Page 385 of 586

wegvallen en wordt het laden
mogelijk tijdelijk onderbroken. Als er
echter een laadspoel in het laadgebied
aanwezig is, zal de spoel in de
draadloze lader zich in de richting van
de andere spoel begeven en wordt het
laden gestart.
Snellaadfunctie
• De volgende draagbare apparaten
ondersteunen snelladen.– Draagbare apparaten die voldoen
aan WPC versie 1.2.4 en compatibel
zijn met snelladen
– iPhones met een iOS-versie die het
laden met 7,5 W ondersteunt
(iPhone 8 en nieuwer)
• Wanneer een draagbaar apparaat dat
snelladen ondersteunt, wordt
opgeladen, schakelt de oplaadfunctie
automatisch over op de
snellaadfunctie.
Voorwaarden voor verlichting van de werkingsindicator
Werkingsindicator
Voorwaarden
Zijde oplaadvakZijde scherm multimedia-
systeem
Uitschakelen VerdwijntWanneer de voeding voor de
draadloze lader uit is
Groen (gaat branden) GrijsIn stand-by (status opladen
mogelijk)
*1
Wanneer het laden is vol-
tooid*2
Oranje (gaat branden) BlauwWanneer het draagbare ap-
paraat op het laadgebied
wordt geplaatst (het draag-
bare apparaat wordt gesigna-
leerd)
Laden
*1In stand-by wordt er geen vermogen geleverd. Als er in deze stand een metalen
voorwerp op het oplaadvak wordt geplaatst, zal dit niet warm worden.
*2Afhankelijk van het draagbare apparaat kan het voorkomen dat de werkingsindicator
oranje blijft branden, ook al is het laden voltooid.
De draadloze lader werkt niet goed.
Hieronder wordt uitgelegd wat u moet doen als de draadloze lader in bepaalde situaties
niet goed werkt.
Werkingsindicator Scherm multimediasysteemVermoedelijke oorzaak/Wat
u moet doen
Oranje (knippert met inter-
vallen van een seconde)GrijsStoring in de communicatie
tussen de draadloze lader en
de Smart Key
Als het EV-systeem is inge-
schakeld, schakel het dan uit
en vervolgens weer in
Als het contact in stand ACC
staat, start dan het EV-
systeem. (→Blz. 198)
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
383
6
Voorzieningen in het interieur
Page 386 of 586

Werkingsindicator Scherm multimediasysteemVermoedelijke oorzaak/Wat
u moet doen
Groen (knippert met interval-
len van een seconde)VerdwijntStoring in de communicatie
tussen de draadloze lader en
het multimediasysteem
Als het EV-systeem is inge-
schakeld, schakel het dan uit
en vervolgens weer in
Als het contact in stand ACC
staat, start dan het EV-
systeem. (→Blz. 198)
Groen (gaat branden) BlauwEr worden automatisch AM-
radiozenders geselecteerd
Wacht tot het systeem klaar
is met het automatisch se-
lecteren van AM-
radiozenders. Stop de auto-
matische selectie als deze
niet kan worden voltooid.
Het Smart entry-systeem met
startknop signaleert de sleu-
tel
Wacht tot de signalering van
de sleutel is voltooid.
Oranje (blijft met regelmatige
intervallen 3 keer knipperen)GrijsSignalering vreemde voor-
werpen: Er bevindt zich een
metalen voorwerp in het
laadgebied, en dus treedt de
beveiliging tegen oververhit-
ting van de laadspoel in wer-
king
Verwijder het vreemde
voorwerp van het laadge-
bied.
Onjuiste plaatsing draagbaar
apparaat:
De laadspoel in het draag-
bare apparaat bevindt zich
buiten het laadgebied, en
dus treedt de beveiliging
tegen oververhitting van de
laadspoel in werking
Oranje (blijft met regelmatige
intervallen 4 keer knipperen)GrijsDe draadloze lader wordt
voor de veiligheid uitgescha-
keld wanneer de temperatuur
in de draadloze lader de inge-
stelde waarde overschrijdt.
Stop het laden, verwijder
het draagbare apparaat uit
het oplaadvak en wacht tot
de temperatuur is gedaald
voordat u de draadloze lader
weer gebruikt.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
384
Page 387 of 586

De draadloze lader kan worden bediend
als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Draagbare apparaten die kunnen
worden geladen
• Draagbare apparaten die compatibel
zijn met de Qi draadloze-
laadstandaard kunnen worden
geladen met de draadloze lader.
