VERSTELBARE PEDALEN(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .145
CRUISECONTROL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .146 INSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .146
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN . . . . .146
UITSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .147
SNELHEID HERVATTEN . . . . . . . . . . . . . . . . .147
INGESTELDE SNELHEID AANPASSEN . . . . . .147
ACCELEREREN OM IN TE HALEN . . . . . . . . . .147
PARKSENSE® PARKEERSENSOREN ACHTER (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .148
PARKSENSE® SENSOREN . . . . . . . . . . . . . . . .148
PARKSENSE® WAARSCHUWINGSSCHERM . .148
PARKSENSE® scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . .149
PARKSENSE® INSCHAKELEN/ UITSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151
ONDERHOUD VAN PARKSENSE® PARKEERSENSOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151
PARKSENSE® SYSTEEM REINIGEN . . . . . . . .151
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUIK VAN HET PARKSENSE® SYSTEEM . . . . . . . . .152
PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .154
PARKVIEW® IN- OF UITSCHAKELEN — MET NAVIGATIE-/MULTIMEDIA-RADIO . . . . . . . . .155
PARKVIEW® IN- OF UITSCHAKELEN — ZONDER NAVIGATIE-/MULTIMEDIA-
RADIO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
81
Duw de hendel omlaag (in de richting
van de vloer) om de stuurkolom te
ontgrendelen. Om de stuurkolom in
de hoogte te verstellen beweegt u het
stuur omhoog of omlaag naar de ge-
wenste positie. Om de stuurkolom in
de lengte te verstellen trekt u het stuur
naar buiten of duwt u het naar binnen
naar de gewenste positie. Duw de hen-
del omhoog totdat deze vastklikt om
de stuurkolom te vergrendelen.WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het
rijden. Verstellen van de stuurko-
lom tijdens het rijden of rijden als
de stuurkolom niet is vergrendeld,
kan ertoe leiden dat de bestuurder
de macht over het stuur verliest. Als
u deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig en zelfs dodelijk let-
sel tot gevolg hebben.VERSTELBARE
PEDALEN (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het systeem met verstelbare pedalen
maakt een betere combinatie van
stuurwielstand en stoelpositie moge-
lijk en zorgt zo voor meer comfort
voor de bestuurder. Met deze functie
kunnen het rem- en gaspedaal naar de
bestuurder toe of verder van de be-
stuurder af worden verplaatst, voor
een betere positie ten opzichte van het
stuurwiel.
De schakelaar bevindt zich aan de
linkerzijde van de stuurkolom.
Druk de schakelaar naar voren om de
pedalen naar voren te verplaatsen
(naar de voorkant van de auto). Druk de schakelaar naar achteren om
de pedalen naar achteren te verplaat-
sen (naar de bestuurder).
U kunt de pedalen verstellen als de
contactschakelaar in de stand OFF
staat.
U kunt de pedalen echter nietver-
stellen wanneer de achteruitver-
snelling (REVERSE) is gekozen of
de cruisecontrol is ingeschakeld. Bij
auto's die zijn uitgerust met het
elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) worden de vol-
gende meldingen weergegeven als
men probeert de pedalen af te stel-
len als het systeem is geblokkeerd:
"Adjustable Pedal Disabled —
Cruise Control Engaged" (pedaal-
verstelling uitgeschakeld — cruise-
control ingeschakeld of "Adjusta-
ble Pedal Disabled — Vehicle In
Reverse" (pedaalverstelling uitge-
schakeld — achteruitversnelling
gekozen).
OPMERKING:
Stel de pedalen altijd zo in dat ze volledig vrij kunnen bewegen.
Schakelaar verstelbare pedalen
145
Voor de beste positie moeten destoel/pedalen mogelijk nog
enigszins worden versteld.LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder de
verstelbare pedalen en zorg dat de
pedalen altijd vrij kunnen bewegen.
Anders kan de pedaalbediening
worden beschadigd. De pedalen
kunnen niet vrij bewegen als deze
worden gehinderd door obstakels.WAARSCHUWING!
Verstel de pedalen niet tijdens het
rijden. U kunt anders de controle
over het stuur verliezen en een on-
geval veroorzaken. Verstel de peda-
len alleen als de auto is geparkeerd.
CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruise-
control bij snelheden boven 40 km/u
de werking van het gaspedaal over. De knoppen voor de cruisecontrol be-
vinden zich aan de rechterzijde van
het stuur.
OPMERKING: Om de correcte
werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig uitgevoerd
dat het systeem wordt uitgescha-
keld als u gelijktijdig meerdere
functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het sys-
teem opnieuw in werking worden
gesteld door op de knop ON/OFF
van de cruisecontrol te drukken en
de gewenste snelheid opnieuw in
te stellen.INSCHAKELEN
Druk op de knop ON/OFF. Het indi-
catielampje van de cruisecontrol gaat
branden in de instrumentengroep.
Druk nogmaals op de knop ON/OFF
om het systeem uit te schakelen. Het
indicatielampje van de cruisecontrol
gaat uit. Het systeem moet worden
uitgeschakeld wanneer het niet wordt
gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecon-
trol ingeschakeld te laten wanneer
u deze niet gebruikt. U kunt het
systeem dan per ongeluk instellen
en sneller rijden dan u wilt. U kunt
anders de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorza-
ken. Laat het systeem altijd uitge-
schakeld als u het niet gebruikt.
DE GEWENSTE SNELHEID
INSTELLEN
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer
de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de knop SET
Cruisecontrol-knoppen
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
146
(-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snel-
heid handhaven.
OPMERKING: U mag pas op de
knop SET drukken als de auto met
een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt.
UITSCHAKELEN
Als u het rempedaal licht indrukt, op
de knop CANCEL (annuleren) drukt
of normale remdruk uitoefent tijdens
het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de inge-
stelde snelheid uit het geheugen wordt
gewist. Wanneer u op de knop ON/
OFF drukt of de contactschakelaar in
de stand OFF zet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
SNELHEID HERVATTEN
Als u een eerder ingestelde snelheid
opnieuw wilt aanhouden, drukt u kort
op de knop RES (+). Dit is alleen
mogelijk als u met een snelheid boven
32 km/u rijdt.INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld,
kunt u de snelheid verhogen door op
de knop RES (+) te drukken. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de inge-
stelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snel-
heid wordt dan ingesteld.
Als u eenmaal op de knop RES (+)
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verhoogd met 2 km/u. Telkens wan-
neer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 2 km/u
verhoogd.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl
de cruisecontrol is ingesteld, drukt u
op de knop SET (-). Als u de knop
SET (-) ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd
totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is be-
reikt. De nieuwe snelheid zal vervol-
gens worden ingesteld.
Als u eenmaal op de knop SET (-)
drukt, wordt de ingestelde snelheidverhoogd met 2 km/u. Met ieder vol-
gend tikje op de toets verlaagt u de
snelheid met 2 km/u.
ACCELEREREN OM IN TE
HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde
wijze als u normaal gesproken zou
doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelde
rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op
hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellin-
gen mogelijk terug om de ingestelde
snelheid van de auto te handhaven.
OPMERKING: De cruisecontrol
houdt de snelheid op hellingen en
bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte
hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snel-
heid veel hoger of lager worden, waar-
door het in die gevallen beter is om
zonder cruisecontrol te rijden.
147
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn
in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden.
Uw auto kan gezien de omstandig-
heden te snel gaan, waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen
en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol
nooit in druk verkeer of op boch-
tige, beijzelde, besneeuwde of an-
derszins gladde wegen.
PARKSENSE®
PARKEERSENSOREN
ACHTER (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
ParkSense® parkeersensoren achter
zorgen voor zichtbare en hoorbare
aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen
de achterzijde van de auto en een ge-
detecteerd obstakel bij het achteruit-
rijden, bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre. Zie de
voorzorgsmaatregelen voor gebruik van het ParkSense® systeem voor de
beperkingen van dit systeem en aan-
bevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de
stand ON/RUN zet, wordt door Park-
Sense® automatisch de systeemstatus
(ingeschakeld of uitgeschakeld) her-
steld die actief was voordat het con-
tact werd uitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden
geactiveerd wanneer de schakelhen-
del in de stand REVERSE staat. Wan-
neer ParkSense® bij een deze stand
van de schakelhendel wordt ingescha-
keld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
18 km/u of hoger. Het systeem wordt
weer actief als de rijsnelheid is ge-
daald tot minder dan ongeveer
16 km/u.
