Page 553 of 585

Wat te doen in een noodgeval
8
6
CONTROLESYSTEEM LAGE BANDENSPANNING (TPMS) (INDIEN VAN TOEPASSING)
(1) Waarschuwingslampje lagebandenspanning /
Controlelampje storing TPMS
(2) Waarschuwingslampje positie lage bandenspanning
(aangegeven op LCD-display)
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien van toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden tebepalen.)
Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met een controlesysteemlage bandenspanning (TPMS) dat
ervoor zorgt dat een
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
wanneer de bandenspanning vaneen of meerdere band(en)
aanmerkelijk te laag is. Wanneer het waarschuwingslampje
lage bandenspanning brandt, dient u
de auto dus stil te zetten, de banden
zo snel mogelijk te controleren en zeop de juiste spanning te brengen.
Rijden op banden waarvan de
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg. Te
lage bandenspanning levert een
hoger brandstofverbruik op, verkort
de levensduur van de banden en
heeft mogelijk invloed op de
rijeigenschappen van de auto en de
remweg.
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden gebruikt. Het is de
verantwoordelijkheid van debestuurder dat de banden op dejuiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het waarschuwingslampje gaat
branden.
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt.
ODMEEM2004
ODM062002■
Type A
■Type C
ODMEEM2005/ODMEEM2005HO
■ Type B
Page 554 of 585

69
Wat te doen in een noodgeval
Het controlelampje storing TPMS is gecombineerd met het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning. Wanneer door het
systeem een storing wordt
gedetecteerd, knippert het
waarschuwingslampje gedurende
ongeveer een minuut en blijft daarna
branden.
Elke keer dat de auto wordt gestart,
blijft deze volgorde optreden, zolang
de storing aanwezig is. Wanneer het
controlelampje brandt, kan hetsysteem mogelijk niet naar behoreneen te lage bandenspanning
vaststellen. Storingen in het TPMS
kunnen door verschillende oorzaken
ontstaan, waaronder het plaatsen,
vervangen of wisselen van banden
of velgen waardoor het TPMS niet
goed werkt. Controleer na het
vervangen van een of meerdere
band(en) of velg(en) het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS goed
werkt.✽✽AANWIJZING
In de volgende situaties raden we u
aan het systeem door een officiële
HYUNDAI-dealer na te latenkijken.
1.Het waarschuwingslampje lage bandenspanning/controlelampje
storing TPMS en waarschuwings
-
lampje positie lage banden-
spanning branden niet.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuutgeknipperd heeft.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning blijftbranden.
Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning
ODMEEM2004
■Type A
■ Type B ■Type C
ODMEEM2005/ODMEEM2005HO
Page 555 of 585

Wat te doen in een noodgeval
10
6
Wanneer de waarschuwingslampjes
van het controlesysteem lage
bandenspanning branden en een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het LCD-display in
het instrumentenpaneel, is de
bandenspanning van een of
meerdere band(en) te laag. Het
waarschuwingslampje positie lage
bandenspanning geeft aan welkeband een te lage bandenspanningheeft doordat het bijbehorende
lampje gaat branden.
Wanneer een van deze
waarschuwingslampjes gaat
branden of wanneer een
waarschuwingsmelding verschijnt op
het LCD, verminder dan onmiddellijk
snelheid, vermijd scherp aansnijden
van bochten en anticipeer op een
langere remweg. Zet de auto zo snelmogelijk stil en controleer debanden. Breng de banden op de juiste
spanning zoals aangegeven op het
voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel op de
middenstijl aan bestuurderszijde. Vervang de band met een te lagebandenspanning door het
reservewiel als u geen tankstation
kunt bereiken of als de band lek is.
Wanneer de band met lage
bandenspanning is vervangen door
de reserveband, gebeurt een van de
volgende dingen:
Het controlelampje storing TPMS
knippert gedurende ca. 1 minuut
en blijft daarna branden omdat deTPMS-sensor niet op het
reservewiel is gemonteerd.
(reservewiel met sensor niet inauto)
Het controlelampje storing TPMS blijft continu branden tijdens het
rijden omdat de TPMS-sensor niet
op het reservewiel is gemonteerd.
(reservewiel met sensor in auto)OPMERKING
Mogelijk gaat het
waarschuwingslampje lagebandenspanning in de winter of bij koud weer branden als debanden bij warm weer op deaanbevolen spanning zijngebracht. Het betekent niet dat uw TPMS defect is, omdat delagere temperatuur eenevenredig lagere bandenspanning tot gevolgheeft.
Controleer de bandenspanningen stel deze af wanneer u vaneen warm gebied naar een koud gebied of vice versa rijdt, ofwanneer de buitentemperatuuraanmerkelijk toe- of afneemt.
Page 556 of 585

