Page 345 of 586

2. SNOW/DIRT-modus
Wanneer de wielen op glad wegdek,
bijvoorbeeld besneeuwde wegen of
gravelwegen, (dreigen te) slippen,
wordt in deze modus het spinnen van
de wielen beperkt waardoor de auto
gemakkelijker onder controle te
houden is.
Het controlelampje SNOW/DIRT-
modus brandt dan groen op het
instrumentenpaneel.
3. D.SNOW/MUD-modus
In speciale omstandigheden, zoals
wanneer de wielen diep zijn
weggezakt in sneeuw of modder, kan
met deze modus de TRC-functie
(Traction Control) tijdelijk worden
uitgeschakeld. De wielen kunnen dan
spinnen, wat het wegrijden
vergemakkelijkt.
Het controlelampje D.SNOW/MUD-
modus brandt dan groen op het
instrumentenpaneel. Ook het
controlelampje VSC OFF en het
waarschuwingslampje PCS gaan dan
branden op het instrumentenpaneel.
Als de X-MODE niet beschikbaar is
Onder de volgende omstandigheden
werkt het systeem niet.
• Wanneer het EV-systeem niet is
ingeschakeld
• Wanneer de SNOW/DIRT-modus of
D.SNOW/MUD-modus niet is
geselecteerd
• Wanneer de regeneratieboost is
geselecteerd
• Wanneer Advanced Park in gebruik is
(indien aanwezig)
• Bij een storing in het EV-systeem
Over de Dynamic Radar Cruise Control
of cruise control
Als de X-MODE is geactiveerd, kunnen
de Dynamic Radar Cruise Control en de
cruise control niet worden gebruikt. Als
de Dynamic Radar Cruise Control-systeem of cruise control wordt
gebruikt, wordt de functie automatisch
uitgeschakeld.
Als de X-MODE is geactiveerd
• In de X-MODE kan de VSC niet worden
in- of uitgeschakeld, ook niet door de
schakelaar VSC OFF te bedienen. De
VSC blijft ingeschakeld in de
SNOW/DIRT-modus en uitgeschakeld
in de D.SNOW/MUD-modus.
• Als de X-MODE is geactiveerd, is het
niet mogelijk om de Eco-modus of de
regeneratieboost te selecteren, ook al
wordt de desbetreffende toets
bediend.
Automatische deactivering X-MODE
• De X-MODE wordt automatisch
gedeactiveerd als het contact UIT
wordt gezet.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan
ongeveer 40 km/h, wordt de X-MODE
gedeactiveerd. Het controlelampje
X-MODE op het instrumentenpaneel
gaat dan wit branden en er wordt
overgeschakeld op de normale
rijmodus.
• Als de rijsnelheid lager wordt dan
ongeveer 35 km/h, gaat het
controlelampje X-MODE groen
branden en wordt de X-MODE weer
geactiveerd.
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Om veiligheidsredenen hebben de
volgende bedieningen geen effect als de
X-MODE is ingeschakeld.
• Bediening van de toets ECO MODE
• Bediening van de
regeneratieboostschakelaar
Werking van de Downhill Assist Control
als de X-MODE is geselecteerd
Als op de toets X-MODE wordt gedrukt en
de SNOW/DIRT-modus of de
D.SNOW/MUD-modus is geselecteerd,
gaat de Downhill Assist Control
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
343
5
Rijden
Page 346 of 586

