is ingeschakeld, zijn de schakelaars
van de portiersloten, elektrisch be-
diende schuifdeuren en elektrisch be-
diende achterklep geblokkeerd. Het
alarmsysteem geeft zowel geluids- als
lichtsignalen. Als het alarm afgaat en
er geen actie wordt ondernomen om
het alarm te uit te schakelen, schakelt
het alarmsysteem de claxon na 29 se-
conden uit. Na nog eens 31 seconden
worden ook alle lichtsignalen uitge-
schakeld, waarna het alarmsysteem
zichzelf weer activeert.
ALARM INSCHAKELEN
Volg deze stappen om het alarmsys-
teem in te schakelen:
1. Verwijder de sleutel uit de contact-
schakelaar (raadpleeg de paragraaf
"Startprocedures" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer infor-
matie hierover).
Als uw auto is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go, controleer dan of de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat.
Indien uw auto niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, controleer danof de contactschakelaar in de stand
OFF staat en de sleutel is verwijderd
uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de vol-
gende manieren af:
Druk op LOCK op de schakelaar
voor de centrale portiervergrendeling
in het interieur terwijl de bestuurders-
en/of passagiersportier is geopend.
Druk op de vergrendelknop op de
Passive Entry-portiergreep aan de
buitenzijde, terwijl een geldige sleu-
telhouder zich ook aan buitenzijde
bevindt (raadpleeg de paragraaf
"Keyless Enter-N-Go" in het hoofd-
stuk "Uw auto" voor meer informatie
hierover).
Druk op vergrendelknop op de af-
standsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portie-
ren.
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de
afstandsbediening. Pak de Passive Entry Unlock-
portiergreep vast (voor bepaalde
uitvoeringen/landen). Zie de para-
graaf "Keyless Enter-N-Go" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover.
Draai de contactschakelaar uit de stand OFF.
Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-Go, druk dan
op Start/Stop-knop van Keyless
Enter-N-Go (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder
aanwezig te zijn in de auto).
Wanneer uw auto niet is uitgerust met Keyless Enter-N-Go, steek
dan een geldige sleutel in de con-
tactschakelaar en draai de sleutel
naar de stand ON.
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet wor- den in- of uitgeschakeld via de
slotcilinder van het bestuur-
dersportier of de achterklep-
knop op de afstandsbediening.
Het alarmsysteem blijft actief wanneer de elektrisch bediende
16
Als u de portieren ontgrendeltdoor middel van de portiergre-
pen met Passive Entry, maar
NIET aan de portiergrepen
trekt, zullen de portieren na 60
seconden automatisch worden
vergrendeld.
Ontgrendelen vanaf de bestuur-
derszijde:
Houd een geldige afstandsbediening
met Passive Entry binnen 1,5 m van
de handgreep van het bestuurderspor-
tier en pak deze handgreep vast om
het bestuurdersportier automatisch te
ontgrendelen. De vergrendelknop aan
de binnenzijde van het portier komt
omhoog wanneer het portier wordt
ontgrendeld. OPMERKING: Als "Unlock All
Doors On 1st Press" (alle portieren
ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geprogram-
meerd, worden alle portieren ont-
grendeld wanneer u de handgreep
van het bestuurdersportier vast-
pakt. Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Persoonlijke in-
stellingen (door de klant te pro-
grammeren functies)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie over de
keuze tussen "Unlock Driver Door
1st press" (bestuurdersportier ont-
grendelen met één druk op de ont-
grendelknop)" en "Unlock All
Doors On 1st Press" (alle portieren
ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop).
Ontgrendelen vanaf de passagiers-
zijde:
Houd een geldige afstandsbediening
met Passive Entry binnen 1,5 m van
de handgreep van de passagierspor-
tier en pak de handgreep van hetvoorste passagiersportier vast om alle
vier de portieren automatisch te ont-
grendelen.
OPMERKING: Alle portieren
worden ontgrendeld wanneer de
handgreep van het voorste passa-
giersportier wordt vastgepakt, on-
geacht de voorkeursinstelling van
de portierontgrendeling ("Unlock
Driver Door 1st press" (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) of
"Unlock All Doors On 1st Press"
(alle portieren ontgrendelen met
één druk op de ontgrendelknop)).
Achterklep openen
Houd een geldige afstandsbediening
met Passive Entry op minder dan 1,5
m van de achterklep, draai de hand-
greep naar de stand voor openen en
trek de achterklep in één vloeiende
beweging omhoog.
