Page 81 of 586

Als de kleppen van de
laadaansluitingen niet kunnen worden
geopend
→Blz. 467
Laadindicator
Het branden/knipperpatroon verandert
op de volgende manieren om de
gebruiker te informeren over de
laadstatus.
Branden/
knipperpa-
troonConditie auto
Brandt■Bezig met laden
*1
■Batterijverwarming
(→blz. 81) is in werking
Knippert
normaal
*2
Als het laadschema is gere-
gistreerd (→blz. 98) en de
AC-laadkabel is aangesloten
op de auto
Knippert
snel
*2
Als laden niet mogelijk is
door een storing in de voe-
dingsbron of auto, enz.
(→blz. 116)
*1Het controlelampje brandt minder fel
als het laden is voltooid.
*2Knippert gedurende een bepaalde tijd
en gaat vervolgens uit.
2.2.2 Vergrendelen en
ontgrendelen van de
AC-laadstekker
De AC-laadkabel wordt vergrendeld als hij
wordt aangesloten op het AC-laadcontact
om te voorkomen dat de AC-laadkabel
wordt losgenomen tijdens het laden.Vergrendelen en ontgrendelen van de
AC-laadstekker
Vergrendelen van de laadstekker
De AC-laadstekker wordt automatisch
vergrendeld als hij in het AC-laadcontact
wordt gestoken.
Ontgrendelen van de laadstekker
De AC-laadstekker wordt ontgrendeld als
de portieren worden ontgrendeld met het
Smart entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
De AC-laadstekker wordt vergrendeld als
deze wordt aangesloten en ontgrendeld
als de portieren worden ontgrendeld. Het
vergrendelen/ontgrendelen van de
AC-laadstekker komt dus niet
noodzakelijkerwijs overeen met het
vergrendelen/ontgrendelen van de
portieren.
Als de portieren zijn ontgrendeld en de
AC-laadstekker is vergrendeld, kunt u
deze ontgrendelen door het volgende te
doen:
• Met het Smart entry-systeem met
startknop: Vergrendel de portieren en
ontgrendel ze vervolgens. (→Blz. 142)
• Met de afstandsbediening: Druk op de
ontgrendeltoets om de portieren te
ontgrendelen. (→Blz. 142)
Vergrendelfunctie AC-laadstekker
Als de AC-laadstekker herhaaldelijk wordt
vergrendeld/ontgrendeld, werkt hij
mogelijk tijdelijk niet om het systeem te
beschermen. Wacht in dat geval een
poosje alvorens de AC-laadstekker weer
aan te sluiten op het AC-laadcontact.
De vergrendelfunctie van de
AC-laadstekker vormt geen garantie
tegen diefstal van de AC-laadkabel en is
niet noodzakelijkerwijs effectief onder
alle omstandigheden.
2.2 Laden
79
2
EV-systeem
Page 82 of 586

Beveiligingsfunctie voor ontgrendelen
Als de AC-laadstekker niet binnen
ongeveer 30 seconden na het
ontgrendelen van de auto wordt
verwijderd, vergrendelt de
beveiligingsfunctie de stekker
automatisch weer.
Ontgrendelen van de AC-laadstekker
tijdens het laden
Als de AC-laadstekker tijdens het laden
wordt ontgrendeld, wordt het laden
onderbroken. Als de beveiligingsfunctie
(→blz. 59) is geactiveerd, wordt het laden
mogelijk niet automatisch weer gestart.
Verwijder in dat geval de AC-laadstekker
*
en steek hem opnieuw in het laadcontact.
*Als de AC-laadstekker wordt verwijderd,
wordt het laadschema bijgewerkt.
(→Blz. 98)
Als de AC-laadstekker niet in het
AC-laadcontact kan worden gestoken
Controleer of de blokkeerpen van de
stekker niet in de onderste stand staat.
Als de blokkeerpen van de stekker in de
onderste stand staat, is de vergrendeling
van de stekker geactiveerd. Ontgrendel
de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening, ontgrendel de
vergrendeling van de AC-laadstekker en
controleer of de blokkeerpen van de
stekker niet in de onderste stand staat.Als de AC-laadstekker niet kan worden
ontgrendeld
Volg de volgende procedure om de
AC-laadstekker te ontgrendelen als de
AC-laadstekker niet kan worden
verwijderd na het ontgrendelen van de
portieren.
