VENTILATIESTAND
ZONNEDAK — SNEL
Als u kort op de knop "Vent" (Venti-
latie) drukt, wordt het zonnedak ge-
opend tot aan de ventilatiestand. Dit
is de functie "Snel naar ventilatie-
stand", die werkt vanuit elke stand
van het zonnedak. De functie Snel
naar ventilatiestand zorgt dat bij ie-
dere beweging van de schakelaar het
zonnedak stopt.
BEDIENING VAN
ZONWERING
De zonwering kan handmatig worden
geopend. De zonwering wordt echter
ook automatisch geopend wanneer
het zonnedak wordt geopend.
OPMERKING: U kunt de zonwe-
ring niet sluiten als het zonnedak
is geopend.WINDGERUIS
Windgeruis kan worden beschreven
als het gevoel van druk op de oren,
vergelijkbaar met het geluid van een
helikopter. U ervaart dit windgeruis
mogelijk wanneer de ramen zijn ge-
opend of wanneer het zonnedak (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) geheel
of gedeeltelijk is geopend. Dit is een
normaal verschijnsel, dat tot een mi-
nimum kan worden beperkt. Als u last
heeft van windgeruis bij geopende
achterramen, open dan ook de voor-
ramen om het effect te verminderen.
Wanneer sprake is van windgeruis bij
geopend zonnedak, verstel dan de
zonnedakopening of open een raam
om het effect tot een minimum te be-
perken.
ONDERHOUD VAN
ZONNEDAK
Gebruik voor het reinigen van het
glaspaneel uitsluitend niet-schurende
schoonmaakmiddelen en een zachte
doek.WERKING BIJ
UITGESCHAKELD
CONTACT
Voor uitvoeringen zonder elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
De schakelaar voor het elektrische be-
diende zonnedak blijft nog 45 secon-
den actief nadat de contactschakelaar
in de stand LOCK is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld.
Voor uitvoeringen met EVIC
De schakelaar voor het elektrisch be-
diende zonnedak blijft ongeveer 10
minuten actief nadat de contactscha-
kelaar in de stand LOCK is gezet.
Door het openen van een voorportier
wordt deze functie uitgeschakeld.
ZONNEDAK VOLLEDIG
GESLOTEN
Druk de schakelaar kort naar voren
zodat het zonnedak geheel wordt ge-
sloten.
160
Als dit bericht niet wordt gereset, ver-
schijnt dit bericht telkens wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN zet. Druk op de STEP-knop van
het stuurwiel om dit bericht tijdelijk
uit te schakelen Om de indicator voor
olieverversing (na periodiek onder-
houd) te resetten, volgt u de volgende
stappen.
1. Zet de contactschakelaar in de
stand ON/RUN (maar start de motor
niet).
2. Trap binnen 10 seconden drie keer
langzaam het gaspedaal volledig in.
3. Draai de contactsschakelaar in de
stand OFF/LOCK.
OPMERKING: Als het indicatie-
bericht wordt weergegeven wan-
neer u de motor start, is de indica-
tor voor olieverversing niet
gereset. Herhaal deze stappen, in-
dien nodig.
Scherm elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) — indien
aanwezig
Het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactiefscherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt. Raadpleeg het hoofd-
stuk "Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC)" voor meer
informatie hierover.
7. Controlelampje antiblokkeer-
systeem (ABS)
Dit lampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het
lampje gaat branden wan-
neer u de contactschakelaar
in de stand ON/RUN zet en kan
daarna nog vier seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden
blijft of gaat branden, wijst dit erop
dat het ABS-gedeelte van het remsys-
teem niet functioneert en dat onder-
houd noodzakelijk is. Het conventio-
nele remsysteem zal echter normaal
functioneren, zolang het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt,
moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren de werking
van het ABS-systeem te herstellen.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden als de contactschakelaar in
de stand ON/RUN wordt gezet, moet
het lampje worden gecontroleerd door
een erkende dealer.
8. Bandenspanningslampje (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Alle banden, ook de reser-
veband (indien aanwezig)
moeten elke maand worden
gecontroleerd wanneer ze
koud zijn en opgepompt tot de ban-
denspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspan-
ningssticker. (Als uw voertuig banden
heeft met een andere maat dan wordt
aangegeven op de bandenspannings-
sticker, moet u de juiste bandenspan-
ning voor die banden achterhalen.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw
auto uitgerust met een bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat ervoor
zorgt dat het bandenspanningslampje
gaat branden wanneer de spanning
van een of meer banden veel te laag is.