Handgreep van het
bestuurdersportier vastpakken
25
OPMERKING: Als "Unlock Dri-
ver Door 1st press" (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) is ge-
programmeerd in het EVIC, wordt
de achterklep ontgrendeld wan-
neer u de handgreep van de ach-
terklep bedient. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke instellingen
(door de klant te programmeren
functies)" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover. Alle portieren
blijven vergrendeld wanneer de
handgreep van de achterklep
wordt ingedrukt, ongeacht de ge-
wenste ontgrendelinstelling van
het bestuurdersportier ("Unlock
Driver Door 1st press" (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) of
"Unlock All Doors On 1st Press"
(alle portieren ontgrendelen met
één druk op de ontgrendelknop)).Voorkomen dat de afstandsbedie-
ning met Passive Entry per onge-
luk in de auto wordt ingesloten
Om het risico dat een afstandsbedie-
ning met Passive Entry onbedoeld in
de auto wordt ingesloten zo klein mo-
gelijk te maken, is het Passive Entry-
systeem uitgerust met een automati-
sche portierontgrendelfunctie, die in
werking treedt als er geen sleutelhou-
der in de contactschakelaar aanwezig
is.
Als een van de autoportieren is ge-
opend en de schakelaar in het
bekledingspaneel wordt bediend om
de auto af te sluiten, zal het voertuig-
systeem na het sluiten van alle portie-
ren controleren of er binnen of buiten
de auto geldige afstandsbedieningen
met Passive Entry aanwezig zijn.
Wanneer een van afstandsbedienin-
gen met Passive Entry wordt gedetec-
teerd binnen in de auto en er geen
andere geldige afstandsbedieningen
met Passive Entry worden gedetec-
teerd buiten de auto, ontgrendelt het
Passive Entry systeem automatisch
alle portieren en zal er drie keer eenclaxonsignaal klinken (bij de derde
poging worden ALLE portieren ver-
grendeld en kan de afstandsbediening
met Passive Entry worden ingesloten
in de auto).
Portieren vergrendelen
Aan de buitenzijde van de handgre-
pen op de voorportieren bevinden
zich vergrendelknoppen.
Houd een van de afstandsbedieningen
met Passive Entry binnen 1,5 m van
de handgreep van het bestuurders- of
passagiersportier en druk op de ver-
grendelknop van de handgreep om
alle vier de portieren te vergrendelen.
Vergrendelknop op de
portierhandgreep aan de buitenzijde
26
wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden objecten het actieve
motorkapsysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor
activering
De elektronische voetgangersbescher-
mingsmodule (EPPM) bepaalt of de
actuatoren bij een frontale aanrijding
geactiveerd moeten worden. Op basis
van de signalen van de botsingsenso-
ren bepaalt de EPPM voor inzittenden
wanneer de actuatoren geactiveerd
worden. De botsingsensoren bevinden
zich bij de voorbumper.
De EPPM bewaakt de gereedheid van
de elektronische onderdelen van het
actieve motorkapsysteem wanneer de
contactschakelaar in de stand START
of ON/RUN staat. Als de sleutel zich
in de stand LOCK, in de stand ACC,
of buiten het contact bevindt, is hetactieve motorkapsysteem niet inge-
schakeld en zal de actieve motorkap
niet geactiveerd worden.
De EPPM beschikt over een reserve-
voeding, waardoor de actuatoren ook
geactiveerd kunnen worden wanneer
de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud van actief
motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap
heeft geactiveerd of een storing in een
van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem op en
verschijnt (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) het bericht
"SERVICE ACTIVE HOOD" (onder-
houd actieve motorkap noodzakelijk)
op het scherm van het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Een enkel geluidssignaal klinkt als
het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat branden na de
eerste keer starten. De module bevat
ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem laten branden wanneer een sto-
ring wordt geconstateerd die hetactieve motorkapsysteem zou kunnen
beïnvloeden. De diagnose meldt even-
eens de aard van het defect. Raad-
pleeg uw erkende dealer als het waar-
schuwingslampje voor het
airbagsysteem brandt of als het be-
richt "SERVICE ACTIVE HOOD"
(onderhoud actieve motorkap nood-
zakelijk) op het scherm van het elek-
tronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC) wordt weergegeven.