Compatibiliteit met alle apparaten die
aan de Qi draadloze-laadstandaard
voldoen is echter niet gegarandeerd.
• De draadloze lader is ontworpen voor
het leveren van een laag vermogen
(5 W of lager) aan een mobiele
telefoon, smartphone of ander
draagbaar apparaat.
• Het niet in acht nemen van dit advies
kan brand tot gevolg hebben. De
volgende draagbare apparaten
kunnen echter worden geladen met
meer dan 5 W.
– iPhone's met 7,5 W laadvermogen
kunnen met maximaal 7,5 W worden
geladen.
– Apparatuur die voldoet aan versie
1.2.4 van de WPC-specificatie
(Extended Power profile) kan met
maximaal 10 W worden opgeladen.
Wanneer er hoesjes of accessoires aan
de draagbare apparaten zijn bevestigd
Laad niet op wanneer er een hoesje of
accessoire aan het draagbare apparaat is
bevestigd dat niet compatibel is met Qi.
Afhankelijk van het type hoesje (ook bij
sommige door de fabrikant van het
apparaat geleverde hoesjes) of
accessoire kan het zijn dat laden niet
mogelijk is. Verwijder het hoesje of
accessoire als het draagbare apparaat op
het laadgebied is geplaatst, ook al wordt
er niet geladen.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
• Als de elektronische sleutel niet in het
interieur kan worden gesignaleerd,
kan er niet worden geladen. Wanneereen portier wordt geopend en
gesloten, wordt het laden mogelijk
tijdelijk onderbroken.
• Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat
warm. Dit duidt niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat
tijdens het laden warm wordt en het
laden stopt als gevolg van de
beschermingsfunctie van het
draagbare apparaat, wacht dan tot het
draagbare apparaat is afgekoeld en
laad dan opnieuw.
• Afhankelijk van het gebruik van het
draagbare apparaat is het mogelijk
niet volledig opgeladen. Dit duidt niet
op een storing.
Belangrijke punten met betrekking tot
de draadloze lader
• Als de elektronische sleutel niet in het
interieur kan worden gesignaleerd,
kan er niet worden geladen. Wanneer
het portier wordt geopend en
gesloten, wordt het laden mogelijk
tijdelijk onderbroken.
• Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat
warmer. Dit duidt echter niet op een
storing. Wanneer een draagbaar
apparaat tijdens het laden warm
wordt, stopt het laden mogelijk als
gevolg van de beschermingsfunctie
van het draagbare apparaat. In dit
geval kunt u weer laden nadat de
temperatuur van het draagbare
apparaat aanmerkelijk is afgenomen.
Mogelijk treedt de ventilator in
werking om de temperatuur in de
draadloze lader te verlagen. Dit duidt
echter niet op een storing.
Geluid gegenereerd tijdens de
bediening
Wanneer de voedingsschakelaar wordt
ingeschakeld of tijdens het identificeren
van een draagbaar apparaat, zijn er
mogelijk werkingsgeluiden te horen. Dit
duidt niet op een storing.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
385
6
Voorzieningen in het interieur
Page 388 of 586

Schoonmaken van de draadloze lader
→Blz. 393
Verklaring
→Blz. 566
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Wanneer een draagbaar apparaat
wordt opgeladen, dient de bestuurder
uit veiligheidsoverwegingen het
hoofdgedeelte van het draagbare
apparaat niet te bedienen tijdens het
rijden.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Laad tijdens het rijden geen lichte
apparaten, zoals draadloze
koptelefoons. Deze apparaten zijn erg
licht en kunnen uit het oplaadvak
worden geworpen, wat tot onvoorziene
ongevallen kan leiden.
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers,
geïmplanteerde hartdefibrillatoren of
andere elektrische medische apparaten
dienen hun arts te raadplegen m.b.t.
het gebruik van de draadloze lader.
Voorkomen van storingen en
brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan er een storing ontstaan in de
apparatuur en kunnen schade, brand of
brandwonden ontstaan als gevolg van
oververhitting of een elektrische
schok.