611
Wat te doen in een noodgeval
Controlelampje storing
TPMS (controlesysteem
lage bandenspanning)
Het controlelampje storing TPMS
gaat branden nadat het ongeveer 1
minuut heeft geknipperd wanneer er
een probleem is met het controle
-
systeem lage bandenspanning (TPMS).
We raden u aan het systeem door
een officiële HYUNDAI-dealer na te
laten kijken om het probleem te laten
vaststellen.
✽✽ AANWIJZING
In het geval van een storing in het TPMS is het mogelijk dat hetwaarschuwingslampje positie lagebandenspanning niet gaat branden,ook al is de spanning van een bandte laag.
Een wiel wisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. We radenu aan het systeem door een officiële
HYUNDAI-dealer na te laten kijken.
Ieder wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel. Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
nakijken.
WAARSCHUWING - Schade
door lage bandenspanning
Een te lage bandenspanning
zorgt ervoor dat de auto
instabiel wordt en kan ervoor
zorgen dat u de controle overde auto verliest en dat de
remweg wordt verlengd. Doorrijden op banden met een
te lage spanning heeft
oververhitte en defecte banden
tot gevolg.
OPMERKING
We raden u aan door HYUNDAI goedgekeurd bandenreparatie
-
middel te gebruiken.
Het bandenreparatiemiddel opde bandenspanningsensor enhet wiel moet grondig wordenverwijderd wanneer u de band door een nieuw exemplaarvervangt.
Page 557 of 585

Wat te doen in een noodgeval
12
6
Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdt met een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de lekke band
door het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
Het controlelampje storing TPMS
knippert gedurende ca. 1 minuut
en blijft daarna branden omdat deTPMS-sensor niet op het
reservewiel is gemonteerd.
(reservewiel met sensor niet inauto)
Het controlelampje storing TPMS blijft continu branden tijdens het
rijden omdat de TPMS-sensor niet
op het reservewiel is gemonteerd.
(reservewiel met sensor in auto) Mogelijk kunt u de bandenspanningniet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de banden
-
spanning te meten. Een band die
warm is (door het rijden), heeft eenhogere bandenspanning dan een
band die koud is (doordat dezegedurende ten minste 3 uur heeftstilgestaan of niet meer dan 1,6 km
heeft gereden gedurende deze
periode).
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolen
spanning te brengen. Een koudeband houdt in dat de auto gedurende3 uur heeft stilgestaan of niet meerdan 1,6 km heeft gereden gedurende
deze periode.
OPMERKING
We raden u aan door HYUNDAI
goedgekeurd bandenreparatie
-
middel te gebruiken indien uwauto is uitgerust met hetcontrolesysteem voor lage bandenspanning (TPMS). Hetvloeibare bandenreparatie
-
middel kan de bandenspanning-
sensoren beschadigen.
WAARSCHUWING- TPMS
Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers en
dergelijke.
Als de auto instabiel aanvoelt, haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en breng
uw auto op een veilige plaatstot stilstand.
Page 558 of 585
613
Wat te doen in een noodgeval
WAARSCHUWING - TPMS
beschermen
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het controlesysteem lagebandenspanning (TPMS)
verhindert mogelijk dat de
bestuurder door het systeem
wordt gewaarschuwd over een
te lage bandenspanning en/of
storingen in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het TPMS vervalt mogelijk
de garantie voor dat deel van deauto.
Page 559 of 585

Wat te doen in een noodgeval
14
6
LEKKE BAND (MET RESERVEWIEL, INDIEN VAN TOEPASSING)
Krik en gereedschap
Het reservewiel, de krik, de
krikslinger en de wielmoersleutel zijn
opgeborgen in de bagageruimte.
Verwijder het opbergvak onder de
vloer van de bagageruimte om bij
deze onderdelen te komen.
(1) Krikslinger
(2) Krik(3) Wielmoersleutel(4) Pijpsleutel
Aanwijzingen voor krikken
De krik is uitsluitend bedoeld voor
het verwisselen van een wiel.
Berg de krik zorgvuldig op om te
voorkomen dat hij tijdens het rijden
gaan rammelen. Neem de onderstaande aanwijzingen in acht om letsel te
voorkomen.
WAARSCHUWING -
Verwisselen van wielen
Verwissel een wiel nooit op de rijbaan.
Zet de auto altijd in de berm. Plaats de krik op een stevige,
vlakke ondergrond. Bel de
wegenwacht voor hulpwanneer u de auto niet op een
veilige plek kunt plaatsen.
(Vervolg)
(Vervolg)
Plaats de krik uitsluitend opde daartoe bestemde plaats;
nooit onder de bumper of iets
dergelijks.
De auto zou gemakkelijk van de krik kunnen rollen, waarbijernstig letsel kan ontstaan.
Ga nooit onder een auto liggen die op de krik staat.
Start de motor niet en laat hem niet draaien zolang de
auto is opgekrikt.
Zorg dat er niemand meer in de auto aanwezig als deze
wordt opgekrikt.
Zorg ervoor dat kinderen op een veilige afstand van de
auto en van de weg worden
gehouden voordat de auto
wordt opgekrikt.
ODM062003
Page 560 of 585
615
Wat te doen in een noodgeval
Verwijderen en opbergen van het
reservewiel
Het reservewiel bevindt zich aan de
onderkant van de auto, direct onder
de bagageruimte.
Verwijderen van het reservewiel
1.Open de achterklep.
2.Verwijder de kunststof afdekkapmet een platte schroevendraaier of
iets dergelijks. 3.Bevestig de pijpsleutel op de
wielmoersleutel.
4.Draai de bout zo ver los dat het reservewiel uit de auto zakt.
Draai de sleutel linksom totdat het
wiel de grond raakt. 5.Blijf de sleutel linksom draaien als
het reservewiel de grond raakt en
trek het reservewiel naar buiten.
Draai de sleutel nooit te ver;
anders kan de reservewielhouder
beschadigd raken.
6.Verwijder de houder (1) uit het midden van het reservewiel.
ODM062004
ODM062005ODM062006