Als het bandenspanningslampje gaat
branden, moet u zo snel mogelijk
stoppen en uw banden controleren en188
Automatisch ontgrendelen,
portieren
Als u ON selecteert, worden alle por-
tieren ontgrendeld zodra de auto stopt
en de transmissie in de parkeerstand
of neutraal is geschakeld. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Remote Unlock Sequence
(Volgorde bij ontgrendelen met
afstandsbediening)
Als uDriver Door 1st Press (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendeltoets op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press selecteert, moet u twee
keer op de ontgrendeltoets van de af-
standsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Als u
All Doors 1st Press (alle portieren na één keer drukken) selecteert, ontgren-
delen alle portieren bij de eerste keer
indrukken op de UNLOCK-toets op
de afstandsbediening. Om uw keuze
te maken drukt u herhaald kort op de
selectieknop, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld
aan geheugen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als u deze functie selecteert, nemen de
bestuurdersstoel, de spiegels en de ra-
dio wanneer u op de afstandsbedie-
ning (RKE-zender) de ontgrendel-
knop indrukt, de instellingen aan die
in het geheugen staan. Als deze func-
tie niet is geselecteerd, kunnen de ge-
heugenstoel, de spiegels en de radio
alleen worden teruggezet naar de ge-
heugeninstellingen via de schakelaar
op het portier. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Flash Lamps With Lock
(verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Automatic High Beams
(Automatisch grootlicht) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie selecteert, zal
het grootlicht onder bepaalde om-
standigheden automatisch uitgescha-
keld worden. Om uw keuze te maken
211
Als de radio en de VES™ zich in de
modus Gedeelde schijf bevinden,
kunnen de videofuncties via beide
toestellen worden bediend. VES™
kan de volgende videomodi regelen:
1. Cd: mogelijkheid tot snel vooruit
spoelen, terugspoelen, aftasten en
nummer verder/terug.
2. Cd-wisselaar (in radio): mogelijk-
heid disk verder/terug en program-
meren van alle vermelde cd-
bedieningstoetsen (snel
vooruitspoelen, terugspoelen, aftas-
ten en nummer verder/terug).
VES™ kan zelfs de radio- of video-
modi regelen wanneer de radio is uit-
geschakeld. VES™ heeft toegang tot
de radio- of diskmodi door naar die
modi te navigeren op VES™ en een
radio- of diskmodus te activeren.Scherm Informatiemodus
1. Kanaal 1 Modus
2. Kanaal 1 Gedeelde status
3. Kanaal 1 Alleen audio / Dempen
4. Kanaal 2 Modus
5. Kanaal 2 Gedeelde status
6. Kanaal 2 Alleen audio / Dempen
7. Kanaal 1 Actie via ENTER-toets
8. Kanaal 2 Actie via ENTER-toets
9. Clock (klok)
10. Video vergrendelen11. Niet beschikbaar / Fout
12. Status cd-wisselaar
Menu met numeriek toetsenbord
Als op het scherm voor kanaal 1 of 2
de melding DIRECT TUNE (Direct
afstemmen) wordt getoond, kunt u op
de ENTER-toets van de afstandsbe-
diening drukken om een menu met
een numeriek toetsenbord te openen.
In dit scherm kunt u eenvoudig een
bepaalde radiofrequentie, satelliet-
zender of nummer invoeren. Het ge-
wenste cijfer invoeren:
1. Druk op de navigatietoetsen (▲,
▼, ►,◄) van de afstandsbediening
naar het gewenste cijfer te sturen.
2. Als het cijfer wordt gemarkeerd,
drukt u op de ENTER-toets van de
afstandsbediening om het cijfer te se-
lecteren. Herhaal deze stappen tot u
alle cijfers heeft ingevoerd.
3. Om het laatste cijfer te wissen na-
vigeert u naar de toets Del (wistoets)
en drukt u op de ENTER-toets van de
afstandsbediening.
