GMotorkap blz. 398
Openen blz. 398
In geval van oververhitting blz. 473
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
Lampen voor verlichting buitenzijde tij-
dens rijden
(Vervangingsmethode: blz. 432)
HKoplampen/parkeerlichten
voor/dagrijverlichting blz. 213
Richtingaanwijzers blz. 207
IAchterlichten blz. 213
Richtingaanwijzers blz. 207
Remlichten
Noodstopsignaal blz. 346
JAchterlichten blz. 213
Mistachterlicht*1, 2blz. 222
Achteruitrijlicht
De transmissie in stand R zetten
blz. 202
KKentekenplaatverlichting blz. 213
LAchterlichten blz. 213
MRichtingaanwijzers blz. 207
*1Indien aanwezig
*2Deze zijn mogelijk aan de andere kant geplaatst, afhankelijk van de regio.
Dashboard (auto's met linkse besturing)
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
10
Schakelaars (auto's met linkse besturing)
ADraaiknop
koplampverstelling*1blz. 215
BAutomatic High
Beam-schakelaar*1blz. 219
Schakelaar Adaptive High
Beam-systeem
*1blz. 215
CToets elektrisch bedienbare
achterklep*1blz. 151
DRegeneratieboostschakelaar blz. 206
EBrake Hold-schakelaar blz. 211
FParkeerremschakelaar blz. 208
Activeren/deactiveren blz. 208
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 352
Waarschuwingszoemer/-melding
blz. 442, blz. 449
GToets ECO MODE blz. 207
HCameraschakelaar*1, 2
IHoofdschakelaar Advanced
Park*1blz. 307
JSchakelaar VSC OFF blz. 347
KGrip Control-schakelaar*1blz. 342
LToets X-MODE*1blz. 342
MToets SNOW*1blz. 341
NToets ODO TRIP blz. 132
ODimmer dashboardverlichting
blz. 132
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
12
Dashboard (auto's met rechtse besturing)
AStartknop blz. 198
Starten van het EV-systeem/wijzigen
van de functies blz. 198, blz. 201
Noodstop van het EV-systeemblz. 436
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart blz. 466
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
BDraaiknop transmissie blz. 203
Wijzigen van de schakelstand blz. 203
Voorzorgsmaatregelen bij slepenblz. 437
CTellers blz. 130
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 130, blz. 132
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 126
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 442
DMulti-informatiedisplay blz. 133
Display blz. 133
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 449
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 207
Lichtschakelaar blz. 213Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 213
Mistachterlicht blz. 222
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 222
Gebruik blz. 222
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 405
Koplampsproeiers blz. 222
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
GSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 436
HOntgrendelingshendel motorkap
blz. 398
IOntgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 173
Verstellen blz. 173
JAirconditioning blz. 359
Gebruik blz. 359
Achterruitverwarming blz. 361
KMultimediasysteem*
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
16
*Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
Schakelaars (auto's met rechtse besturing)
AToets ECO MODE blz. 207
BCameraschakelaar*1, 2
CHoofdschakelaar Advanced
Park*1blz. 307
DSchakelaar VSC OFF blz. 347
EGrip Control-schakelaar*1blz. 342
FToets X-MODE*1blz. 342
GToets SNOW*1blz. 341
HRegeneratieboostschakelaar blz. 206
IBrake Hold-schakelaar blz. 211
JParkeerremschakelaar blz. 208
Activeren/deactiveren blz. 208
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 352
Waarschuwingszoemer/-melding
blz. 442, blz. 449
KToets elektrisch bedienbare
achterklep*1blz. 151
LAutomatic High
Beam-schakelaar*1blz. 219
Schakelaar Adaptive High
Beam-systeem
*1blz. 215
MDraaiknop
koplampverstelling*1blz. 215
NToets ODO TRIP blz. 132
ODimmer dashboardverlichting
blz. 132
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
17
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle en/of
reparatie van de auto nodig zijn. Neem zo
snel mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn
geactiveerd.
• De voorzijde van de auto is
beschadigd of vervormd of de auto
was betrokken bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de airbags
vóór werden geactiveerd.
• Bij beschadiging of vervorming van
een gedeelte van een portier of het
omliggende gebied, wanneer er een
gat in is gemaakt of bij een ongeval
dat niet van zodanige aard was dat de
side airbags, curtain airbags en
centrale airbag voor werden
geactiveerd.• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het middelste deel
van het stuurwiel of het dashboard bij
de voorpassagiersairbag.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een
side airbag of airbag middenvoor.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het deel van de
voor- en achterstijl en de
daklijstbekleding met de curtain
airbags.
1 .1 Voor een veilig gebruik
32
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Alle inzittenden dienen hun
veiligheidsgordel op de juiste manier
te dragen. De airbags zijn
aanvullende middelen die samen met
de veiligheidsgordels gebruikt
moeten worden.