Als de actieve motorkap geactiveerd
is, dient u de auto door een erkende
dealer te laten repareren. De scharnie-
ren van de motorkap moeten worden
gerepareerd en de actuatoren moeten
worden vervangen om de werking van
het systeem te herstellen.
Nadat de actieve motorkap is geacti-
veerd, kan de motorkap tijdelijke
worden teruggezet door de achterrand
boven de scharnieren omlaag te druk-
ken, wanneer de inwendige druk van
de actuatoren is afgelaten. De tijde-
lijke stand waarin de motorkap kan
worden teruggezet, dient om het zicht
over de motorkap bij vooruitrijden te
verbeteren totdat de auto kan worden
47
derde rij in de vloer worden neerge-
klapt en handig worden opgeborgen.
Tweede zitrij met Stow 'n Go®
stoelen
Bij auto's die zijn uitgerust met Stow
'n Go® stoelen, kunnen de stoelen in
één beweging worden neer- en omge-
klapt.
1. Plaats de voorstoel volledig naar
voren.
2. Verstel de rugleuning van de voor-
stoel volledig naar voren.
3. Breng de armsteunen van de stoel
op de tweede zitrij omhoog.
OPMERKING: De stoel kan al-
leen met omhoog geklapte arm-
steunen worden opgeborgen.
4. Schuif het vergrendelmechanisme
van de opbergruimte in de stand
"LOCK" (vergrendeld) en trek
daarna aan de grendel van de opberg-
ruimte om het deksel te openen.5. Trek de rugleuninghendel aan de
portierzijde van de stoel omhoog.
De niet-verstelbare hoofdsteun en
rugleuning klappen automatisch neer
tijdens het omklappen van de stoel.
Hiervoor zijn geen extra handelingen
nodig.
Ontgrendeling deksel opbergruimte
Hendel voor rugleuning, stoel
omklappen en hoofdsteun
Niet-verstelbare hoofdsteunAutomatisch neerklapbare rugleuning
125
U kunt het oproepen annuleren door
tijdens het oproepen te drukken op
een van de geheugentoetsen op het
bestuurdersportier (S, 1 of 2). Als een
oproep wordt geannuleerd, stoppen
de bestuurdersstoel, buitenspiegel
aan bestuurderszijde en pedalen met
bewegen. Na een vertraging van één
seconde kunt u een nieuwe geheugen-
positie oproepen.
Een afstandsbediening
uitschakelen die is gekoppeld aan
het geheugen
1. Draai de contactschakelaar naar
de stand OFF en verwijder de sleutel.
2. Druk geheugentoets nummer 1 in
en laat weer los. Eventuele instellin-
gen van geheugen 1 worden opgeroe-
pen. Wacht totdat het systeem gereed
is met oproepen voordat u verder gaat
naar stap 3.
3. Druk de geheugentoets SET (S) in
op het bestuurdersportier en laat de
toets vervolgens los. Er klinkt een ge-
luidsignaal om aan te geven dat het
geheugen wordt ingesteld.4. Druk binnen 5 seconden toets 1 op
het bestuurdersportier in en laat de
toets vervolgens los. Er klinkt een ge-
luidsignaal om aan te geven dat het
geheugen is ingesteld.
5. Druk binnen vijf seconden de ont-
grendeltoets op de afstandsbediening
kort in. Er klinkt een geluidsignaal
om aan te geven dat de verbinding
met de afstandsbediening buiten wer-
king is gesteld.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een
andere afstandsbediening die is ge-
koppeld aan een van de geheugenpo-
sities uit te schakelen.
OPMERKING: Nadat het pro-
grammeren is voltooid, kunt u alle
afstandsbedieningen die zijn ge-
koppeld aan een van de geheugen-
posities, gemakkelijk gelijktijdig
in- of uitschakelen. Raadpleeg
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Door de klant te
programmeren functies" in "Func-
ties van het instrumentenpaneel"
voor meer informatie.
EASY ENTRY/EASY
EXIT(alleen beschikbaar in
combinatie met
geheugenstoel)
Deze functie verstelt automatisch de
bestuurdersstoel, zodat de bestuurder
gemakkelijker kan in- en uitstappen.
De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich zal verplaatsen hangt af van
de positie van de stoel op het moment
dat u de sleutel uit het contact neemt.
Als de stoel zich 68 mm of meer
vóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel circa 60 mm
naar achteren worden verplaatst
wanneer u de sleutel uit het contact
neemt. De stoel keert terug naar de
ingestelde positie zodra u de sleutel
in de contactschakelaar steekt uit
de stand LOCK zet.
