Page 89 of 404

BEKERHOUDERS INSTRUMENTENPANEEL . .164
SUPERCONSOLE(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .164
BEKERHOUDERS IN PREMIUM-CONSOLE (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .165
FLESSENHOUDERS IN HET INTERIEUR . . . .165
ROKERSPAKKET (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .166
OPBERGRUIMTE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .166
HANDSCHOENENKASTJE . . . . . . . . . . . . . . . .166
OPBERGRUIMTE BEKLEDINGSPANEELPORTIER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .166
OPBERGRUIMTE ACHTERKANT RUGLEUNING BESTUURDER
(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .167
PARAPLUHOUDER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .167
OPBERGRUIMTE IN VLOER TWEEDE ZITRIJ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .167
VEILIGHEIDSWAARSCHUWING OPBERGBAK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .168
OPBERGRUIMTE IN DAKCONSOLES MIDDEN EN ACHTERIN
(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .169
KLEDINGHAKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .169
LAADRUIMTE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .169
CONSOLE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .170
BASISCONSOLE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .170
PREMIUM-CONSOLE(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .171
83
Page 90 of 404
SUPERCONSOLE(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .172
LAADRUIMTE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .173
OPLAADBARE ZAKLAMP(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .173
ACHTERRUITFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .174
ACHTERRUITVERWARMING . . . . . . . . . . . . . .174
IMPERIAAL (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .175
DWARSDRAGERS AANBRENGEN . . . . . . . . . .175
KOPLAMPSPROEIERS (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .177
ZONNESCHERMEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .178
84
Page 91 of 404

SPIEGELS
BINNENSPIEGEL MET
DAG-/NACHTSTAND (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Via een dubbel scharniersysteem kunt
u de spiegel horizontaal en verticaal
verstellen. Stel de spiegel zo in dat u
door het midden van de achterruit
kijkt.
U kunt hinderlijke weerspiegeling van
koplampen verminderen door het
hendeltje onder de spiegel in de
nachtstand te zetten (naar de achter-
kant van de auto bewegen). Stel de
spiegel af terwijl deze in de dagstand
staat (naar de voorruit toe).BINNENSPIEGEL MET
AUTOMATISCHE
DIMSTAND (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze spiegel wordt automatisch aan-
gepast aan hinderlijke weerspiegeling
van de koplampen van achterliggers.
U kunt deze functie in- of uitschake-
len door de knop onder aan de spiegel
in te drukken. Links naast de knop
gaat een lampje branden als de dim-
functie actief is. De sensor rechts van
de knop gaat niet branden.
OPMERKING: Tijdens het ach-
teruitrijden wordt deze functie
uitgeschakeld.
LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet
te beschadigen mag reinigings-
vloeistof nooit rechtstreeks op de
spiegel worden gespoten. Breng de
vloeistof aan op een schone doek en
wrijf de spiegel daarmee schoon.
BUITENSPIEGELS
Voor een optimaal resultaat dient u de
spiegels zo af te stellen dat u de naast-
liggende rijbaan goed in het zicht hebt
en er tevens een geringe overlapping is
met het zicht in de binnenspiegel.WAARSCHUWING!
Voertuigen en andere objecten lij-
ken in de bolle spiegel kleiner en
verder weg dan ze in werkelijkheid
zijn. Als u te veel op uw buitenspie-
gels vertrouwt, kunt u in botsing
komen met een ander voertuig of
object. Gebruik uw binnenspiegel
om de grootte van of de afstand tot
een voertuig te schatten dat u in de
buitenspiegel ziet.
Met de hand verstelbare achteruitkijkspiegel
Binnenspiegel met automatische dimstand
85
Page 92 of 404

