Page 73 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Waarschuwingen voor het geval de
auto bij een ongeval betrokken raakt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om de
kans op dodelijk of ernstig letsel te
beperken:
• Breng de auto op een veilige plaats
tot stilstand om verdere
aanrijdingen te voorkomen. Activeer
de parkeerrem terwijl u het
rempedaal intrapt en selecteer stand
P om het EV-systeem uit te
schakelen. Laat vervolgens het
rempedaal voorzichtig opkomen.
• Raak de onderdelen, kabels (oranje)
en stekkers waar hoogspanning op
staat niet aan.
• Als binnen of buiten de auto
elektrische bedrading blootligt, kan
er een elektrische schok optreden.
Raak blootliggende elektrische
bedrading nooit aan.
• Raak de tractiebatterij niet aan als er
vloeistof uit lekt of als de buitenzijde
vochtig is. Als elektrolyt (organische
elektrolyt op koolzuurbasis) die uit
de tractiebatterij lekt in aanraking
komt met de ogen of de huid, kan dit
blindheid of wonden veroorzaken.
Mocht er onverhoopt vloeistof in uw
ogen of op uw huid terechtkomen,
spoel deze dan direct af met veel
water en raadpleeg onmiddellijk een
arts.
• Als er elektrolyt lekt uit de
tractiebatterij, kom dan niet in de
buurt van de auto. Zelfs in het
onwaarschijnlijke geval dat de
tractiebatterij beschadigd is geraakt,
zal de inwendige constructie van de
batterij voorkomen dat er grote
hoeveelheden elektrolyt lekken. Als
er echter elektrolyt lekt, zullen er
dampen vrijkomen. Deze dampen
irriteren de huid en ogen en kunnen,
wanneer ze worden ingeademd,
acute vergiftiging veroorzaken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Houd brandende of hete voorwerpen
uit de buurt van de elektrolyt.
Anders kan de elektrolyt vlam vatten
en brand veroorzaken.
• Stap zo snel mogelijk uit als er brand
uitbreekt in de batterij-elektrische
auto. Gebruik nooit een
brandblusser die niet is bedoeld voor
het blussen van een
elektriciteitsbrand. Zelfs het gebruik
van een geringe hoeveelheid water
om te blussen kan al gevaarlijk zijn.
• Als uw auto gesleept moet worden,
dient dit te gebeuren met de
voorwielen (2WD-uitvoeringen) of
de vier wielen (AWD-uitvoeringen)
van de grond. Als de wielen, die
verbonden zijn met de elektromotor
(tractiemotor), tijdens het slepen de
grond raken, kan door de werking
van de motor opgewekte energie
brand veroorzaken afhankelijk van
de aard van de schade of storing.
(→Blz. 437)
• Controleer het wegdek/de bodem
onder de auto zorgvuldig. Als
gelekte vloeistof (anders dan water
uit de airconditioning) wordt
aangetroffen op de grond, is de
tractiebatterij mogelijk beschadigd.
Verlaat uw auto zo spoedig mogelijk.
Neem daarnaast contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige en breng hem
op de hoogte van de gelekte
vloeistof op de grond. Zelfs bij een
kleine aanrijding kunnen de
tractiebatterij en onderdelen in de
buurt ervan beschadigd raken. Laat
de tractiebatterij na een ongeval
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
2.1 EV-systeem
71
2
EV-systeem
Page 74 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Tractiebatterij
• Uw auto is uitgerust met een
gesloten lithium-ionbatterij.
• U mag de tractiebatterij nooit
doorverkopen, overdragen aan
iemand anders of aanpassen. Om
ongelukken te voorkomen worden
tractiebatterijen die uit afgedankte
auto's worden gehaald, ingezameld
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Voer het
batterijpakket niet zelf af. Als het
batterijpakket niet op de juiste
manier wordt ingezameld, kan het
volgende gebeuren, met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg:
– Voer de tractiebatterij niet illegaal
af en dump de tractiebatterij niet
ergens. Dit kan schadelijk zijn voor
het milieu en er bestaat dan ook
een risico dat iemand een
onderdeel aanraakt dat onder
hoogspanning staat en een
elektrische schok krijgt.