automatisch over op de stand-bymodus
en werkt deze onder de volgende
voorwaarden.
• Als de rijsnelheid lager is dan
ongeveer 30 km/h
• Als het gaspedaal noch het rempedaal
wordt ingetrapt
Wijzigen van de gewenste rijsnelheid
Regel de snelheid met behulp van het
gaspedaal of rempedaal tot de gewenste
snelheid is bereikt. Wanneer u uw voet
van het pedaal haalt, zorgt het systeem
ervoor dat de rijsnelheid van dat moment
wordt aangehouden.
Downhill Assist Control tijdens de
X-MODE
• Als de SNOW/DIRT-modus of
D.SNOW/MUD-modus is geselecteerd,
gaat de Downhill Assist Control
automatisch over op de
stand-bymodus. De status van de
Downhill Assist Control wordt
aangegeven door de
werkingsindicator.
• Als het systeem niet werkt, wordt de
indicator wit weergegeven.
Als de Downhill Assist Control niet
beschikbaar is wanneer de X-MODE
wordt geselecteerd
Onder de volgende omstandigheden
werkt het systeem niet.
• Wanneer de SNOW/DIRT-modus of
D.SNOW/MUD-modus niet is
geselecteerd
• Wanneer schakelstand P is
geselecteerd
• Wanneer de Grip Control in werking is
• Wanneer er een storing in het
remsysteem of het EV-systeem zit
Bij gebruik van de Grip Control
Druk, wanneer de SNOW/DIRT-modus of
D.SNOW/MUD-modus is geselecteerd, op
de Grip Control-schakelaar.Het controlelampje Downhill Assist
Control gaat dan uit en het
controlelampje Grip Control gaat
branden.
Houd bij stilstaande auto het rempedaal
stevig ingetrapt en druk op de schakelaar.
Als de auto op een helling staat, kan hij
onbedoeld in beweging komen.
Instellen van de snelheid van de Grip
Control
Beweeg de Grip Control-schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste
snelheid in te stellen (ongeveer 2 -
10 km/h). De ingestelde snelheid wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
AVerhogen van de snelheid
BVerlagen van de snelheid
CControlelampjes
Werking van de Grip Control
Als het systeem in werking is, brandt het
controlelampje Grip Control groen. Als
het controlelampje Grip Control wit
brandt, laat dan het rempedaal los om het
systeem te activeren.
Als het systeem in werking is, kunt u het
gaspedaal en rempedaal gebruiken om de
snelheid even iets te verhogen of
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
344
Page 347 of 586

verlagen. Als u het gaspedaal of
rempedaal weer loslaat, wordt de
ingestelde snelheid weer aangenomen.
Deactiveren van de Grip Control
• Druk op de toets X-MODE.
Als de Grip Control wordt
gedeactiveerd, gaat het
controlelampje Grip Control uit en
gaat na enige tijd het controlelampje
Downhill Assist Control branden.
Rijd voorzichtig als u de Grip Control
tijdens het rijden deactiveert.
Voorwaarden voor de werking van de
Grip Control
• Wanneer de X-MODE is geactiveerd
• Wanneer stand D van de transmissie is
geselecteerd
• Wanneer de parkeerrem is
gedeactiveerd
• Wanneer het bestuurdersportier is
gesloten
• Stilstaande auto met ingetrapt
rempedaal of rijsnelheid tussen
ongeveer 2 en 10 km/h
Automatische deactivering van de Grip
Control
Als aan een van de volgende
voorwaarden wordt voldaan, wordt de
Grip Control gedeactiveerd:
• Nadat de auto tot stilstand is gebracht
door het rempedaal in te trappen
• Wanneer de rijsnelheid hoger wordt
dan 20 km/h
• Als een andere schakelstand dan D
wordt geselecteerd
• Als de parkeerrem wordt bediend
• Als een portier aan bestuurderszijde
wordt geopend
• Als de ABS/VSC wordt geactiveerd
• Als de remregeling en de
begrenzingsregeling van het
motorvermogen zijn geactiveerd dooreen rijhulpsysteem (bijv. Pre-Crash
Safety-systeem en Parking Support
Brake (indien aanwezig))
• Als het systeem oordeelt dat de
werking ervan onder de actuele
rijomstandigheden niet kan worden
voortgezet
• Als het contact UIT wordt gezet
Wanneer de Grip Control niet
beschikbaar is
In de volgende gevallen is de Grip
Control niet beschikbaar:
• Wanneer er een storing in het
remsysteem of het EV-systeem zit
• Direct na het starten van het
EV-systeem
Brake Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan worden
uitgeschakeld als de Grip Control in
werking treedt. Houd het rempedaal
stevig ingetrapt en druk op de
schakelaar.
Schakel om het Brake Hold-systeem
weer te kunnen gebruiken het Brake
Hold-systeem in nadat de Grip Control is
gedeactiveerd.
OPMERKING
Langdurig gebruik
Als het systeem langdurig wordt
gebruikt, kunnen de remmen oververhit
raken en kan de werking van het
systeem tijdelijk onderbroken worden.
Geluiden en trillingen tijdens de
werking
– Er kan een specifiek werkingsgeluid
te horen zijn vanuit de motorruimte.
Dit duidt echter niet op een defect.
– Het intrappen van het rempedaal
kan harder of anders aanvoelen dan
normaal, maar dit duidt niet op een
defect.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
345
5
Rijden
Page 348 of 586