Weergave van de informatiemodus op het videoscherm
232
Automatische
temperatuurregeling (ATC) —
Indien aanwezig
Het ATC systeem achterin heeft vloer-
roosters aan de achterkant van de
rechterschuifdeur en luchtroosters
boven beide buitenste zitplaatsen
achterin. Het systeem voert warme
lucht toe via beide vloeropeningen of
koele, gedroogde lucht via de ventila-
tieroosters in de dakbekleding.
De temperatuurregeling achterin
vindt plaats via het ATC-paneel
voorin, dat zich op het instrumenten-
paneel bevindt.
Als u op het ATC-paneel voorin drukt
op de toets Rear Temperature Lock
(Blokkering temperatuur achterin),
wordt op het scherm achterin een ver-
licht vergrendelsymbool weergege-
ven. De temperatuur en de luchttoe-
voer achterin worden dan geregeld via
het ATC-paneel voorin.
De inzittenden op de tweede zitrij
kunnen de ATC-regelknoppen ach-
terin niet bedienen tenzij de functie
met de toets Rear Temperature Lock
is uitgeschakeld.Het ATC-systeem achterin bevindt
zich in de dakbekleding in het midden
van het voertuig.
1. Druk op de toets Rear Tempera-
ture Lock (Blokkering temperatuur
achterin) op het ATC-paneel voorin.
Hierdoor wordt het pictogram "Tem-
peratuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uit-
geschakeld.
2. Stel de regelknoppen voor de aan-
jager, temperatuur en modus achterin
af voor het grootste comfort.
3. De ATC wordt geselecteerd door
de aanjagerknop achterin linksom te
draaien naar de stand AUTO.
Zodra de gewenste temperatuur
wordt aangegeven, zorgt het systeem
dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd.
Nadat de gewenste temperatuur is in-
gesteld, hoeft u de instellingen niet
meer te wijzigen. U ervaart het meeste
gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch laat werken.
OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstelling
niet te wijzigen wanneer de auto
warm of koud is. Het systeem
kiest zelf automatisch de tempe-
ratuur, de luchtdistributie en de
aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort.
De temperatuur kan in Engelse of in metrische eenheden weer-
gegeven worden door de door de
klant te programmeren functie
“Display Units of Measure in
(Maateenheden weergeven in)”
te selecteren Zie: "Elektronisch
Onderdelen ATC-regeling achterin1 - Aanjagersnel-
heid 3 - Luchtdistri-
butie achterin
2 – Temperatuur
achter 4 - Blokkering
temperatuur ach-
terin
247
START en laat deze los zodra de start-
motor aanslaat. De startmotor blijft
draaien en slaat automatisch af als de
motor begint te draaien. Als de motor
niet aanslaat, slaat de startmotor au-
tomatisch binnen 10 seconden af. Als
dit gebeurt, draai dan de contactscha-
kelaar in de vergrendelstand (LOCK),
wacht 10 tot 15 seconden en herhaal
dan de procedure "Normaal starten".
KEYLESS ENTER-N-GO
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)Met deze functie
kan de bestuurder
de contactschake-
laar met een druk
op de knop bedie-
nen, mits de EN-
GINE START/
STOP-knop (motorstart/-stopknop)
is aangebracht en de afstandsbedie-
ning (RKE) zich in het passagiers-
compartiment bevindt. ENGINE START/STOP-knop
aanbrengen en verwijderen
Knop aanbrengen
1. Neem de sleutelhouder uit de con-
tactschakelaar.
2. Steek de ENGINE START/STOP-
knop in de contactschakelaar met de
letters naar boven en leesbaar.
3. Druk stevig midden op de knop
zodat deze goed op de plaats zit.
Knop verwijderen
1. De ENGINE START/STOP-knop
kan uit de contactschakelaar worden
verwijderd voor gebruik van de sleu-
telhouder.
2. Steek het metalen gedeelte van de
noodsleutel onder de verchroomde
ring in de stand 6 uur en wrik de knop
voorzichtig los.
OPMERKING: De ENGINE
START/STOP-knop mag alleen
worden verwijderd of aangebracht
wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat (stand OFF bij
Keyless EnterNGo™).NORMAAL STARTEN —
BENZINEMOTOR
Gebruik van de knop ENGINE
START/STOP (motor aan/uit)
OPMERKING: Bij normaal star-
ten van een koude of warme motor
hoeft u het gaspedaal niet te bedie-
nen.
