-
schreven. Als u de keuzehendel naar
links of rechts (–/ +) beweegt terwijl
deze in de stand DRIVE staat, wordt
de hoogste beschikbare versnellinggekozen en deze versnelling in de in-
strumentengroep weergegeven als 6,
5, 4, 3, 2 of 1.
VERSNELLINGEN
Laat de motor NOOIT met hoge toe-
rentallen draaien wanneer u vanuit de
standen PARK of NEUTRAL naar een
andere versnelling schakelt.
OPMERKING: Na het selecteren
van een versnelling moet u even
wachten tot de gekozen versnelling
is geactiveerd voordat u gas geeft.
Dit is met name belangrijk wan-
neer de motor koud is.
PARK
Deze stand vormt een aanvulling op
de parkeerrem en blokkeert de ver-
snellingsbak. In deze stand kunt u de
motor starten. Gebruik de stand
PARK nooit wanneer de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan wanneer
u de auto in deze stand achterlaat.
Wanneer u op een vlakke ondergrond
parkeert, kunt u de schakelhendel
eerst in PARK zetten en vervolgens de
handrem aantrekken.
Schakelhendel
262
Page 269 of 404

Als u op een helling parkeert, moet u
eerst de handrem aantrekken voordat
u de schakelhendel in de stand PARK
zet. Anders kan het door de belasting
van het schakelblokkeersysteem veel
moeite kosten om de schakelhendel
uit de stand PARK te bewegen. Als
extra voorzorgsmaatregel kunt u op
een opwaartse helling de voorwielen
naar de stoeprand toe draaien en op
een neerwaartse helling van de stoep-
rand af.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk de schakelhen-del uit de stand PARK of NEU-
TRAL te zetten wanneer het mo-
tortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal
niet stevig ingetrapt houdt, kan
de auto snel naar voren of achte-
ren schieten. U loopt in dat geval
het risico de controle over de auto
te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel pas naar
een versnelling wanneer de motor
normaal stationair draait en u
met uw voet krachtig het rempe-
daal ingetrapt houdt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
schakelhendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat, wordt de
schakelhendel in de stand PARK
vergrendeld, waardoor de auto
niet ongewenst in beweging kan
komen.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten.
(Vervolgd)
263
Page 270 of 404

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het achterlaten van kinderen zonder toezicht in een auto is om
verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet slinge- ren in of nabij de auto. Een kind
zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zet-
ten.LET OP!
Voordat u de schakelhendel uit destand PARK beweegt, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de
schakelhendel beschadigd raken.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien als u vanuit
de standen PARK of NEUTRAL
naar een andere versnelling scha-
kelt. Anders kan schade aan de
aandrijflijn ontstaan.
U kunt aan de hand van de volgende
indicatoren controleren of u de scha-
kelhendel in de stand PARK hebt ge-
zet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de versnellings-
pook dan krachtig helemaal naar
voren en naar links totdat de pook
stopt en volledig op zijn plaats zit.
Controleer de versnellingsindicator en kijk of de stand PARK wordt
aangegeven.
Controleer of de schakelhendel niet uit de stand PARK kan worden be-
wogen wanneer u het rempedaal
niet bedient. REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te
rijden. Schakel alleen naar REVERSE
als de auto volledig stilstaat.
NEUTRAL
Gebruik deze stand wanneer de auto
langere tijd stilstaat met draaiende
motor. In deze stand kunt u de motor
starten. Trek de handrem aan en
schakel naar PARK wanneer u wilt
uitstappen.
WAARSCHUWING!
Laat de auto niet uitrollen in de
stand NEUTRAL en schakel nooit
het contact uit om in vrijloop een
helling af te dalen. Dit zijn onveilige
handelingen waarbij u minder snel
kunt reageren op veranderingen
van het verkeer of wegomstandig-
heden. U zou de macht over het
stuur kunnen verliezen en een aan-
rijding kunnen veroorzaken.
264
Page 271 of 404