• Plaats tijdens het laden geen
metalen voorwerpen tussen het
laadgebied en het draagbare
apparaat
• Bevestig geen aluminium stickers of
andere metalen voorwerpen op het
laadgebied
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen aluminium stickers of
andere metalen voorwerpen aan de
zijde van het draagbare apparaat (of
de hoes ervan) die het laadgebied
raakt
• Gebruik het oplaadvak niet als een
klein opbergvak
• Niet blootstellen aan sterke
schokken
• Niet demonteren, wijzigen of
verwijderen
• Laad geen andere apparaten dan de
aangegeven draagbare apparaten
• Uit de buurt van magnetische
voorwerpen houden
• Laad apparaten niet op als het
laadgebied is bedekt met stof
• Niet afdekken met een doek of iets
dergelijks
OPMERKING
Situaties waarin de functie mogelijk
niet goed werkt
Apparaten worden in de volgende
situaties mogelijk niet goed opgeladen:
• Het draagbare apparaat is volledig
geladen
• Het draagbare apparaat wordt
opgeladen terwijl deze met een kabel
is aangesloten
• Er bevinden zich verontreinigingen
tussen het laadgebied en het
draagbare apparaat
• Door het laden is het draagbare
apparaat warm geworden
• De temperatuur in de buurt van het
oplaadvak is 35°C of hoger,
bijvoorbeeld bij extreme hitte
• Het draagbare is met het laadzijde
naar boven geplaatst
• Het draagbare apparaat is niet op de
juiste plaats op het laadgebied
geplaatst
• Het draagbare apparaat is groter dan
het oplaadvak
• Een vouwbaar draagbaar apparaat is
buiten het laadgebied geplaatst
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
386
Page 389 of 586

OPMERKING(Vervolg)
• Het draagbare apparaat is voorzien
van een cameralens die 3 mm of meer
uitsteekt
• De auto zich in een gebied bevindt
waar sterke elektrische golven of ruis
worden uitgezonden, zoals in de buurt
van een televisietoren,
elektriciteitscentrale, benzinestation,
zender, groot beeldscherm,
luchthaven, enz.
• Een van de onderstaande voorwerpen
die 3 mm of dikker zijn, bevindt zich
tussen de laadzijde van het draagbare
apparaat en het laadgebied.
– Dikke hoesjes
– Een hoesje met een onregelmatig
gevormd of schuin oppervlak
waardoor het draagbare apparaat
niet plat ligt
– Dikke decoraties
– Accessoires als popsockets,
draagriemen, enz.
• Wanneer het draagbare apparaat
tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt:
– Een kaart met metaal erop, zoals
aluminiumfolie, enz.
– Een pakje sigaretten met
aluminiumfolie
– Een portemonnee of tas van metaal
– Muntgeld
– Een warmtekussen
– CD's, DVD's of andere typen media
– Een metalen accessoire
– Een hoesje van metaal
• In de buurt worden
afstandsbedieningen met elektrische
golfsignalen gebruikt
• De elektronische sleutel bevindt zich
niet in de auto
• Er worden 2 of meer draagbare
apparaten tegelijkertijd op het
oplaadvak gelegd
Als om een andere reden het laden niet
goed werkt of als de werkingsindicator
blijft knipperen, is de draadloze lader
mogelijk defect. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
OPMERKING(Vervolg)
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorkomen van storingen en
beschadiging van gegevens
• Als u een creditcard of een andere
magnetische kaart of magnetische
opslagmedia in de buurt van het
laadgebied brengt, worden alle
opgeslagen gegevens mogelijk gewist
als gevolg van magnetische
invloeden. Houd ook polshorloges en
andere precisie-apparatuur uit de
buurt van het laadgebied, aangezien
deze anders defect kunnen raken.
• Let op dat er tijdens het laden geen
contactloze chipkaarten, zoals een
OV-chipkaart, tussen de laadzijde van
het draagbare apparaat en het
laadgebied aanwezig zijn. De chip in
zo'n kaart kan extreem heet worden,
waardoor het draagbare apparaat of
de kaart beschadigd kan raken. Let er
vooral op dat u een draagbaar
apparaat niet oplaadt in een hoes
waaraan een contactloze chipkaart is
bevestigd.
• Laat draagbare apparaten niet achter
in de auto. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor defecten
kunnen ontstaan.
Als het besturingssysteem van de
smartphone is bijgewerkt
Als het besturingssysteem van de
smartphone is bijgewerkt naar een
nieuwere versie, zijn de
oplaadspecificaties mogelijk aanzienlijk
gewijzigd. Raadpleeg de informatie op
de website van de fabrikant voor meer
informatie.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de draadloze lader niet
gedurende lange tijd wanneer het
EV-systeem is uitgeschakeld.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
387
6
Voorzieningen in het interieur
Page 390 of 586
Armsteun
Klap de armsteun omlaag om deze te
kunnen gebruiken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
armsteun
Plaats geen al te zware last op de
armsteun.