LINKERBUITENSPIEGEL
MET AUTOMATISCHE
DIMSTAND (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze linkerbuitenspiegel wordt auto-
matisch aangepast aan hinderlijke
weerspiegeling van de koplampen van
achterliggers. Deze functie wordt ge-
regeld door de binnenspiegel met au-
tomatische dimstand en kan worden
in- of uitgeschakeld door op de knop
onder aan de binnenspiegel te druk-
ken. Deze spiegel wordt automatisch
aangepast aan hinderlijke weerspie-
geling van de koplampen van achter-
liggers wanneer de binnenspiegel
wordt aangepast.
INKLAPBARE
BUITENSPIEGELS
Alle buitenspiegels kunnen naar vo-
ren of naar achteren scharnieren om
beschadigingen te voorkomen. De
scharnieren kennen drie standen: vol-
ledig naar voren, volledig naar achte-
ren en normaal.ELEKTRISCH BEDIENDE
BUITENSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De bedieningselementen voor de elek-
trisch bediende buitenspiegels bevin-
den zich op het bekledingspaneel van
het bestuurdersportier.
De bedieningselementen van de elek-
trisch bediende buitenspiegels be-
staan uit knoppen voor het selecteren
van de spiegels en een schakelaar met
vier richtingen voor het bedienen van
de spiegels. Als u een spiegel wilt ver-
stellen, drukt u op de knop L (links)
of R (rechts) om de gewenste spiegel
te selecteren.OPMERKING: Een lampje in de
knop geeft dan aan dat de spiegel
is geactiveerd en kan worden ver-
steld.
Druk vervolgens op een van de pijltjes
op de schakelaar voor het bedienen
van de spiegels om de spiegel in de
richting van de pijl te bewegen.
U kunt geprogrammeerde spiegel-
standen voor de bestuurderszijde re-
gelen met de optionele geheugenstoel-
functie. Raadpleeg de paragraaf
"Geheugenstoel" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover.
VERWARMDE
BUITENSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Deze buitenspiegels worden
verwarmd om ijs te ontdooien.
Deze functie wordt geactiveerd wan-
neer u de achterruitverwarming in-
schakelt. Raadpleeg de paragraaf
Bedieningselementen van de
elektrisch bediende buitenspiegels
86
Page 93 of 404

"Achterruitfuncties" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover.
SPIEGELS KANTELEN BIJ
ACHTERUITRIJDEN (alleen
aanwezig met
geheugenstoel), (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Met deze functie worden de buiten-
spiegels automatisch gekanteld bij
achteruitrijden zodat de bestuurder
de grond achter de voorportieren kan
zien. De linkerbuitenspiegel beweegt
iets omlaag op het moment dat naar
de achteruitversnelling wordt gescha-
keld. De linkerbuitenspiegel keert
vervolgens terug naar zijn oorspron-
kelijke positie wanneer een andere
versnelling wordt gekozen. Elke opge-
slagen geheugeninstelling heeft een
bijbehorende positie voor het kante-
len van spiegels bij achteruitrijden.OPMERKING: De functie Tilt
Mirrors In Reverse (spiegels kan-
telen bij achteruitrijden) is af-
fabriek niet geactiveerd. De func-
tie Tilt Mirrors In Reverse (spiegels
kantelen bij achteruitrijden) kan
worden in- of uitgeschakeld in het
elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC). Raadpleeg de pa-
ragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)/Door de
klant te programmeren functies"
in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie
hierover.
ELEKTRISCH
INKLAPBARE SPIEGELS
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De schakelaar voor de elektrische in-
klapbare spiegels bevindt zich tussen
de spiegelschakelaars L (links) en R
(rechts). Druk eenmaal op de schake-
laar om de spiegels in te klappen en
druk nogmaals op de schakelaar om
de spiegels naar de normale rijstand
terug te klappen.
Als de spiegels zich in de ingeklapte
stand bevinden en de snelheid van het
voertuig is gelijk aan of hoger dan
16 km/u, worden ze automatisch uit-
geklapt.
Schakelaar elektrisch inklapbare
spiegels
87
Page 94 of 404

VERLICHTE MAKE-
UPSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Op de zonneklep bevindt zich een ver-
lichte make-upspiegel. Als u deze
spiegel wilt gebruiken, klapt u de zon-
neklep omlaag en het spiegelklepje
omhoog. De verlichting gaat dan au-
tomatisch aan. Als u het spiegelklepje
sluit, wordt de verlichting uitgescha-
keld.
DODEHOEKBEWAKING
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het systeem voor dodehoekbewaking
maakt gebruik van twee radarsenso-
ren in de achterbumper en detecteertmotorvoertuigen (auto's, vrachtwa-
gens, motorfietsen, etc.) die vanaf de
achterzijde, voorzijde of zijkant van
de auto in de dode hoek bewegen.
Na het starten van de auto gaat het
waarschuwingslampje van de dode-
hoekbewaking in de beide buitenspie-
gels kort branden om de bestuurder te
laten weten dat het systeem is geacti-
veerd. De sensoren van de dodehoek-
bewaking zijn in werking wanneer
naar een van de vooruitversnellingen
of de achteruitversnelling is gescha-
keld en worden in de stand-by-modus
gezet wanneer naar de parkeerstand
(PARK) is geschakeld.
De detectiezone van de dodehoekbe-
waking bestrijkt een rijstrook van
3,35 m breed aan beide zijden van het
voertuig. De zone begint bij de buiten-
spiegel en bestrijkt een gebied tot on-
geveer 6 m achter de auto. Het sys-
teem bewaakt de detectiezones aan
beide zijden van de auto vanaf het
moment dat een snelheid van onge-
veer 10 km/u of hoger wordt bereikt
en waarschuwt de bestuurder voor
voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking waar-
schuwt de bestuurder NIET voor
snel naderende voertuigen die
zich buiten de detectiezones be-
vinden.
De detectiezone van de dode- hoekbewaking VERANDERT
NIET wanneer een aanhanger
aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is
gekoppeld, moet u zelf kijken of
de rijbaan naast u vrij is voor
zowel uw auto als de aanhanger,
voordat u van rijbaan wisselt.
Wanneer de aanhanger of een
ander object (bijvoorbeeld een
fiets) uitsteekt aan de zijkant
van uw auto, is het mogelijk dat
Verlichte spiegel
Detectiezones achter
88
Page 95 of 404