Om de motor te starten, moet de scha-
kelhendel in de stand PARK of NEU-
TRAL staan. Houd het rempedaal in-
getrapt terwijl u één keer op de knop
ENGINE START/STOP drukt. Het
systeem neemt het dan over en pro-
beert de auto te starten. Als de auto
niet start, wordt de startmotor auto-
matisch na 10 seconden uitgescha-
keld. Als u de startpogingen wilt on-
derbreken voordat de motor aanslaat,
druk dan nogmaals op de knop.
Motor uitschakelen met de knop
ENGINE START/STOP (motor
aan/uit)
1. Zet de schakelhendel in de stand
PARK en druk vervolgens kort op de
knop ENGINE START/STOP.256
ALS DE MOTOR NIET
STARTWAARSCHUWING!
Giet nooit brandstof of anderebrandbare vloeistoffen in de
luchtinlaat van het gasklephuis
om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan
die ernstig letsel kunnen veroor-
zaken.
Probeer niet de auto te starten door middel van aanduwen of sle-
pen. Auto’s met een automatische
versnellingsbak mogen niet op die
manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de kataly-
sator binnendringen, na het star-
ten ontbranden en zo de
katalysator en de auto beschadi-
gen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Wanneer de accu van de auto leeg is, kunt u startkabels gebruiken
en de auto starten met een hul-
paccu of de accu van een andere
auto. Deze manier van starten
kan gevaarlijk zijn als dit niet op
de juiste manier wordt gedaan.
Raadpleeg de paragraaf "Starten
met startkabels" in het hoofdstuk
"Wat doen in geval van nood"
voor meer informatie hierover.
'Verzopen' motor starten (met de
knop ENGINE START/STOP)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreem lage temperaturen" hebt
gevolgd, is het mogelijk dat de motor
is 'verzopen'. Afvoeren van overtollige
brandstof:
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Houd het gaspedaal helemaal tot
aan de vloer ingetrapt.
3. Druk kort op de knop ENGINE
START/STOP. De startmotor wordt automatisch in-
geschakeld, draait gedurende 10 se-
conden, en wordt dan uitgeschakeld.
Als dit gebeurt, laat dan het gas- en
rempedaal los, wacht 10 tot 15 secon-
den, en herhaal dan de procedure
voor "Normaal starten".
'Verzopen' motor starten (met
houder met ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreme koude" hebt gevolgd, kan
het zijn dat de motor 'verzopen' is.
Afvoeren van overtollige brandstof:
1. Houd het gaspedaal helemaal tot
aan de vloer ingetrapt.
2. Draai de contactschakelaar in de
stand "START" en laat deze los zodra
de startmotor inschakelt.
De startmotor slaat automatisch bin-
nen 10 seconden af. Als dit gebeurt,
laat dan het gaspedaal los, draai de
contactschakelaar in de vergrendel-
stand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
258
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
schakelhendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat, wordt de
schakelhendel in de stand PARK
vergrendeld, waardoor de auto
niet ongewenst in beweging kan
komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en
laat het contact van auto's met
Keyless EnterNGo™ niet in de
stand ACC of ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen zetten.
SLEUTELBLOKKERING
Omdat deze auto is uitgerust met een
sleutelblokkering, moet de keuzehen-
del in de stand PARK worden gezet voordat de contactschakelaar naar de
stand LOCK/OFF kan worden ge-
draaid. De sleutelhouder kan alleen
worden verwijderd wanneer de con-
tactschakelaar in de stand LOCK/
OFF staat. Wanneer de sleutelhouder
eenmaal is verwijderd, is de keuze-
hendel vergrendeld in de stand PARK.
OPMERKING: Wanneer er een
storing optreedt, zal het systeem de
sleutelhouder in de contactscha-
kelaar blokkeren, om u zo te waar-
schuwen dat deze beveiliging niet
meer werkt. U kunt de motor star-
ten en afzetten, maar u kunt de
sleutelhouder niet uit het contact-
slot nemen zolang u de auto niet
voor onderhoud heeft aangeboden.
BLOKKEERSYSTEEM
REM/TRANSMISSIE
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor
zorgt dat de schakelhendel in de stand
PARK blijft tenzij het rempedaal
wordt ingetrapt. Om de schakelhen-
del uit de stand PARK te kunnen be-
wegen, moet de contactschakelaar in
261