• De bestuurdersairbag wordt met een
aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan, vooral wanneer de
bestuurder zich erg dicht bij de
airbag bevindt. Het gevaarlijkst bij de
activering van de airbag zijn de
eerste 50 - 75 mm; door een afstand
van minimaal 250 mm tot het
stuurwiel aan te houden, hanteert u
een veilige marge. Dit is de afstand
gemeten vanaf het midden van het
stuurwiel tot aan uw borstbeen. Als u
nu minder dan 250 mm van de airbag
zit, kunt u uw zitpositie op
verschillende manieren wijzigen:
– Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar
achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
– Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel auto's verschillen,
verkrijgen veel bestuurders, zelfs
met de bestuurdersstoel helemaal
naar voren, de afstand van 250 mm
door simpelweg de rugleuning iets
achterover te zetten. Als u door het
achterover zetten van uw stoel de
weg niet goed meer kunt zien, kunt
u een stevig, niet-glad kussen
gebruiken om hoger te zitten, of
uw stoel hoger zetten wanneer uw
auto deze mogelijkheid biedt.
– Als het stuurwiel verstelbaar is,
WAARSCHUWING!(Vervolg)
kantel het dan naar beneden.
Hierdoor wijst de airbag naar uw
borst in plaats van naar uw hoofd
en nek.
De stoel dient te worden afgesteld
zoals hierboven aanbevolen, terwijl de
pedalen en het stuurwiel nog steeds
goed bediend kunnen worden en u het
instrumentenpaneel nog goed kunt
zien.
• De voorpassagiersairbag wordt ook
met een aanzienlijke kracht
geactiveerd wat dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg kan hebben, vooral
wanneer de voorpassagier zich erg
dicht bij de airbag bevindt. De
voorpassagiersstoel dient zo ver
mogelijk van de airbag af te staan,
met de rugleuning rechtop.
• Kinderen die niet goed op de stoel
zitten en/of niet goed vastzitten,
kunnen dodelijk of ernstig letsel
oplopen door een geactiveerde
airbag. Gebruik de veiligheidsgordels
nooit voor baby's of kleine kinderen,
maar zet hen goed vast in een baby-
of kinderzitje. Toyota beveelt ten
zeerste aan dat alle kinderen op de
achterstoelen plaatsnemen en op de
juiste wijze vastzitten. Achterin
zitten kinderen veiliger dan op de
voorpassagiersstoel. (→Blz. 37)
• Ga niet op het puntje van de stoel
zitten en leun niet op het dashboard.
• Laat een kind niet op de
voorpassagiersstoel staan of bij een
voorpassagier op schoot zitten.
1 .1 Voor een veilig gebruik
33
1
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Sta niet toe dat voorpassagiers
voorwerpen op hun knieën
vasthouden.
• Leun niet tegen het portier, de
dakzijrail en de voor-, midden- en
achterstijl.
• Laat niemand knielen op de
passagiersstoel in de richting van
het portier of hoofd en handen
buiten de auto steken.
• Bevestig niets aan en laat niets
rusten tegen componenten als het
dashboard of het stuurwielkussen.
Alles wat op deze componenten
bevestigd is of er tegenaan rust, kan
als een projectiel worden gelanceerd
als de bestuurdersairbag en de
voorpassagiersairbag geactiveerd
worden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig niets aan het portier, de
voorruit, de zijruit, de voor- en
achterstijl, de dakzijrail of de
handgreep. (Behalve het label voor
de snelheidsbeperking→blz. 459)
• Hang geen kleerhangers of andere
harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes. Al deze voorwerpen
kunnen projectielen worden en
dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken als de curtain airbags
worden geactiveerd.
• Gebruik geen accessoires op de
stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags of de centrale
airbag voor aanwezig zijn afdekken
omdat dat een negatieve invloed
kan hebben op een juiste werking
van de airbags. Dergelijke
accessoires kunnen tot resultaat
hebben dat de side airbags en de
centrale airbag voor niet op de juiste
wijze geactiveerd worden, helemaal
niet geactiveerd worden of per
ongeluk geactiveerd worden, wat
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg
kan hebben.
1 .1 Voor een veilig gebruik
34
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Oefen geen overmatige kracht uit op
delen waarin onderdelen van het
airbagsysteem aanwezig zijn of op
de voorportieren. Als dat wel
gebeurt, kunnen er storingen aan de
airbags ontstaan.
• Raak onderdelen van het
airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
• Als u na het activeren van de airbags
moeilijkheden met de ademhaling
ondervindt, open dan een portier of
ruit om frisse lucht binnen te laten of
verlaat de auto als u dat op een
veilige manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo
snel mogelijk af om huidirritatie te
voorkomen.
• Als de delen van de auto waarin
airbags ondergebracht zijn, zoals het
stuurwielkussen en de bekleding van
de voor- en achterstijlen,
beschadigd of gescheurd zijn, laat
deze dan vervangen door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit
zonder eerst een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren
en repareren van de airbags
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Reparatie, aanpassing, verwijdering
of vervanging van stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard,
stoelen of stoelbekleding, voor-,
midden- en achterstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen,
voorportierbekleding of luidsprekers
in de voorportieren
• Aanpassing van het
voorportierpaneel (bijvoorbeeld een
gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het
voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar,
sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging
van de auto
• Montage van elektronische
apparatuur zoals een zend- en
ontvanginstallatie of CD-speler
1.2 Veiligheids-
voorzieningen voor
kinderen
1.2.1 Handmatig in-/
uitschakelsysteem airbag
Met dit systeem kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld.
Schakel deze airbags alleen uit als er een
baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel gebruikt wordt.
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging