Page 73 of 404

losgelaten om terug te rollen. Raad-
pleeg de paragraaf "Automatische
blokkeerfunctie" voor meer infor-
matie hierover.
Op de achterbank is het soms lastig om de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordelopening op het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het
korte gordelgedeelte aan de slui-
tingzijde enkele keren rond om dit
gedeelte korter te maken. Zet de
gesp weer vast in de gespsluiting,
met de ontgrendelknop naar buiten
gericht.
Als u de gordel nog steeds niet kunt aantrekken of als door trekken en
duwen aan het kinderzitje de gordel
loskomt, maak dan de gesp los uit
de sluiting. Draai vervolgens de
gespsluiting om en steek de gesp
opnieuw in de sluiting. Als het kin-
derzitje dan nog steeds niet stevig is
vastgezet, probeer dan een andere
zitpositie. Gesp het kind in het zitje vast vol-
gens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje
niet gebruikt, zet dit dan vast met
de veiligheidsgordel of verwijder
het uit de auto. Laat het zitje nooit
los in de auto liggen. Bij een nood-
stop of aanrijding kan het zitje de
inzittenden of de rugleuningen van
de stoelen raken en ernstig letsel
veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
Iedere personenauto is uit-
gerust met het zogeheten
ISOFIX-
bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Er zijn twee ISOFIX-
bevestigingssystemen voor kinderzit-
jes geïnstalleerd op alle zitplaatsen op
de tweede rij en in het midden op alle
neerklapbare zitplaatsen op de derde rij. Zitplaatsen op de tweede rij heb-
ben ook bevestigingsbanden aan de
achterkant van de rugleuning. Verder
zijn alle neerklapbare zitplaatsen op
de derde rij uitgerust met een anker-
punt voor bevestigingsbanden bij de
zitplaats in het midden.
OPMERKING:
Wanneer u het ISOFIX-
bevestigingssysteem gebruikt
om een kinderzitje te installe-
ren, moet u ervoor zorgen dat
alle veiligheidsgordels die op
dat moment niet worden ge-
bruikt, buiten het bereik van
kinderen worden gehouden. Het
is raadzaam voordat het kinder-
zitje wordt aangebracht de vei-
ligheidsgordel achter het zitje
om vast te gespen, buiten bereik
van het kind. Als de vastgegespte
veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinder-
zitje, leidt u de veiligheidsgordel
door de gordelopening van het
kinderzitje en gespt u deze ver-
volgens vast, in plaats van de
veiligheidsgordel achter het zitje
67
Page 74 of 404

te leiden. Hierdoor blijft de vei-
ligheidsgordel buiten bereik van
een nieuwsgierig kind. Wijs alle
kinderen in de auto erop dat een
veiligheidsgordel geen speel-
goed is, en dat ze er niet mee
mogen spelen. Laat kinderen
nooit zonder begeleiding achter
in de auto.
Als het kinderzitje niet compati- bel is met het ISOFIX-
bevestigingssysteem, bevestigt u
het zitje met behulp van de vei-
ligheidsgordels.
Onderste bevestigspunten aanbren-
gen:
1. De onderste bevestigingspunten in
de auto zijn ronde stangen, die tussen
de rugleuning en de zitting zijn aan-
gebracht.
2. Maak het stelmechanisme aan de
onderste banden van het kinderzitje
los (raadpleeg de aanwijzingen bij het
kinderzitje) om het plaatsen te verge-
makkelijken. OPMERKING: Het is raadzaam
de bovenste bevestigingsband los
te maken en losjes in positie te
brengen alvorens de onderste an-
kerpunten vast te zetten, zodat de
bovenste band niet klem komt te
zitten tussen de autostoel en het
kinderzitje.
3. Bevestig de onderste banden van
het kinderzitje aan de onderste veran-
keringsstangen van de auto. Contro-
leer of de onderste bevestigingsband
stevig is aangetrokken en de haak ste-
vig vastzit.
4. Trek de onderste bevestigingsband
strak terwijl u het kinderzitje stevig
naar achteren en omlaag tegen de au-
tostoel drukt. Zorg dat de onderste
bevestigingsbanden op alle punten
strak zijn getrokken. Raadpleeg de
instructies bij het kinderzitje voor in-
formatie over het strak trekken van de
banden.
Bovenste bevestigingsband aan-
brengen (met onderste bevestigings-
punten of veiligheidsgordel):
1. Leid de bovenste bevestigings-
band tussen de stalen stangen onder
de verstelbare hoofdsteun.
ISOFIX-ankerpunten (afbeelding van
de ankerpunten op de tweede zitrij)ISOFIX-ankerpunten (afbeelding van de ankerpunten in de derde 60/40-zitrij)
68
Page 75 of 404

2. Zorg dat er voldoende speling is
(raadpleeg de instructies bij het kin-
derzitje) om de bovenste bevestigings-
band te bevestigen aan het ankerpunt
bij de onderzijde van de rugleuning.
3. Klik de haak van de bevestigings-
band vast in het ankerpunt. Contro-
leer of de haak stevig en veilig is ver-
grendeld.
4. Trek de riemen strak en zet de
bevestigingsband vast volgens de in-
structies van de fabrikant van het kin-
derzitje.
OPMERKING: De bovenste be-
vestigingsband moet altijd zijn
vergrendeld, ongeacht of het kin-
derzitje is vastgezet met de onder-
ste ankerpunten of met de veilig-
heidsgordel van de auto.
WAARSCHUWING!
Als een bevestigingsband verkeerd
is vastgemaakt, zal het kind het
hoofd misschien te veel kunnen be-
wegen en kan het kind letsel oplo-
pen. Gebruik alleen de ankerpun-
ten direct achter het kinderzitje om
de bovenste bevestigingsband van
het kinderzitje vast te maken.
OPMERKING: Als het kinderzitje
niet compatibel is met het ISOFIX-
bevestigingssysteem, bevestigt u
het zitje met behulp van de veilig-
heidsgordels.
Aangezien de introductie van de lage
ankerpunten voor personenauto's en-
kele jaren zal vergen, zullen kinderzit-
jes met bevestigingen voor dergelijke
verankeringspunten voorlopig ook
voorzieningen hebben voor bevesti-
ging met behulp van de heup- of drie-
puntsgordels. Ze zijn tevens voorzien
van bevestigingsbanden. Maak ge-
bruik van alle beschikbare bevesti-
gingsmiddelen om het kinderzitje ste-
vig in de auto te bevestigen.
Vastmaken van bevestigingsband op de achterbank (afbeelding van het ankerpunt op de tweede zitrij)ISOFIX-ankerpunten (afbeelding van
het ankerpunt op de derde 60/40-zitrij)
69
Page 76 of 404

OPMERKING: Wanneer u het
ISOFIX-bevestigingssysteem ge-
bruikt om een kinderzitje te in-
stalleren, moet u ervoor zorgen dat
alle veiligheidsgordels die op dat
moment niet worden gebruikt,
buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Het is raad-
zaam voordat het kinderzitje
wordt aangebracht de veiligheids-
gordel achter het zitje om vast te
gespen, buiten bereik van het
kind. Als de vastgegespte veilig-
heidsgordel in de weg zit bij de
installatie van het kinderzitje,
leidt u de veiligheidsgordel door
de gordelopening van het kinder-
zitje en gespt u deze vervolgens
vast, in plaats van de veiligheids-
gordel achter het zitje te leiden.
Hierdoor blijft de veiligheidsgor-
del buiten bereik van een nieuws-
gierig kind. Wijs alle kinderen in
de auto erop dat een veiligheids-
gordel geen speelgoed is, en dat ze
er niet mee mogen spelen. Laat
kinderen nooit zonder begeleiding
achter in de auto.Kinderzitje installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen zijn voorzien van een
automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme, dat wordt gebruikt voor het
bevestigen van een kinderzitje. Bij
deze gordeltypen kan het heupge-
deelte van de gordel stevig rond het
kinderzitje worden getrokken, zodat
geen borgklem gebruikt hoeft te wor-
den. Het automatisch blokkerend op-
rolmechanisme produceert een rate-
lend geluid als u de gordel helemaal
uit het oprolmechanisme trekt en ver-
volgens de gordel laat terugrollen.
Raadpleeg de paragraaf "Automati-
sche blokkeerfunctie" voor meer in-
formatie over het automatisch blok-
kerend oprolmechanisme. In
onderstaande tabel worden de zit-
plaatsen vermeld met een automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme
(ALR) of een geschakelde gor-
delspanner.
Be-
stuur- der Mid-
den Passa-
gier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR N.v.t. ALR
Derde rij ALR Vaste
gor-del ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
Kinderzitje met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme instal-
leren:
70
Page 77 of 404

1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met automatisch blokkerend op-
rolmechanisme trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om
deze door de gordelopening van het
kinderzitje te kunnen leiden. Schuif
de gesp in de gespsluiting totdat u een
'klik' hoort. Trek daarna de hele gor-
delband uit het oprolmechanisme en
laat de gordel vervolgens terugrollen
in het mechanisme. Terwijl de gordel
wordt opgerold hoort u een ratelge-
luid. Dit geeft aan dat de automati-
sche blokkeerfunctie is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Veiligheidsgordels gaan in de
loop van de van losser zitten. Daarom
dient u de gordel af en toe te contro-
leren en, indien nodig, aan te trekken.Kinderzitje installeren met een vaste
gesp:
1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met een vaste gesp trekt u vol-
doende gordelband uit het oprolme-
chanisme om deze door de
gordelopening van het kinderzitje te
kunnen leiden. Schuif de gesp in de
gespsluiting totdat u een 'klik' hoort.
2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Veiligheidsgordels gaan in de
loop van de van losser zitten. Daarom
dient u de gordel af en toe te contro-
leren en, indien nodig, aan te trekken.
Op de achterbank is het soms lastig
om de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordelopening op het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het
korte gordelgedeelte aan de slui-
tingzijde enkele keren rond om dit
gedeelte korter te maken. Zet de gesp weer vast in de gespsluiting,
met de ontgrendelknop naar buiten
gericht.
Als u de gordel nog steeds niet kunt aantrekken of als door trekken en
duwen aan het kinderzitje de gordel
loskomt, maak dan de gesp los uit
de sluiting. Draai vervolgens de
gespsluiting om en steek de gesp
opnieuw in de sluiting. Als het kin-
derzitje dan nog steeds niet stevig is
vastgezet, probeer dan een andere
zitpositie.
Een bevestigingsband van een kinder-
zitje bevestigen:
Leid de bevestigingsband volgens de kortste weg vanaf het ankerpunt
naar het kinderzitje, bij voorkeur
tussen de stangen onder de hoofd-
steun.
Het kinderzitje installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van
de fabrikant zorgvuldig op te volgen
bij het installeren van het kinderzitje.
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes
zijn aan beide zijden voorzien van
aparte banden, elk met een haak of
71
Page 78 of 404

een koppelstuk en een systeem voor
het verstellen van de band. In de rij-
richting geplaatste kinderzitjes en
sommige tegen de rijrichting in ge-
plaatste babyzitjes zijn ook voorzien
van een bevestigingsband, een haak
en een verstelmechanisme voor de
band. Niet alle kinderzitjes worden
geïnstalleerd volgens de beschrijving
in deze handleiding. Nogmaals: volg
nauwgezet de aanwijzingen van de fa-
brikant op wanneer u een kinderzitje
installeert.
In het algemeen maakt u eerst het
verstelmechanisme van het kinder-
zitje aan de onderste en bovenste be-
vestigingsbanden los, zodat u de haak
of het koppelstuk gemakkelijker aan
de lage verankeringspunten en aan de
verankeringspunten voor bevesti-
gingsbanden kunt vastmaken. Trek
vervolgens alle drie de banden aan
terwijl u het kinderzitje naar achteren
en omlaag tegen de zitting drukt.
Niet alle kinderzitjes worden geïnstal
leerd volgens de beschrijving in dezehandleiding. Nogmaals: volg nauwge-
zet de aanwijzingen van de fabrikant
op wanneer u een kinderzitje instal-
leert.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de
ISOFIX-ankerpunten kan ertoe lei-
den dat het kinderzitje niet goed
functioneert. Het kind kan daar-
door ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Volg daarom bij de beves-
tiging van een kinderzitje nauw-
keurig de aanwijzingen van de fa-
brikant.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als
een frontairbag wordt opgeblazen.
Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of aanrijding als een
projectiel door de auto worden geslin-
gerd en letsel oplopen of een passagier
verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerij-
den op de achterbank of in een speci-
ale reismand die is bevestigd met de
veiligheidsgordels. AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbren-
ging en as) van uw auto vereisen geen
lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de
eerste 100 km kunt u het beste een
snelheid tot 80 à 90 km/u aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt,
draagt nu en dan kort accelereren met
plankgas, binnen de grenzen van de
geldende verkeersregels, bij aan een
goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan
schadelijk zijn en moet worden ver-
meden.
De motorolie die in de fabriek in de
motor is aangebracht, is een energie-
besparend smeermiddel van een hoge
kwaliteit. Houd bij het verversen van
de olie rekening met de het te ver-
wachten klimaat waarin de auto
wordt gebruikt. Raadpleeg de para-
graaf "Onderhoudsprocedures" in het
hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen. GEBRUIK NOOIT
72
Page 79 of 404