Gebruik de noodontgrendelingskabel
alleen als de AC-laadstekker niet op een
andere manier kan worden ontgrendeld.
1. Open de motorkap. (→Blz. 398)
2. Trek aan de noodontgrendelingskabel.
De AC-laadstekker wordt ontgrendeld
en kan worden verwijderd.
3.
Bevestig na het ontgrendelen van de
AC-laadstekker de handgreep van de
noodontgrendelingskabel aan de
klemmen.
2.2 Laden
80
Page 83 of 586

OPMERKING
Bij het plaatsen van de AC-laadstekker
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kan er schade ontstaan aan
het vergrendelsysteem van de
laadstekker.
• Controleer of de AC-laadstekker
compatibel is met deze auto.
• Een laadstekker van een ander type of
een laadstekker met een beschadigd
of vervormd insteekgedeelte wordt
mogelijk niet vergrendeld.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de AC-laadstekker nadat de
AC-laadstekker is aangesloten.
• Zorg er bij het verwijderen van de
AC-laadstekker voor dat hij
ontgrendeld is.
2.2.3 Laadmethoden
De volgende methoden kunnen worden
gebruikt om de tractiebatterij te laden.
Laadmethoden
AC-laden (→blz. 87)
Dit is een laadmethode die gebruikt
wordt als er geladen wordt via een
AC-contactdoos met de AC-laadkabel of
bij het laden bij een AC-lader.
Door het laadschema in te stellen kan de
auto ook op de gewenste dagen en tijden
worden opgeladen. (→Blz. 98)
DC-laden (→blz. 93)
Bij deze laadmethode wordt een DC-lader
gebruikt die moet voldoen aan de normen
IEC 61851 en IEC 62196. In vergelijking
met AC-laden kan de tractiebatterij
sneller worden geladen.
IEC is een afkorting voor een
internationale standaard die door de
International Electrotechnical
Commission is opgesteld.Solarlaadsysteem
*(→blz. 111)
*Indien aanwezig
Onder bepaalde omstandigheden kan, als
de auto geparkeerd staat, de
tractiebatterij worden geladen door
elektriciteit die wordt opgewekt door het
zonnepaneel in het dak van de auto.
Laadgekoppelde functies
Deze auto is uitgerust met meerdere
functies die aan het laden gekoppeld zijn.
Mijn ruimte-modus (→blz. 108)
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto, kunnen elektrische componenten,
zoals de airconditioning en het
audiosysteem, worden gebruikt met de
voeding van de externe voedingsbron
*.
*Afhankelijk van de situatie kan de
elektriciteit van de tractiebatterij worden
verbruikt.
Verwarming tractiebatterij
Als de buitentemperatuur laag is en de
laadkabel is aangesloten op de auto,
verwarmt deze functie automatisch de
tractiebatterij totdat deze een bepaalde
temperatuur bereikt of overschrijdt.
• Deze functie wordt automatisch
uitgeschakeld als de laadkabel wordt
losgenomen of als de laadkabel
gedurende ongeveer 3 dagen
aangesloten blijft op de auto.
• Als het laadschema wordt gebruikt
(→blz. 98), werkt deze functie
overeenkomstig de instellingen van
het schema.
Opwarmregeling tractiebatterij
Deze regeling treedt in werking als de
laadkabel gedurende ongeveer 3 dagen
op de auto aangesloten blijft en de
verwarming van de tractiebatterij
automatisch stopt. De regeling isoleert
de tractiebatterij automatisch bij extreem
lage temperaturen.
2.2 Laden
81
2
EV-systeem
Page 84 of 586

• Deze regeling stop 31 dagen nadat de
laadkabel is aangesloten, zelfs als hij
nog steeds is aangesloten op de auto.
• Als deze regeling in werking is, worden
de instellingen van het laadschema
genegeerd en start het laden
onmiddellijk.
Koeler tractiebatterij
Als de tractiebatterij heet is en de
AC-laadkabel is aangesloten op de auto,
koelt deze functie de tractiebatterij om
deze te beschermen.
De functie treedt mogelijk in werking als
continu wordt gereden met hoge
snelheden, zoals bij rijden op autowegen
of snelwegen, of tijdens DC-laden.
Gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
tijdens DC-laden
→Blz. 109
Verwarming tractiebatterij
• De verwarming van de tractiebatterij
kan worden ingeschakeld als er niet
wordt geladen.
• Als de verwarming van de
tractiebatterij in werking is, brandt de
laadindicator.
• Als de verwarming van de
tractiebatterij in werking is tijdens
laden, kan het laden langer duren dan
normaal.
• De resterende lading in de
tractiebatterij neemt af als de
verwarming van de tractiebatterij in
ingeschakeld. Het kan nodig zijn om
de tractiebatterij nogmaals te laden
om de resterende lading aan te vullen.
Koeler tractiebatterij
• AC-laden: De instellingen van de
koeler van de tractiebatterij kunnen
worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 82)
• De laadindicator brandt wanneer de
koeler van de tractiebatterij stand-by
staat of in werking is.• Als het laadniveau van de
tractiebatterij laag is, werkt de koeler
van de tractiebatterij mogelijk niet,
zelfs niet als de temperatuur van de
tractiebatterij hoog is.
• Als aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan terwijl de koeler van de
tractiebatterij in werking is, wordt het
koelen gestopt.
– De motorkap wordt geopend
– Het contact wordt in stand ACC of
AAN gezet.
– De schakelstand wordt een andere
dan stand P
– De op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
(→blz. 365)
– De resterende lading in de
tractiebatterij daalt tot onder een
bepaald niveau
• De koeler van de tractiebatterij
gebruikt de energie van de
tractiebatterij en een externe
voedingsbron.
– Als de koeler van de tractiebatterij
in werking is, neemt de lading van
de tractiebatterij toe en af binnen
een bepaald bereik en de lading zal
niet toenemen tijdens AC-laden.
– Als de koeler van de tractiebatterij
in werking is, ziet de lader dit als het
opladen van de batterij. Als deze
functie in werking is terwijl er een
lader die laadkosten berekent is
aangesloten op de auto, worden er
AC-laadkosten in rekening
gebracht.
Wijzigen van de instellingen van de
koeler van de tractiebatterij
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via
op het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om (→blz. 134) om
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen),
“Charging Settings” (laadinstellingen) of
“Battery Cooler” (batterijkoeler) te
selecteren en de instelling te wijzigen.
2.2 Laden
82
Page 85 of 586

Als “Off” (uit) wordt geselecteerd, wordt
het vermogen van de tractiebatterij
mogelijk beperkt, afhankelijk van de
rijomstandigheden.
2.2.4 LaadtipsIn dit hoofdstuk worden methoden
toegelicht voor het gebruiken van de
laadfunctie van deze auto en het bekijken
van informatie met betrekking tot het
laden.
Systematisch laden
Om de batterij-elektrische auto optimaal
te kunnen gebruiken adviseren we de
auto wanneer mogelijk te laden.
Voor vertrek van huis
Om de batterij-elektrische auto te kunnen
gebruiken moet de tractiebatterij voor het
vertrek van huis worden geladen.
Onderweg naar de bestemming of op de
bestemming
Laad de tractiebatterij bij het
dichtstbijzijnde laadstation als de
resterende lading in de batterij laag is.Tijdens het parkeren
Bij auto's met een solarlaadsysteem
wordt zonne-energie gebruikt om de
tractiebatterij te laden als aan de
noodzakelijke voorwaarden zoals
parkeren is voldaan. (→Blz. 111)
Als de tractiebatterij volledig geladen is,
wordt de tractiebatterij niet via het
solarlaadsysteem geladen.
Bekijken van informatie met betrekking
tot het laden
Informatie met betrekking tot het laden
wordt weergegeven en kan worden
gecontroleerd op het
multi-informatiedisplay.
Tijdens het laden
Als er tijdens het laden een portier wordt
geopend terwijl het contact UIT staat,
worden de huidige ladingstoestand en de
geschatte tijd tot volledige lading
gedurende een bepaalde tijd
weergegeven.
De werkelijke laadtijd is afhankelijk van
condities als de resterende lading in de
tractiebatterij, de buitentemperatuur en
de specificaties van een AC/DC-lader.
De tijd tot voltooiing van het laden wordt
mogelijk niet weergegeven als de
laadstroom naar de tractiebatterij
afneemt en de laadtijd langer wordt.