– De tractiebatterij is uitsluitend
bestemd voor gebruik in uw
batterij-elektrische auto. Als de
tractiebatterij buiten uw auto
wordt gebruikt of op een of andere
manier wordt aangepast, kunnen
er ongelukken mee gebeuren:
iemand kan een elektrische schok
krijgen, de tractiebatterij kan hitte
en rook genereren, er kan zich een
ontploffing voordoen en er kan
elektrolyt uit lekken. Wanneer u uw
auto doorverkoopt of overdraagt,
is het risico van een ongeval zeer
groot, omdat de persoon die de
auto ontvangt mogelijk niet op de
hoogte is van deze gevaren van
deze aanpassingen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als uw auto wordt afgevoerd zonder
dat de tractiebatterij is verwijderd,
bestaat de kans op zware elektrische
schokken als
hoogspanningsonderdelen, kabels
en aansluitingen hiervan aangeraakt
worden. Wanneer uw auto moet
worden afgevoerd, dient de
tractiebatterij te worden afgevoerd
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Als de
tractiebatterij niet op de juiste
manier wordt afgevoerd, kan deze
elektrische schokken veroorzaken,
die dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg kunnen hebben.
• Neem voor informatie over
inzamelpunten voor
tractiebatterijen, contactgegevens
of het recyclingproces contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
• Let vooral op de omgeving rond de
auto. Omdat er geen motorgeluiden
zijn, merken voetgangers, fietsers of
andere verkeersdeelnemers en
voertuigen in de omgeving mogelijk
niet dat de auto wegrijdt of hen
nadert. Wees dus tijdens het rijden
extra alert. Wees daarom tijdens het
rijden extra voorzichtig, zelfs als het
akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem
actief is.
2.1 EV-systeem
72
Page 75 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de bodemplaat van de auto
tijdens het rijden wordt blootgesteld
aan hevige schokken, breng de auto
dan op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de onderkant
van de auto. Schade aan de
tractiebatterij of vloeistoflekkage
kan leiden tot een autobrand, enz.
Raak de auto niet aan en neem
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Zelfs als er
aan de onderzijde van de auto geen
beschadigingen zichtbaar zijn, kan
de tractiebatterij zijn beschadigd.
Laat als de bodemplaat van de auto
is blootgesteld aan een schok de
tractiebatterij nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen
Verlaag de auto niet. De tractiebatterij
in de bodemplaat van de auto maakt
gemakkelijker contact met de grond als
de auto is verlaagd. Wanneer de
tractiebatterij beschadigd is, kan dat
leiden tot een autobrand, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor
noodgevallen zorgt ervoor dat het
EV-systeem en het
hoogspanningssysteem worden
uitgeschakeld als de botsingssensoren
een aanrijding met een kracht boven een
bepaalde drempelwaarde hebben
gesignaleerd. Als het uitschakelsysteem
voor noodgevallen in werking is
getreden, kunt u uw auto niet meer
starten. Neem voor het herstarten van
het EV-systeem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmelding
Als er een storing in het EV-systeem
optreedt, of als het systeem onjuist wordt
bediend, wordt automatisch een melding
weergegeven.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op. (→Blz. 120,
blz. 449)
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven of als de 12V-accu
wordt losgekoppeld
Mogelijk start het EV-systeem niet.
Probeer in dat geval het systeem opnieuw
te starten. Neem als het controlelampje
READY niet gaat branden contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als de tractiebatterij volledig ontladen
is
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart omdat de tractiebatterij volledig
ontladen is, start het systeem dan weer
na AC- of DC-laden. Om voor voldoende
actieradius te zorgen, raden wij u aan de
tractiebatterij te laden totdat het
waarschuwingslampje tractiebatterij
ontladen uitgaat.
2.1 EV-systeem
73
2
EV-systeem
Page 76 of 586

2.1.3 Tips voor rijden met een
batterij-elektrische auto
Anders dan bij conventionele auto's
neemt bij batterij-elektrische auto's het
elektriciteitsverbruik toe bij langdurig
rijden op autowegen en snelwegen of bij
een hoge gemiddelde rijsnelheid. De
maximale rijafstand neemt hierdoor af.
Als de resterende lading in de
tractiebatterij laag is, vertrouw dan niet
te veel op de weergegeven maximale
rijafstand en rijd niet te lang op
autowegen en snelwegen. Door met
gematigde snelheid te rijden kan het
elektriciteitsverbruik van de
tractiebatterij onder controle worden
gehouden.
De volgende rijtips dragen bij aan een
verlaging van het energieverbruik van de
batterij en een verhoging van de
actieradius.
Bediening transmissie
Zet de transmissie in stand D als u moet
wachten bij een verkeerslicht of als u in
druk verkeer rijdt. Selecteer stand P
wanneer de auto geparkeerd wordt. Als u
tijdens het rijden stand N selecteert, is er
geen positief effect op het
elektriciteitsverbruik. In stand N kan de
tractiebatterij niet worden geladen. Ook
bij gebruik van de airconditioning, enz.
wordt elektriciteit van de tractiebatterij
verbruikt. (→Blz. 203)
Files
Herhaaldelijk accelereren en decelereren
door verkeersopstoppingen, langdurig
wachten bij verkeerslichten en rijden op
steile hellingen veroorzaken een hoog
elektriciteitsverbruik. Raadpleeg vóór
vertrek de verkeersberichten om deze
situaties zo veel mogelijk te vermijden.
Laat bij verkeersopstoppingen het
rempedaal rustig los zodat de auto
zachtjes vooruitrijdt en vermijd
overmatig gebruik van het gaspedaal. Dit
helpt onnodig elektriciteitsverbruik te
beperken.Bij het remmen
Rem rustig en tijdig. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Rijden op autowegen of snelwegen
Rijd met een constante snelheid. Neem
als u ergens moet stoppen de tijd voor
het loslaten van het gaspedaal en trap
rustig het rempedaal in. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Airconditioning
• Maak alleen gebruik van de
airconditioning als dat nodig is. Dit
helpt het elektriciteitsverbruik te
beperken.
In de zomer: Gebruik bij hoge
temperaturen de recirculatiemodus.
Dit beperkt de belasting van de
airconditioning en vermindert ook het
elektriciteitsverbruik.
In de winter: Overmatig of onnodig
gebruik van de verwarming moet
worden vermeden. Het
elektriciteitsverbruik kan ook worden
verminderd door overmatig gebruik
van de verwarming te vermijden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 365) wordt
gebruikt terwijl de AC-laadkabel is
aangesloten op de auto, wordt het
elektriciteitsverbruik na het wegrijden
verminderd doordat de
airconditioning vooral werkt op
elektriciteit van een externe
voedingsbron.
Controle van bandenspanning
Controleer de bandenspanning
regelmatig. Een onjuiste bandenspanning
kan leiden tot een hoog
elektriciteitsverbruik.
Winterbanden kunnen veel wrijving
veroorzaken en kunnen, als ze worden
gebruikt op droge wegen, dus ook een
2.1 EV-systeem
74
Page 77 of 586

hoger elektriciteitsverbruik veroorzaken.
Gebruik banden die geschikt zijn voor het
seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
elektriciteitsverbruik. Neem geen
onnodige bagage mee.
2.1.4 Actieradius
De actieradius die onder andere wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay toont de
referentieafstand waarover gereden kan
worden. De werkelijke afstand die
gereden kan worden, kan afwijken van de
afstand die wordt weergegeven.
Weergegeven waarde
Een waarde waarbij de rijprestaties
voldoende zijn, wordt geschat op basis
van de resterende lading van de
tractiebatterij, de toestand van de
tractiebatterij, de buitentemperatuur,
enzovoort en wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 130)
Als de buitentemperatuur laag is, is het
vermogen van de tractiebatterij mogelijk
lager, waardoor de maximale rijafstand
korter is. Dit duidt echter niet op een
storing. Laad de tractiebatterij eerder op
dan gebruikelijk.
Tips voor het vergroten van de
actieradius
De maximale rijafstand is sterk
afhankelijk van hoe er met de auto
gereden wordt, de wegcondities, het
weer, de buitentemperatuur, het gebruik
van elektrische componenten en het
aantal inzittenden.
De maximale rijafstand kan worden
vergroot door onderstaande
aanwijzingen te volgen:
• Houd een veilige afstand tot uw
voorligger en voorkom onnodig
accelereren en decelereren• Accelereer en decelereer zo vloeiend
mogelijk
• Rijd niet te hard en probeer zo veel
mogelijk een constante snelheid aan
te houden
• Stel de airconditioning in op een
gematigde temperatuur en voorkom
overmatig gebruik van de
verwarmings- en koelfunctie
• Gebruik banden met de
voorgeschreven maat en houd de
bandenspanning op de
voorgeschreven waarde
• Vervoer geen onnodig gewicht in de
auto
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid
Het volgende geeft aan dat de
laadprocedure op de juiste manier is
uitgevoerd.