Kledinghaakjes
De handgrepen achter zijn voorzien van
kledinghaakjes.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet aan het kledinghaakje
mogen worden gehangen
Hang geen kleerhangers, harde
voorwerpen of voorwerpen met
scherpe punten aan het kledinghaakje.
Als de curtain airbags geactiveerd
worden, kunnen deze voorwerpen
projectielen worden en dodelijk of
ernstig letsel veroorzaken.
Handgrepen
Een handgreep aan het dak kan ter
ondersteuning van uw lichaam worden
gebruikt wanneer u zit.
WAARSCHUWING!
Handgrepen
Gebruik de handgreep niet bij het in- of
uitstappen of bij het opstaan vanaf uw
zitplaats.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de
handgreep en belast de greep niet
overmatig.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
388
Page 391 of 586
7.1 Onderhoud en verzorging........390
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto.......390
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieur van uw auto.......393
7.2 Onderhoud...............395
7.2.1 Onderhoud en reparatie......395
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud......397
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........397
7.3.2 Motorkap.............398
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik. . . .399
7.3.4 Elektromotorcompartiment. . . .400
7.3.5 Banden..............406
7.3.6 Vervangen van een band......418
7.3.7 Bandenspanning..........424
7.3.8 Velgen...............425
7.3.9 Interieurfilter...........426
7.3.10 Batterij elektronische sleutel . . .429
7.3.11 Controleren en vervangen van
zekeringen............430
7.3.12 Lampen.............432
Onderhoud en verzorging7
389
Page 392 of 586

7.1 Onderhoud en
verzorging
7.1.1 Reinigen en beschermen
van het exterieur van uw auto
Reinig de onderdelen en materialen op de
daarvoor juiste wijze.
Reinigingsinstructies
• Spoel de auto van boven naar
beneden af met veel water en
verwijder zo vuil en stof van de
carrosserie, uit de wielkasten en van
de onderkant van de auto.
• Was de auto met een spons of een
zachte doek (bijv. een zeemlap).
• Verwijder hardnekkige vlekken met
een autowasmiddel en spoel grondig
af met water.
• Veeg overtollig water weg.
• Wanneer het water niet meer in
druppels op de lak blijft liggen, moet
de auto opnieuw in de was worden
gezet.
Zet de auto alleen in de was als de
carrosserie is afgekoeld.
Zelfherstellende coating
De carrosserie is voorzien van een
zelfherstellende coating die bestand is
tegen kleine, oppervlakkige krassen die
worden veroorzaakt in een
autowasstraat, enz.
• De coating heeft een levensduur van
5 tot 8 jaar vanaf het moment dat de
auto vanuit de fabriek is geleverd.
• De hersteltijd varieert afhankelijk van
de diepte van de kras en de
buitentemperatuur. De hersteltijd kan
korter worden wanneer de coating
verwarmd wordt met warm water.
• Diepe krassen die zijn veroorzaakt
door sleutels, muntstukken e.d.
kunnen niet worden hersteld.
• Gebruik geen was met
schuurmiddelen.Wassen in de wasstraat
• Voordat u de wasstraat inrijdt:
– Klap de spiegels in
– Schakel de elektrisch bedienbare
achterklep uit (indien aanwezig)
Begin met wassen vanaf de voorzijde
van de auto. Klap de spiegels weer uit
voordat u gaat rijden.
• Sommige borstels in wasstraten
kunnen krassen veroorzaken op de
carrosserie en andere onderdelen
(velgen, enz.), waardoor de lak van uw
auto wordt beschadigd.
• In sommige automatische wasstraten
wordt de achterspoiler (indien
aanwezig) mogelijk niet gereinigd.
Ook bestaat er mogelijk een
verhoogde kans op schade aan de
auto.
• Wanneer de transmissie in stand N
moet worden gehouden, raadpleeg
dan blz. 205
Hogedrukreinigers
Spuit niet van dichtbij op de randen van
de portieren of de ruiten en blijf er niet
langdurig op spuiten, omdat er anders
water in het interieur terecht kan
komen.
Opmerkingen voor auto's met Smart
entry-systeem en startknop
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Leg de sleutel op een afstand van
ten minste 2 m van de auto als u de
auto wast. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen
(→blz. 163).
7.1 Onderhoud en verzorging
390