OPMERKING(Vervolg)
Als na het bedienen van de schakelaar
de werkingsindicator niet gaat
branden op het instrumentenpaneel
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
5.4.25 Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens
het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die
automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.
Overzicht van de ondersteunende
systemen
ECB (elektronisch geregeld remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.Trailer Sway Control
Helpt de bestuurder om de
aanhangwagen weer onder controle te
krijgen door op afzonderlijke wielen
remdruk uit te oefenen en het
aandrijfkoppel te verminderen wanneer
wordt gesignaleerd dat de
aanhangwagen slingert.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de remlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
346
Page 349 of 586

Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway
Control in werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer de TRC/VSC/ABS/
Trailer Sway Control in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
EV-systeem naar de wielen beperken. Als
u op de schakelaar
drukt om het
systeem uit te schakelen, kunt u de auto
mogelijk gemakkelijker loskrijgen door te
‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door de
schakelaar
snel in te drukken en
weer los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control UIT) wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op de schakelaar
om
het systeem weer in te schakelen.Uitschakelen van de TRC, VSC en Trailer
Sway Control
Schakel de TRC, VSC en Trailer Sway
Control uit door de schakelaar
langer
dan 3 seconden ingedrukt te houden
terwijl de auto stilstaat.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en “Traction Control Turned
OFF” (Traction Control UIT) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
*
Druk nogmaals op de schakelaarom
de systemen weer in te schakelen.
*Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
wordt ook uitgeschakeld (alleen de
Pre-Crash-waarschuwing is beschikbaar).
Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 239)
Wanneer de melding wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay dat de
TRC is uitgeschakeld, zelfs al is de
schakelaar
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
347
5
Rijden
Page 350 of 586

• Er is een andere schakelstand dan P of
N geselecteerd (bij het vooruit/
achteruit bergop wegrijden)
• De auto staat stil
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
• Het contact wordt AAN gezet
Automatisch uitschakelen van Hill
Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• Schakelstand P of N is geselecteerd
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Er zijn maximaal 2 seconden
verstreken nadat het rempedaal is
losgelaten.
• Het contact is UIT gezet
Bijgeluiden en trillingen die worden
veroorzaakt door ABS, Brake Assist,
VSC, Trailer Sway Control, TRC en Hill
Start Assist Control
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het EV-systeem of bij het
wegrijden een geluid in het
elektromotorcompartiment hoort
wanneer het rempedaal herhaaldelijk
wordt ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van
deze verschijnselen duidt op een
storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk
werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.• Werkingsgeluiden vanuit het
elektromotorcompartiment die
hoorbaar zijn wanneer het rempedaal
wordt bediend.
• Werkingsgeluiden vanuit het
elektromotorcompartiment die zich
voordoen wanneer een of twee
minuten zijn verstreken nadat het
EV-systeem is uitgeschakeld.
Geluiden en trillingen tijdens de
werking van de Active Cornering
Assist
Tijdens de werking van de Active
Cornering Assist kunnen geluiden en
trillingen vanuit het remsysteem worden
waargenomen, maar deze duiden niet op
een storing.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC, de Trailer Sway Control en het
VSC-systeem
Als de TRC, de Trailer Sway Control en
het VSC-systeem zijn uitgeschakeld,
worden deze automatisch opnieuw
ingeschakeld in de volgende situaties:
• Als het contact UIT wordt gezet
• Als alleen het TRC-systeem wordt
uitgeschakeld, wordt de TRC weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid
toeneemt. Als zowel het TRC- als het
VSC-systeem is uitgeschakeld, worden
deze niet automatisch weer
ingeschakeld als de rijsnelheid
toeneemt.
Werkingsvoorwaarden van de Active
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het
volgende zich voordoet.
• De TRC/VSC kan in werking treden
• De bestuurder probeert tijdens het
rijden in een bocht te accelereren
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
348
Page 351 of 586