PARKSENSE® SENSOREN
De vier ParkSense® sensoren die zich
in achterkant/achterbumper bevin-
den, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de
sensoren valt. De sensoren kunnen
obstakels detecteren tot een afstandvan ongeveer 30 tot 200 cm van de
achterkant/achterbumper in horizon-
tale richting, afhankelijk van de
plaats, het type en de stand van het
obstakel.
PARKSENSE® WAAR-
SCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense® waarschuwingsdis-
play wordt alleen weergegeven wan-
neer "Sound and Display" (Geluid en
weergave) wordt geselecteerd in het
deel met door de klant te programme-
ren functies van het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Voor meer informatie raadpleegt u
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke Instellin-
gen (door de klant te programmeren
functies)" in "Functies van het instru-
mentenpaneel".
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm bevindt zich op het EVIC-
scherm op de instrumentengroep. Het
geeft zowel visuele als akoestische
waarschuwingen om het verschil tus-
sen het achterpaneel/de achterbum-
per en het gedetecteerde obstakel aan
te geven.
148
OMHOOG-knopDruk op de toets UP en laat
deze weer los om omhoog te
bladeren door de hoofdme-
nu's (brandstofverbruik,
voertuiginformatie, bandenspanning,
cruisecontrol, berichten, eenheden,
systeeminstellingen) en de
submenu's.
OMLAAG-knop
Druk kort op de OMLAAG-
knop om omlaag te blade-
ren door de hoofdmenu's en
de submenu's.
Selectieknop
Met de selectieknop hebt u
toegang tot de informatie in
de EVIC-submenu's, kunt
u een aantal functie-
instellingen selecteren en een aantal
EVIC-functies resetten. Het EVIC
duidt met behulp van een pijl naar
rechts aan dat de selectieknop kan
worden gebruikt. Knop BACK (terug)
Druk op knop BACK (te-
rug) om terug te gaan naar
een voorgaand menu of
submenu.
SCHERM VAN ELEKTRO-
NISCH VOERTUIGINFOR-
MATIECENTRUM (EVIC)
Het EVIC-scherm bestaat uit drie ge-
deelten:
1. De bovenste regel, waarin de kom-
pasrichting, de kilometerteller en de
buitentemperatuur worden weergege-
ven.
2. Het hoofdscherm waarin de me-
nu's en de berichten worden getoond.
3. Het gedeelte met instelbare indica-
toren onder de kilometerteller.
In het hoofdscherm worden normaal
gesproken het hoofdmenu of de scher-
men van een gekozen functie uit het hoofdmenu weergegeven. Het hoofd-
scherm toont ook ongeveer 60 moge-
lijke waarschuwings- of informatie-
berichten. Deze berichten zijn
onderverdeeld in verschillende cate-
gorieën:
Opgeslagen berichten met vijf-
seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden
deze berichten gedurende vijf secon-
den in het hoofdscherm weergegeven,
waarna opnieuw het vorige scherm
wordt getoond. De meeste berichten
van dit type worden vervolgens opge-
slagen (zolang de oorzaak waardoor
ze zijn geactiveerd blijft bestaan) en
kunnen opnieuw worden bekeken via
de optie "Messages" (berichten) in het
hoofdmenu. Zolang een opgeslagen
bericht aanwezig is, wordt de letter
"i" getoond in de kompas-/
buitentemperatuurregel van het
EVIC. Voorbeelden van dit type be-
richt zijn "Right Front Turn Signal
Lamp Out" (rechter richtingaanwij-
zer vóór defect) en "Low Tire Pres-
sure" (bandenspanning laag).198
Exhaust Service Require — SeeDealer Now (onderhoud uitlaat
noodzakelijk - bezoek dealer). Het
motorvermogen wordt beperkt om
permanente schade aan het nabe-
handelingssysteem te voorkomen.
Als deze omstandigheid zich voor-
doet, dient u uw auto voor onder-
houd naar uw plaatselijke erkende
dealer brengen.
Exhaust System — Regeneration Completed (Uitlaatsysteem — Re-
generatie voltooid). Dit bericht
duidt aan dat het automatisch rei-
nigen van het roetfilter (DPF) is
voltooid. Als dit bericht wordt ge-
toond, klinkt er één geluidssignaal
om u te informeren over deze
toestand.
