5.2.5 Brake Hold-systeem........211
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers................213
5.3.1 Lichtschakelaar...........213
5.3.2 AHS
(Adaptive High Beam-systeem)
*. 215
5.3.3 AHB (Automatic High Beam)*...219
5.3.4 Schakelaar mistlampen......222
5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers....222
5.4 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................225
5.4.1 Software-update..........225
5.4.2 Toyota Safety Sense........227
5.4.3 Bestuurderscamera
*........234
5.4.4 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 235
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist).....244
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert)....248
5.4.7 RSA (Road Sign Assist).......252
5.4.8 Dynamic Radar Cruise Control . . 256
5.4.9 Cruise control............263
5.4.10 Snelheidsbegrenzer
*.......265
5.4.11 Noodstopsysteem.........268
5.4.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*....270
5.4.13 SEA (Safe Exit Assist)*......275
5.4.14 Toyota Parking Assist-sensor*. . 279
5.4.15 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*................288
5.4.16 RCD (Rear Camera Detection)*. 293
5.4.17 PKSB (Parking Support Brake)*. 296
5.4.18 Stilstaande objecten voor en
achter de auto
*...........300
5.4.19 Bewegend voertuig achter de
auto
*.................302
5.4.20 Voetgangers achter de auto*. . 303
5.4.21 Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park) . . . 306
5.4.22 Toyota Teammate Advanced
Park
*.................307
5.4.23 SNOW-modus*...........341
5.4.24 X-MODE*..............342
5.4.25 Ondersteunende systemen . . . 346
5.5 Rijtips.....................351
5.5.1 Rijden in de winter.........351
5.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............353
6. Voorzieningen in het interieur
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........358
6.1.1 Regeling ALL AUTO (ECO).....358
6.1.2 Automatische airconditioning . . 359
6.1.3 Op afstand bedienbare
airconditioning...........365
6.1.4 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........367
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 369
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 369
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 371
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......371
6.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............374
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen
in het interieur................378
6.4.1 Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
*............378
6.4.2 Overige voorzieningen in het
interieur...............379
7. Onderhoud en verzorging
7.1 Onderhoud en verzorging.........390
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto........390
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieur van uw auto........393
7.2 Onderhoud..................395
7.2.1 Onderhoud en reparatie......395
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......397
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........397
7.3.2 Motorkap...............398
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik....399
7.3.4 Elektromotorcompartiment....400
7.3.5 Banden................406
7.3.6 Vervangen van een band......418
7.3.7 Bandenspanning..........424
7.3.8 Velgen.................425
7.3.9 Interieurfilter............426
7.3.10 Batterij elektronische sleutel . . 429
7.3.11 Controleren en vervangen van
zekeringen.............430
7.3.12 Lampen...............432
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
Interieurfilter
→Blz. 426
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. werking van de
automatische modus van toets A/C)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 492)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
Voorkomen van brandwonden
• Raak het oppervlak van de
buitenspiegels niet aan, omdat dit
heet kan worden en brandwonden
kan veroorzaken.
• Auto's met voorruitverwarming: Raak
het onderste deel van de voorruit en
de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming
is ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het EV-systeem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk.Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de toets OFF om de
procedure te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.
Als gevolg van zonlicht kan er koude lucht
rondom het bovenlichaam worden
verspreid als de verwarming is
ingeschakeld.
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier (SYNC-modus)
Voer een van de volgende procedures uit
om de SYNC-modus in te schakelen:
• Druk op de schakelaar SYNC.
• Wijzig de ingestelde temperatuur aan
voorpassagierszijde.
Als de SYNC-modus is ingeschakeld,
gaat het controlelampje branden.
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
362
OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders
• Omdat het repareren of vervangen
van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en
-zenders, adviseren we u deze
werkzaamheden uit te laten voeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Ga ook voor de
aanschaf van
bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de Toyota-
wielbouten en de Toyota-
wielmoersleutel bij uw lichtmetalen
velgen.
• Controleer de wielbouten na de eerste
1.600 km telkens als een band is
verwisseld, gerepareerd of vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
7.3.9 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen van het interieurfilter
1. Zet het contact UIT.
Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten. Gebruik de op afstand
bedienbare airconditioning niet
tijdens de procedure.
2. Open het voorpassagiersportier.
Door het portier open te houden
wordt plotseling in werking treden
van de op afstand bedienbare
airconditioning voorkomen.
(→Blz. 365)
3. Druk op de klauw, houd de hendel
Avast en verwijder het paneel.