• Het systeem signaleert dat de auto
naar de buitenkant van de bocht
uitwijkt
• Het rempedaal wordt losgelaten
Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te
beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden
uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of
breng de auto tot stilstand en schakel
het EV-systeem UIT. Het EPS-systeem
moet binnen 10 minuten weer normaal
werken.
Voorwaarden voor werking
noodstopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
• De alarmknipperlichten zijn uit.
• De werkelijke rijsnelheid is hoger dan
55 km/h.
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld.
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat
Werkingsvoorwaarden Secondary
Collision Brake
Het systeem werkt als de airbagsensor
een aanrijding signaleert terwijl de auto
in beweging is. Het systeem werkt
echter niet wanneer onderdelen
beschadigd zijn.Automatisch uitschakelen Secondary
Collision Brake
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in een van de volgende
situaties.
• De rijsnelheid wordt lager dan
ongeveer 0 km/h
• Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens
de werking
• Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
WAARSCHUWING!
Het ABS werkt niet effectief als
• De maximale grip van de banden
overschreden wordt (bijvoorbeeld
versleten banden op een weg die
bedekt is met sneeuw).
• Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de
remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, met name in de volgende
gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met
grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
• Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
• Als wordt gereden op slechte wegen
• Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote
oneffenheden
De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en
het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder
alle omstandigheden gerealiseerd
worden, zelfs niet als het
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd
voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit
en de aandrijfkracht verloren kunnen
gaan.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
349
5
Rijden
Page 352 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
De Active Cornering Assist werkt niet
effectief als
• Vertrouw niet alleen op de Active
Cornering Assist. De Active
Cornering Assist werkt mogelijk niet
effectief bij het accelereren op een
helling of bij het rijden op een glad
wegdek.
• Wanneer de Active Cornering Assist
vaak in werking is getreden, wordt de
werking ervan mogelijk tijdelijk
gestopt om een goede werking van
de remmen, TRC en VSC te
garanderen.
De Hill Start Assist Control werkt niet
effectief wanneer
• Vertrouw niet uitsluitend op de Hill
Start Assist Control. De Hill Start
Assist Control werkt mogelijk niet
effectief op steile hellingen en op
met ijs bedekte wegen.
• In tegenstelling tot de parkeerrem is
de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende
langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control
niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan
leiden tot een ongeval.
Als TRC/ABS/VSC/Trailer Sway
Control is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control
knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot
ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
Als TRC/VSC/Trailer Sway Control is
uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw
snelheid aan de conditie van het
wegdek aan. Schakel de TRC/VSC/
Trailer Sway Control alleen in geval van
nood uit, aangezien deze systemen
zorg dragen voor de voertuigstabiliteit
en het aandrijfvermogen. Trailer Sway
Control is onderdeel van het
VSC-systeem en werkt niet als het VSC
is uitgeschakeld of een storing heeft.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben, van hetzelfde merk zijn
en hetzelfde profiel en draagvermogen
hebben. Controleer verder of alle
banden de aanbevolen spanning
hebben. De ABS, TRC, VSC en Trailer
Sway Control werken niet goed als er
verschillende banden onder de auto
gemonteerd zijn. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige voor meer
informatie over het vervangen van de
wielen of banden.
Omgaan met banden en
wielophanging
Problemen met de banden of
wijzigingen aan de wielophanging
hebben een negatief effect op de
ondersteunende systemen en kunnen
een storing veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot Trailer Sway Control
Het Trailer Sway Control-systeem kan
het slingeren van de aanhangwagen
niet in alle gevallen verminderen.
Afhankelijk van diverse factoren,
waaronder de staat van de auto, de
aanhangwagen, het wegoppervlak en
de omgeving waarin wordt gereden,
kan het Trailer Sway Control-systeem
minder goed werken. Raadpleeg de
handleiding van uw aanhangwagen
voor meer informatie over het op de
juiste wijze trekken van uw
aanhangwagen.
Als de aanhangwagen slingert
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
350