2.2 Laden
83
2
EV-systeem
Page 86 of 586

Nadat het laden is voltooid
Als een van de portieren wordt geopend
terwijl het contact UIT staat en het laden
voltooid is, wordt gedurende korte tijd
een melding met de resultaten van het
laden weergegeven.
Ook wordt er een melding weergegeven
als er een handeling wordt uitgevoerd om
het laden te stoppen of als zich een
situatie voordoet waarbij er niet kan
worden geladen.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
melding wordt weergegeven. (→Blz. 120)
2.2.5 Wat u moet weten voor het
laden
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen
voordat u de tractiebatterij gaat laden.
Laadstroom
De maximale stroom voor AC-laden is
32 A. De laadstroom kan echter lager
worden dan 32 A, afhankelijk van de
maximale stroom van de AC-lader.
Veiligheidsfuncties
• Het EV-systeem start niet als de
laadkabel is aangesloten op de auto,
zelfs niet wanneer de startknop wordt
bediend.
• Als de laadkabel wordt aangesloten
terwijl het controlelampje READY
brandt, stopt het EV-systeem
automatisch en kan er niet worden
gereden.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het laden
Geadviseerd wordt de laadprocedure
niet uit te laten voeren door mensen
met geïmplanteerde pacemakers of
CRT-pacemakers. Vraag iemand anders
dat te doen.
• Kom niet in de buurt van de lader en
de laadkabel tijdens het laden. Het
laden kan de werking van dergelijke
apparatuur beïnvloeden.
• Blijf niet in de auto tijdens het laden.
Het laden kan de werking van
dergelijke apparatuur beïnvloeden.
• Stap niet in de auto en haal ook niets
uit de bagageruimte. Het laden kan
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden.
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto
Laat de transmissie in stand P staan.
In het onwaarschijnlijke geval dat de
laadkabel beschadigd is geraakt, kan
een andere stand dan stand P worden
geselecteerd en kan de auto in
beweging komen, met een ongeval tot
gevolg.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Deze auto is ontworpen om geladen te
worden via een externe voedingsbron
met behulp van een AC-laadkabel die
exclusief is bedoeld voor standaard
wandcontactdozen.
De auto verschilt echter op de volgende
manieren sterk van standaard
huishoudelijke elektrische apparaten
en onjuist gebruik kan brand of
elektrische schokken veroorzaken, met
mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
• Tijdens het laden zal er langdurig een
hoge stroom lopen.
• Het laden kan buiten plaatsvinden.
2.2 Laden
84
Page 87 of 586

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Om op de juiste manier te laden, dient u
onderstaande uitleg te lezen en de
procedure te volgen. Het laden moet
worden uitgevoerd door bestuurders die
over een geldig rijbewijs beschikken en
die de procedure van het laden
begrijpen.
• Laat mensen die niet gewend zijn aan
opladen, zoals kinderen, niet zonder
toezicht opladen. Houd de
AC-laadkabel altijd buiten bereik van
kinderen.
• Volg als u de auto laadt met een lader
de instructies van de lader.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
Controleer voor het laden altijd het
volgende.
• De parkeerrem is geactiveerd.
(→Blz. 208)
• Het contact wordt UIT gezet.
(→Blz. 198)
• Verlichting, zoals koplampen,
alarmknipperlichten en
interieurverlichting, is uitgeschakeld.
Als verlichting is ingeschakeld, is
daarvoor elektriciteit nodig waardoor
de laadtijd toeneemt.
Tijdens het laden
• Het starttijdstip voor het laden kan
afwijken, afhankelijk van de status van
de auto, maar dit duidt niet op een
storing.
• Tijdens het laden kunt u geluid horen
in de buurt van de tractiebatterij
overeenkomstig de werking van de
airconditioning of de “Battery Cooler”
(batterijkoeler).
• Tijdens en na het laden kunnen het
elektromotorcompartiment en de
omgeving waar de tractiebatterijlader
gemonteerd is, warm zijn.• Het oppervlak van het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing.
• Afhankelijk van de radiogolven kan er
ruis hoorbaar zijn op de radio.
Wanneer een openbare laadfaciliteit
wordt gebruikt
• Controleer de instelling van de
laadschemafunctie als een openbare
laadfaciliteit wordt gebruikt.
– Als er een laadschema is
opgeslagen, schakel de functie dan
tijdelijk uit of zet “Charge Now” (nu
laden) aan.