NIET-REINIGENDE OF ONVER-
MENGDE MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor verbruikt tijdens
de eerste paar duizend kilometers mo-
gelijk iets meer olie. Dat is bij het
inrijden normaal en duidt niet op een
probleem.
Aanvullende vereisten voor
een dieselmotor
Vermijd bij de eerste 1500 km zware
belastingen, zoals bijvoorbeeld rijden
met volgas. Blijf onder 2/3 van het
maximale toelaatbare toerental voor
iedere versnelling. Schakel op het
juiste moment. Schakel niet terug om
af te remmen op de motor.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN
DE LAADRUIMTE.
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dierenachter in een geparkeerde auto bij
warm weer. De warmte in het in-
terieur kan ernstige gezondheids-
problemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren
in de laadruimte. Bij een ongeval
lopen personen in deze ruimte een
groter risico op ernstig of dodelijk
letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en veilig-
heidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel zit en op de juiste wijze
de veiligheidsgordel draagt. Uitlaatgas
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen gezond-
heidsproblemen veroorzaken of
zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide (CO), een kleur- en
geurloos gas. Het inademen ervan
kan bewusteloosheid en vergifti-
ging veroorzaken. Volg de volgende
veiligheidsvoorschriften om het in-
ademen van koolmonoxide te ver-
mijden:
Laat de motor niet langer in een
gesloten garage of ruimte draaien
dan noodzakelijk is om de auto te
verplaatsen.
Wanneer u met open kofferdeksel moet rijden, zorg er dan voor dat
alle ramen gesloten zijn en dat de
aanjager van de klimaatregeling
in een hoge stand staat. Schakel
de recirculatiestand NIET in.
(Vervolgd)
73
Page 80 of 404

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Als u in een geparkeerde auto moet zitten met een draaiende
motor, stel dan de verwarming of
de koeling zodanig af dat er bui-
tenlucht in de auto wordt aange-
zogen. Zet de aanjager op een
hoog toerental.
De beste bescherming tegen koolmo-
noxidevergiftiging is een goed onder-
houden uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid
is veranderd, uitlaatgassen in de auto
ruikt of als de onder- of achterzijde
van de auto is beschadigd, is er moge-
lijk sprake van lekkage in het uitlaat-
systeem. Laat een vakbekwame mon-
teur het volledige uitlaatsysteem en de
naburige carrosseriedelen controleren
op breuk, schade, slijtage of verplaat-
singen. Open naden of losse verbin-
dingen kunnen ertoe leiden dat uit-
laatgassen binnendringen in het
interieur. Laat het uitlaatsysteem ook
altijd controleren wanneer de auto op
een hefbrug wordt gezet voor het ver-
versen van smeervet of olie. Laat in-
dien nodig onderdelen vervangen. Aanbevolen
veiligheidscontroles in de
auto
Veiligheidsgordels
Controleer de veiligheidsgordels van
tijd tot tijd op scheuren, rafels en losse
delen. Laat beschadigde onderdelen
onmiddellijk vervangen. Probeer niet
zelf de gordels aan te passen of uit
elkaar te halen.
De gordelsystemen voorin moeten na
een aanrijding worden vervangen.
Gordelsystemen achterin moeten na
een aanrijding direct worden vervan-
gen als ze zijn beschadigd (oprolme-
chanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.). Wanneer er ook maar
enige twijfel bestaat over de toestand
van de gordels of de oprolmechanis-
men, laat de gordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Het lampje moet ter con-
trole vier tot acht seconden
branden nadat u de con-
tactschakelaar de eerste keer in de stand ON hebt gezet. Be-
zoek uw erkende als het lampje tij-
dens het starten niet gaat branden.
Als het blijft branden, knippert, of
oplicht tijdens het rijden, moet u het
systeem laten controleren door een
erkende.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ont-
dooistand te selecteren en de aanjager
in een hoge stand te zetten. U moet nu
de lucht kunnen voelen die langs de
voorruit geblazen wordt. Bezoek uw
erkende dealer als de ontdooi-
inrichting niet werkt.
Veiligheidsinformatie over
vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die
overeenkomen met de afmetingen van
de voetruimte van uw auto. U mag
alleen vloermatten gebruiken die het
gebied rondom de pedalen vrijlaten
en stevig vastzitten, zodat de matten
niet kunnen verschuiven, de beweging
van de pedalen kunnen belemmeren
of de veilige besturing van uw auto op
een andere manier kunnen hinderen.74