4. Auto's met voetenruimteverlichting:
Neem de stekker los.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
426
5. Ontgrendel de afdekkap van het filter
(A), haal de afdekkap van het filter
uit de klauwen (
B) en verwijder de
afdekkap van het filter.
6. Houd de filterhouder
Avast en
verwijder de onderste filterhouder.
7. Houd de filterhouder
Avast en trek
de bovenste filterhouder omlaag.8. Houd de filterhouder
Avast en
verwijder de bovenste filterhouder.
Mogelijk hebben zich stof en vuil
(gevallen bladeren, enz.) onder in de
airco-unit verzameld; verwijder dit
met een stofzuiger.
9. Verwijder het interieurfilter uit de
bovenste en onderste filterhouder en
vervang het door een nieuw
exemplaar.
Plaats het op zo'n manier dat de pijl
richting de achterzijde van de auto
wijst.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
427
7
Onderhoud en verzorging
10. Plaatsen: Herhaal de genoemde
stappen in omgekeerde volgorde.
Bij het plaatsen van het filterdeksel
Schuif de uitsparing
Avan het
filterdeksel over de bovenkant van de
bovenste filterhouder
B, zoals
aangegeven in de afbeelding, en bevestig
deze op zo'n manier dat deze richting het
insteekgedeelte in de dekselbevestiging
beweegt.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.WAARSCHUWING!
Bij het vervangen van het
interieurfilter
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan de airconditioning tijdens de
procedure in werking treden, hetgeen
kan leiden tot letsel.
• Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten.
• Gebruik de op afstand bedienbare
airconditioning niet
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
• Controleer of het interieurfilter
aanwezig is. Als de airconditioning
zonder filter gebruikt wordt, kan het
systeem beschadigd raken.
• Het filter kan vervangen worden.
Reinig het filter niet met water of
perslucht.
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl om
de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
428
Voordat u gaat rijdenAdvies .................196
Belangrijke punten met betrekking tot
het beladen van een
aanhangwagen ............193
Lading en bagage ...........191
Maximale gewichten .........193
Montagepositie voor de
trekhaak/afneembare trekhaak . .194
Rijden met de auto ..........186
Rijden met een aanhangwagen . .193
Rijprocedure ..............186
Trekhaak/trekhaak met afneembare
kogel ..................193
Wegrijregeling ............191
Voor een veilig gebruik Afstellen van de hoogte van het
schouderbevestigingspunt van de
veiligheidsgordel (voorstoelen) . . .26
Afstellen van de spiegels .......23
Airbags ..................28
De juiste houding achter het stuur .23
Gordelspanners (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen achter) .....26
Juist gebruik van de
veiligheidsgordels .........23,25
Plaatsen van de vloermatten .....22
SRS-airbagsysteem ..........28
Vast- en losmaken van de
veiligheidsgordel ............26
Veiligheidsgordels ...........24
Veilig rijden ...............23
Voordat u gaat rijden .........22
Wat moet u doen als... (Problemen
oplossen) Als u denkt dat er iets mis is . . . .496
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld, ontgrendeld,
geopend of gesloten .........496
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan ..............497
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen) ........496Zelf uit te voeren onderhoud
Annuleren van de
identificatiecoderegistratie .....416
Banden .................406
Bandenspanning ...........424
Bandenspanningswaarschuwings-
systeem ................408
Batterij elektronische sleutel . . . .429
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen .........426
Bijvullen van
ruitensproeiervloeistof .......405
Controleren en vervangen van
zekeringen ...............430
Controleren van de 12V-accu . . .403
Controleren van de banden .....406
Controleren van de koelvloeistof van
de vermogensregeleenheid .....402
Controleren van de koelvloeistof van
de verwarming ............401
Controle van radiateur en
condensor ...............402
Elektromotorcompartiment . . . .400
Instellen van de bandenspanning .412
Interieurfilter .............426
Keuzevanvelg ........... .425
L
ampen .................432
Motorkap ................398
Onderdelen ..............400
Onderhoud ..............397
Openen van de motorkap ......398
Plaatsen van bandenspannings-
sensoren en -zenders ........409
Plaatsen van een garagekrik . . . .399
Plaatsen van het wiel .........422
Plaats van gereedschap .......419
Plaats van het kriksteunpunt . . . .400
Registratie van de positie van elk wiel
na het wisselen van banden .....410
Registreren van
identificatiecodes ..........414
Trefwoordenlijst
583
Trefwoordenlijst