LET OP!
De auto laten slepen, laten uitrollen
en om andere redenen rijden terwijl
de versnellingsbak in de neutraal-
stand staat, kan ernstige schade
aan de versnellingsbak tot gevolg
hebben. Raadpleeg voor meer in-
formatie "Slepen achter een cam-
per" onder "Starten en bedienen"
en "Een defect voertuig slepen" on-
der "Wat te doen in noodgevallen".
DRIVE
Deze stand is bedoeld voor het rijden
in de stad en op de grote weg. In deze
stand schakelt de versnellingsbak het
soepelst en rijdt u het zuinigst. De
transmissie schakelt automatisch op
via de eerste underdrive-versnelling,
tweede, derde en vierde versnelling,
vijfde prise-direct-versnelling en de
zesde overdrive-versnelling. De stand
DRIVE zorgt voor optimale rijeigen-
schappen onder alle normale omstan-
digheden.
Als u veelvuldig moet schakelen (bij-
voorbeeld wanneer de auto zwaar is
beladen, op heuvelachtig terrein, bij krachtige tegenwind of als een zware
aanhanger wordt getrokken), ge-
bruikt u Electronic Range Select
(ERS) (elektronisch schakelen), dat
verderop in dit hoofdstuk wordt be-
schreven, om een lagere versnelling te
kiezen. Onder deze omstandigheden
presteert de auto beter in een lagere
versnelling en wordt de levensduur
van de transmissie verlengd omdat
het schakelen wordt beperkt en zich
minder hitte ontwikkelt.
Bij lage temperaturen kan de werking
van de transmissie veranderen afhan-
kelijk van de temperatuur van de mo-
tor en de transmissie alsmede van de
rijsnelheid. Dit zorgt ervoor dat de
motor en de versnellingsbak sneller
opwarmen zodat maximale efficiëntie
wordt bereikt. Het aangrijpen van de
koppelomvormerkoppeling wordt te-
gengehouden totdat de transmissie-
vloeistof op bedrijfstemperatuur is
(raadpleeg “Opmerking” onder
“Koppelomvormerkoppeling” in dit
hoofdstuk). Bij extreem lage tempera-
turen (27°C of lager) kan de werking
kortstondig tot alleen de 3e versnel-
ling beperkt blijven. De normale wer-
king wordt hersteld zodra de versnel-
lingsbaktemperatuur voldoende is
gestegen.
Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,
wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze mo-
dus blijft de transmissie in de 3e ver-
snelling, ongeacht welke
vooruitversnelling is gekozen. PARK,
REVERSE en NEUTRAAL blijven
wel werken. Het is mogelijk dat het
storingslampje brandt. Dankzij de
noodloopmodus kan de auto voor re-
paratie naar een erkende dealer wor-
den gereden zonder dat de versnel-
lingsbak beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
265
Page 272 of 404

worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de motor af.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw
erkende dealer. Uw erkende dea-
ler kan met speciale diagnoseap-
paratuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan
voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak
mogelijk is, is service door de erkende
dealer noodzakelijk.Bediening Electronic Range
Select (ERS, elektronisch
schakelen)
Met Electronic Range Select (ERS)
(elektronisch schakelen) kan de be-
stuurder instellen welke versnelling
de hoogst beschikbare is wanneer de
keuzehendel in de stand DRIVE staat.
Als u de schakelhendel bijvoorbeeld
in de derde versnelling zet, zal er niet
worden opgeschakeld naar een hogere
versnelling, maar wel normaal wor-
den teruggeschakeld naar de tweede
en eerste versnelling.
U kunt bij elke rijsnelheid schakelen
tussen de stand DRIVE en de ERS-
modus. Wanneer de keuzehendel in de
stand DRIVE staat, werkt de versnel-
lingsbak automatisch en wordt er ge-
schakeld tussen alle beschikbare ver-
snellingen. Als u de keuzehendel kort
naar links (-) duwt, wordt de ERS-
modus geactiveerd, waarna de hui-
dige versnelling wordt getoond in de
instrumentengroep en deze versnel-
ling wordt ingesteld als hoogste be-
schikbare versnelling. Als u in de
ERS-modus de keuzehendel kort naar
links (-) of rechts (+) duwt, wordt een
andere versnelling ingesteld als hoog-
ste beschikbare versnelling.
Als u de ERS-modus wilt beëindigen,
houdt u de keuzehendel naar rechts
(+) gedrukt totdat de indicator van de
keuzehendel in de instrumentengroep
opnieuw de letter "D" weergeeft.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug
om te remmen op de motor. Hier-
door kunnen de aangedreven wie-
len hun grip verliezen, waardoor de
auto in een slip kan raken, wat op
zijn beurt kan leiden tot een onge-
val en letsel.
266