• De laadindicator gaat uit
• “Charging complete” (laden voltooid)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als een
portier wordt geopend terwijl het
contact UIT staat. (→Blz. 84)
Ongeacht het type voedingsbron of het
gebruik van de laadschemafunctie is de
laadprocedure voltooid als aan
bovenstaande voorwaarden is voldaan.
Laadgerelateerde meldingen:→blz. 120
2.1 EV-systeem
75
2
EV-systeem
Page 78 of 586
2.2 Laden
2.2.1 Laaduitrusting
Laaduitrusting en benamingen
AAC-laadcontact
BLaadindicator (→blz. 79) en
verlichting laadcontact
CDC-laadcontact
DKlep laadaansluiting (→blz. 77)
EWaarschuwingslabel/
identificatielabel (→blz. 77)
FAC-laadkabel*(→blz. 0)
GLaadaansluiting
*: Raadpleeg de meegeleverde gebruikershandleiding voor de juiste hantering van en
voorzorgsmaatregelen voor de AC-laadkabel.
2.2 Laden
76
Page 79 of 586

Identificatielabel
Op de auto, de laadkabel en de lader zijn identificatielabels bevestigd om de gebruiker te
informeren welk apparaat hij moet gebruiken.
De betekenis van elk identificatielabel is als volgt:
Identifica-
tielabelType
voedingStandaard ConfiguratieType acces-
soireSpanningsbe-
reik
AC EN 62196-2 TYPE 2■Klep laada-
ansluiting
■Laadstekker
≤480VRMS
DC EN 62196-3 FF■Klep laada-
ansluiting
■Laadstekker
50 V - 500 V
Openen/sluiten van de klep van de
laadaansluiting
Openen
Ontgrendel de klep van de
laadaansluiting door de portieren te
ontgrendelen. (→Blz. 142)
Open de klep van de laadaansluiting een
stukje door op de achterste rand ervan te
drukken (op de in de afbeelding
aangegeven positie).
Open de klep van de laadaansluiting
volledig met de hand.
Sluiten
Beweeg de klep van de laadaansluiting
naar de iets geopende stand en druk
vervolgens op de achterste rand (op de in
de afbeelding aangegeven positie) om
hem te sluiten.
De klep van de laadaansluiting wordt ook
vergrendeld als de portieren worden
vergrendeld.
2.2 Laden
77
2
EV-systeem
Page 80 of 586

De klep van de laadaansluiting zal
worden vergrendeld wanneer
• In de volgende gevallen wordt de klep
van de laadaansluiting vergrendeld.
– De portieren worden vergrendeld
met de afstandsbediening
– De portieren worden vergrendeld
met het Smart entry-systeem met
startknop
– De portieren worden vergrendeld
met de mechanische sleutel
• De klep van de laadaansluiting wordt
automatisch vergrendeld als de
portieren door de beveiligingsfunctie
worden vergrendeld wanneer de klep
van de laadaansluiting wordt
gesloten. (→Blz. 144)
• Als de klep van de laadaansluiting
wordt gesloten nadat de portieren zijn
vergrendeld, wordt de klep niet
vergrendeld. In dat geval kan, na het
ontgrendelen van de portieren, de
klep van de laadaansluiting worden
vergrendeld door de portieren te
vergrendelen.Drukstift
• De klep van de laadaansluiting wordt
niet gesloten wanneer de drukstift
wordt ingedrukt voordat de klep van
de laadaansluiting wordt gesloten.
Druk in dat geval de drukstift tijdens
het ontgrendelen van het portier
nogmaals in, zodat deze deblokkeert.
Sluit vervolgens opnieuw de klep van
de laadaansluiting.
Detectieschakelaar klep
laadaansluiting open/gesloten
Wanneer de klep van de laadaansluiting
open is, raak dan de detectieschakelaar
klep laadaansluiting open/gesloten niet
aan (positie aangegeven in de
afbeelding).
Als u hem per ongeluk aanraakt, geeft de
auto mogelijk ten onrechte weer dat de
klep van de laadaansluiting
geopend/gesloten is of kan de
laadstekker niet normaal worden
vergrendeld/ontgrendeld.
2.2 Laden
78