Als de stoel zich 23 tot 68 mm vóór de achterste stop bevindt, zal de
bestuurdersstoel worden verplaatst
naar een positie op 8 mm vóór de
achterste stop wanneer u de sleutel
uit het contact neemt. De stoel keert
135
terug naar de ingestelde positie zo-
dra u de sleutel in de contactscha-
kelaar steekt uit de stand LOCK
zet.
De functie Easy Entry/Easy Exit is uitgeschakeld wanneer de bestuur-
dersstoel zich op minder dan 28
mm vóór de achterste stop bevindt.
Bij deze positie heeft het voor de
bestuurder geen zin om de stoel te
verplaatsen voor gemakkelijk in-
en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
gemakkelijk in- en uitstappen.
OPMERKING: Deze functie kan
worden in- of uitgeschakeld met
de programmeerbare functies van
het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Als uw auto
niet is voorzien van een EVIC, kan
uw dealer deze functie voor u in-
en uitschakelen. Raadpleeg "Elek-
tronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie. OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Om de motorkap te openen, moeten er
twee vergrendelingen worden ont-
grendeld.
1. Trek aan de motorkapgrendel aan
het instrumentenpaneel onder de
stuurkolom.
2. Ga vóór de auto staan en kijk in
het midden onder de motorkap. Zoek
de veiligheidsvergrendeling en druk
deze naar beneden terwijl u tegelijker-
tijd de motorkap optilt.
Houd de motorkap omhoog met de
steunstang.
LET OP!
Om beschadigingen te voorkomen
mag u de motorkap niet hard dicht-
slaan. Laat de motorkap zakken
totdat de opening circa 30 cm be-
draagt en laat de kap vervolgens
vallen. Zo worden beide vergrende-
lingen gesloten. Rijd nooit met uw
auto als de motorkap niet volledig
met beide vergrendelingen is geslo-
ten.
Motorkaphendel
Locatie van de veiligheidshendel
136
Wanneer de mistlampen zijn inge-
schakeld, gaat een controlelampje in
de instrumentengroep branden.
OPMERKING: De koplampscha-
kelaar moet in de stand parkeer-
licht of koplampen staan om de
mistlampen voor en achter te kun-
nen inschakelen.
ACCUBEVEILIGING
Deze functie beschermt de accu zodat
deze minder snel ontlaadt als de kop-
lampen, parkeerlampen of mistlam-
pen vóór langdurig worden aangela-
ten terwijl het contact in de stand
LOCK staat. Als het contactslot gedu-
rende acht minuten in de stand LOCK
staat en de koplampschakelaar niet
op OFF of AUTO staat, gaan de lich-
ten automatisch uit tot het contactslot
of de koplampschakelaar weer wor-
den gebruikt.
De accubeveiliging wordt opgeheven
als u het contactslot tijdens de acht
minuten intervaltijd naar een andere
stand dan LOCK draait.MULTIFUNCTIONELE
HENDEL
De multifunctionele hendel bevindt
zich aan de linkerzijde van de stuur-
kolom.
Met de multifunctionele hendel wor-
den de volgende functies bediend:
Richtingaanwijzers
Koplampen dimlicht/grootlicht
Passeersignaal (eventueel met
claxonsignaal)
Ruitenwissers vóór en achter - sproeifuncties RICHTINGAANWIJZERS
Beweeg de multifunctionele hendel op
of neer om te controleren of de pijlen
aan beide zijden van de instrumen-
tengroep gaan knipperen, wat bete-
kent dat de richtingaanwijzers voor
en achter naar behoren werken.
OPMERKING: Als een van de
lampjes blijft branden en niet
knippert, of als een van de lampjes
zeer snel knippert, controleer dan
aan de buitenzijde van de auto of
een lamp defect is. Wanneer een
van de richtingaanwijzers niet
gaat branden wanneer u de hendel
beweegt, is waarschijnlijk de des-
betreffende lamp defect.
Waarschuwing richtingaanwijzers
Wanneer de elektronica in de auto
detecteert dat gedurende circa 1,6 km
sneller dan 30 km/u is gereden met
ingeschakelde richtingaanwijzers,
klinkt er een geluidssignaal om de
bestuurder te waarschuwen.
Multifunctionele hendel
140