Exhaust System — Regeneration In Process (Uitlaatsysteem — Regene-
ratie bezig). Dit bericht duidt aan
dat het roetfilter (DPF) momenteel
automatisch wordt gereinigd.
Handhaaf de huidige rijomstandig-
heden totdat het regenereren is
voltooid. Exhaust Filter Full — Power Redu-
ced See Dealer (Roetfilter vol —
Vermogen gereduceerd. Raadpleeg
dealer). Het PCM reduceert het
motorvermogen om permanente
schade aan het nabehandelingssys-
teem te voorkomen. Als deze fout-
toestand niet wordt verholpen en de
dealer geen onderhoud uitvoert,
kan het nabehandelingssysteem
voor de uitlaatgassen zwaar be-
schadigd raken. Om deze fouttoe-
stand te verhelpen, moet een er-
kende dealer onderhoud aan uw
auto verrichten. Neem contact op
met een erkende dealer, want als u
met de auto blijft rijden, kan er snel
schade aan het uitlaatsysteem
ontstaan.
Exhaust Filter % Full (Roetfilter % vol)
WITTE
VERKLIKKERLAMPJES
EVIC
In dit gedeelte worden instelbare witte
indicatoren getoond. Voorbeelden van
deze indicatoren zijn: Status van Electronic Range Se-
lect (ERS)
De status van de schakelhendel, "6, 5,
4, 3, 2 en 1", wordt weergegeven als
indicatie van de stand van de hendel.
De lampjes "6, 5, 4, 3, 2, 1" geven aan
dat Electronic Range Select (ERS) is
ingeschakeld. De gekozen versnelling
wordt weergegeven. Raadpleeg het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor
meer informatie over ERS (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
Cruisecontrol gereed
Dit lampje gaat aan als de
cruisecontrol gereed is.
Raadpleeg de paragraaf
"Cruisecontrol" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover.
Cruisecontrol ingesteld
Dit lampje brandt wanneer
de cruisecontrol is inge-
steld. Raadpleeg de para-
graaf "Cruisecontrol" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover.
201
TIPS VOOR HET TREKKEN
VAN EEN AANHANGER
Oefen, voordat u met de aanhanger de
weg op gaat, het nemen van bochten,
remmen en achteruitrijden met de
aanhanger in een gebied zonder druk
verkeer.
Automatische versnellingsbak
Gebruik de stand DRIVE bij het rij-
den met een aanhanger. Als in de
stand DRIVE echter vaak moet wor-
den geschakeld, gebruikt dan het
schakelsysteem Electronic Range Se-
lect (ERS) om een lagere versnelling
te kiezen.
OPMERKING: Het kiezen van een
lagere overbrenging bij gebruik
van de auto onder zware belasting
zal de prestaties verbeteren en de
levensduur van de transmissie ver-
lengen, doordat overmatig schake-
len en het opbouwen van hitte wor-
den beperkt. Hierdoor zal ook de
motorremwerking worden verbe-
terd.Indien u REGELMATIG met een aan-
hanger rijdt gedurende langer dan 45
minuten, ververs dan de transmissie-
vloeistof en vervang het filter van de
versnellingsbak zoals voorgeschreven
voor politieauto's, taxi's, bedrijfswa-
gens of frequent rijden met een aan-
hanger. Raadpleeg het "Onderhouds-
schema" voor de juiste
onderhoudsintervallen.
Cruisecontrol (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Gebruik de cruisecontrol niet in
heuvelachtig terrein of met een
zware belading.
Als de rijsnelheid bij gebruik van de cruisecontrol afneemt met meer
dan 16 km/u, schakel het systeem
dan uit totdat u weer de kruissnel-
heid kunt aanhouden.
Gebruik de cruisecontrol in vlak terrein en bij lichte belading om de
brandstofzuinigheid te verbeteren. Koelsysteem
Doe het volgende om het risico op
oververhitting van de motor of de ver-
snellingsbak te beperken:
Rijden in stadsverkeer
Als u kort moet stilstaan, zet dan de
schakelhendel in NEUTRAL en ver-
hoog het stationair toerental.
Rijden op de grote weg
Minder snelheid.
Airconditioning
Schakel deze tijdelijk uit.
311