– Als het laadschema ingesteld is op
“On” (aan), zal het laden niet
gestart worden, zelfs niet als de
AC-laadkabel is aangesloten. Verder
kunnen er laadkosten in rekening
worden gebracht door het
aansluiten van de AC-laadkabel.
Afname capaciteit van de
tractiebatterij
De capaciteit van de tractiebatterij
neemt tijdens het gebruik van de
tractiebatterij geleidelijk af. De mate
waarin hij afneemt, is afhankelijk van de
omstandigheden en de manier waarop er
met de auto wordt gereden. Door het
volgende in acht te nemen, kan de
afname van de capaciteit van de
tractiebatterij vertraagd worden.
• Parkeer de auto niet op een warme
plaats en in de volle zon wanneer de
tractiebatterij volledig is geladen.
• Voorkom frequent en plotseling
accelereren en decelereren.
• Voorkom frequent rijden met hoge
snelheid.
• Gebruik de laadschemafunctie zo veel
mogelijk om ervoor te zorgen dat de
tractiebatterij volledig geladen is
voordat u wegrijdt.
• Voorkom frequent DC-laden. Verder
zal, als de capaciteit van de
2.2 Laden
85
2
EV-systeem
Page 88 of 586

tractiebatterij afneemt, de afstand die
gereden kan worden afnemen. De
prestaties van de auto nemen echter
niet merkbaar af.
Als de resterende lading in de
tractiebatterij laag is na het laden
In de volgende situaties kan de
resterende lading in de tractiebatterij
lager zijn dan normaal nadat het laden is
voltooid om de tractiebatterij te
beschermen (de actieradius nadat de
batterij volledig geladen is, kan korter
zijn).
*
• Er wordt geladen als de
buitentemperatuur laag of hoog is
• Het laden vindt plaats direct na het
rijden onder zware belasting of in
extreme hitte
Laat, als in andere situaties de
resterende lading in de tractiebatterij na
voltooiing van het laden beduidend
lager is dan normaal, de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*: Als dit gebeurt, zal de resterende
lading sneller afnemen dan normaal,
zelfs als het display met de resterende
lading van de tractiebatterij aangeeft
dat de tractiebatterij volledig geladen is.
Wanneer de hoeveelheid lading die
naar de tractiebatterij wordt gestuurd,
afneemt
Wanneer bijvoorbeeld de
airconditioning of de verwarming van de
tractiebatterij is geactiveerd, nemen het
laadvermogen dat naar de tractiebatterij
wordt gestuurd, de hoeveelheid lading
die naar de tractiebatterij wordt
gestuurd en de resterende lading van de
tractiebatterij mogelijk af.
De laadtijd kan toenemen
In de volgende situaties kan de laadtijd
langer zijn dan normaal:• Bij erg hoge of bij erg lage
temperaturen.
• Wanneer de tractiebatterij heet
wordt, bijvoorbeeld onmiddellijk na
het rijden onder zware belasting.
• De auto verbruikt veel elektriciteit,
bijvoorbeeld wanneer de koplampen
zijn ingeschakeld.
• Bij gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”.
• Tijdens het laden is de stroom
uitgevallen.
• Er is een onderbreking in de
stroomvoorziening.
• Er is sprake van een spanningsval bij
de externe voedingsbron.
• De lading van de 12V-accu is te laag,
bijvoorbeeld omdat er gedurende
langere tijd niet met de auto is
gereden.
• Wanneer de bovenste limiet van de
laadstroom wordt gewijzigd bij de
laadstroominstelling van de auto.
• Als de “Battery Heater”
(batterijverwarming) in werking is.
• Als de “Battery Cooler”
(batterijkoeler) in werking is geweest
vóór het laden.
• Als de stekker warmte genereert door
een losse aansluiting, enz.
• Als de voeding van de lader wordt
gewijzigd.
• Als geregeld en herhaaldelijk gebruik
wordt gemaakt van DC-laden.
• Bij het selecteren van een andere
instelling dan MAX voor “DC charging
power” (DC-laadvermogen).
• Als de temperatuur van de
laadgerelateerde onderdelen te hoog
is.
• Als de auto het laadvermogen beperkt
door de toestand van de externe
voeding waarop hij is aangesloten.
2.2 Laden
86