het waarschuwingslampje van
de dodehoekbewaking blijft
branden zolang naar een voor-
uitversnelling is geschakeld.
Voor een correcte werking van de do-
dehoekbewaking moet de achterkant
van de auto waar zich de radarsenso-
ren bevinden, vrij zijn van sneeuw, ijs
en vuil. De achterkant van de auto
waar zich de radarsensoren bevinden,
mag niet worden geblokkeerd door
vreemde voorwerpen (bumperstic-
kers, fietsendrager, enz.).
De dodehoekbewaking waarschuwt
de bestuurder voor objecten binnen
de detectiezones door het oplichten
van een waarschuwingslampje in de
buitenspiegels, een geluidsignaal en
verlagen van het volume van de radio. Raadpleeg het hoofdstuk "Bedrijfs-
modi" voor meer informatie hierover.
De dodehoekbewaking controleert de
detectiezone tijdens het rijden vanuit
drie verschillende punten (zijkant,
achter- en voorzijde) om te beoorde-
len of een waarschuwing noodzakelijk
is. De dodehoekbewaking zal een
waarschuwing geven wanneer voer-
tuigen vanuit de volgende richtingen
in de zone komen.
In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijba-
nen links of rechts van uw auto.
In de zone komen vanaf de achter-
zijde
Achteropkomende voertuigen aan
beide zijden van uw auto die de detec-
tiezone binnenkomen met een rela-
tieve snelheid lager dan 48 km/u.
Inhalend verkeer
Als u een andere auto langzaam in-
haalt met een relatieve snelheid lager
Sensorlocaties
Waarschuwingslampje
dodehoekbewaking
Bewaking van zijkantBewaking van achterzijde
89
Page 96 of 404

dan 16 km/u en deze auto blijft gedu-
rende ongeveer 1,5 seconde in de dode
hoek, dan gaat het waarschuwings-
lampje branden. Wanneer het verschil
in snelheid tussen de twee auto's gro-
ter is dan 16 km/u, dan gaat het waar-
schuwingslampje niet branden.
De dodehoekbewaking is zodanig ont-
worpen, dat geen waarschuwing
wordt gegeven voor stilstaande objec-
ten, zoals vangrails, palen, muren,bomen en planten, etc. Het is echter
mogelijk dat het systeem af en toe
toch zal waarschuwen voor dergelijke
objecten. Dit is normaal en betekent
niet dat er iets aan uw auto mankeert.
De dodehoekbewaking waarschuwt
niet voor objecten die zich in tegenge-
stelde rijrichting verplaatsen op de
naastgelegen rijbanen.
WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewa-
king dient slechts als hulpmiddel
voor het detecteren van objecten
die zich in de dode hoeken bevin-
den. De dodehoekbewaking is niet
bedoeld voor het detecteren van
voetgangers, fietsers of dieren. Ook
wanneer uw auto is uitgerust met
dodehoekbewaking, moet u altijd
uw spiegels gebruiken, over uw
schouder kijken en de richtingaan-
wijzer inschakelen voordat u van
rijbaan wisselt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel.
REAR CROSS PATH (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De voorziening Rear Cross Path
(RCP) is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder bij het achteruit wegrij-
den uit parkeerplaatsen, waarbij het
zicht op naderende voertuigen moge-
lijk wordt belemmerd. Rijd langzaam
en voorzichtig uit de parkeerplaats
totdat de achterzijde van de auto is
Inhalen/naderenInhalen/passeren
Stilstaande objecten
Tegemoetkomend verkeer
90