OVERZICHT MET
AFBEELDINGEN
1Veiligheid en
beveiligingZorg ervoor dat u dit leest (Belangrijkste onderwerpen:
kinderzitje, antidiefstalsysteem)
2EV-systeemLezen van laadgerelateerde informatie (Belangrijkste
onderwerpen: EV-systeem, oplaadmethoden)
3Voertuigstatusin-
formatie en con-
trolelampjesLezen van laadgerelateerde informatie (Belangrijkste
onderwerpen: EV-systeem, oplaadmethoden)
4Voordat u gaat
rijdenOpenen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen
vóór het rijden
5RijdenHandelingen en adviezen die voor het rijden moeten
worden opgevolgd
6Voorzieningen in
het interieurGebruik van de voorzieningen in het interieur (Belangrijkste
onderwerpen: airconditioning, opbergmogelijkheden)
7Onderhoud en
verzorgingDe zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures (Belangrijkste
onderwerpen: interieur en exterieur, lampen)
8Bij problemenInformatie over wat u moet doen bij een storing en noodgeval
(Belangrijkste onderwerpen: ontladen 12V-accu, lekke band)
9Voertuig-
specificatiesVoertuigspecificaties, systemen met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen (Belangrijkste onderwerpen: vloeistoffen,
bandenspanning)
IndexZoeken op symptoom/zoeken op alfabetische volgorde
bZ4X
PZ49X-42B96-NL
L/O 23/12/2022Zoek op afbeelding
5.2.5 Brake Hold-systeem........211
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers................213
5.3.1 Lichtschakelaar...........213
5.3.2 AHS
(Adaptive High Beam-systeem)
*. 215
5.3.3 AHB (Automatic High Beam)*...219
5.3.4 Schakelaar mistlampen......222
5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers....222
5.4 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................225
5.4.1 Software-update..........225
5.4.2 Toyota Safety Sense........227
5.4.3 Bestuurderscamera
*........234
5.4.4 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 235
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist).....244
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert)....248
5.4.7 RSA (Road Sign Assist).......252
5.4.8 Dynamic Radar Cruise Control . . 256
5.4.9 Cruise control............263
5.4.10 Snelheidsbegrenzer
*.......265
5.4.11 Noodstopsysteem.........268
5.4.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*....270
5.4.13 SEA (Safe Exit Assist)*......275
5.4.14 Toyota Parking Assist-sensor*. . 279
5.4.15 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*................288
5.4.16 RCD (Rear Camera Detection)*. 293
5.4.17 PKSB (Parking Support Brake)*. 296
5.4.18 Stilstaande objecten voor en
achter de auto
*...........300
5.4.19 Bewegend voertuig achter de
auto
*.................302
5.4.20 Voetgangers achter de auto*. . 303
5.4.21 Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park) . . . 306
5.4.22 Toyota Teammate Advanced
Park
*.................307
5.4.23 SNOW-modus*...........341
5.4.24 X-MODE*..............342
5.4.25 Ondersteunende systemen . . . 346
5.5 Rijtips.....................351
5.5.1 Rijden in de winter.........351
5.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............353
6. Voorzieningen in het interieur
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........358
6.1.1 Regeling ALL AUTO (ECO).....358
6.1.2 Automatische airconditioning . . 359
6.1.3 Op afstand bedienbare
airconditioning...........365
6.1.4 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........367
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 369
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 369
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 371
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......371
6.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............374
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen
in het interieur................378
6.4.1 Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
*............378
6.4.2 Overige voorzieningen in het
interieur...............379
7. Onderhoud en verzorging
7.1 Onderhoud en verzorging.........390
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto........390
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieur van uw auto........393
7.2 Onderhoud..................395
7.2.1 Onderhoud en reparatie......395
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......397
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........397
7.3.2 Motorkap...............398
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik....399
7.3.4 Elektromotorcompartiment....400
7.3.5 Banden................406
7.3.6 Vervangen van een band......418
7.3.7 Bandenspanning..........424
7.3.8 Velgen.................425
7.3.9 Interieurfilter............426
7.3.10 Batterij elektronische sleutel . . 429
7.3.11 Controleren en vervangen van
zekeringen.............430
7.3.12 Lampen...............432
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Overzicht
Exterieur
APortieren blz. 142
Vergrendelen/ontgrendelen blz. 142
Openen/sluiten van de zijruiten
blz. 176
Vergrendelen/ontgrendelen met de
mechanische sleutel blz. 468
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
BAchterklep blz. 147
Vergrendelen/ontgrendelen blz. 149
Openen/sluiten van de achterklep
blz. 149
Elektrisch bedienbare
achterklep
*1blz. 150
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
CBuitenspiegels blz. 174
Verstellen van de spiegelhoek
blz. 175
Inklappen van de buitenspiegels
blz. 175
Ontwasemen van de spiegels blz. 361
DRuitenwissers voor blz. 222
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 351
Voorkomen van bevriezing
(voorruitverwarming)
*1blz. 361
Voorzorgsmaatregelen voor de
wasstraat (ruitenwisser met
regensensor)
*1blz. 391
EKleppen laadaansluiting blz. 76
Laadmethoden blz. 81
FBanden blz. 406
Bandenmaat/bandenspanning
blz. 482
Winterbanden/sneeuwkettingen
blz. 351
Controleren/wisselen/
bandenspanningswaarschuwingssysteem
blz. 406
In geval van een lekke band blz. 455
De vorm van de koplampen wijkt mogelijk af, afhankelijk van de uitvoering, enz.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
9
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• De auto wordt vervoerd per boot,
aanhangwagen, trein, enz.
• De auto staat geparkeerd in een
parkeergarage.
• De auto bevindt zich in een wasstraat
waarin de auto verplaatst wordt.
• Een van de banden verliest zijn
spanning.
• De auto wordt opgekrikt.
• Er doet zich een aardbeving of
wegverzakking voor.
• Er wordt bagage op het imperiaal
geladen of er vanaf gehaald.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat de inbraaksensor
goed werkt
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
OPMERKING(Vervolg)
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
• De werking van de inbraaksensor
wordt mogelijk gestopt wanneer de
elektronische sleutel zich in de buurt
van de auto bevindt.
1 .4 Antidiefstalsysteem
63
1
Veiligheid en beveiliging
2.1.3 Tips voor rijden met een
batterij-elektrische auto
Anders dan bij conventionele auto's
neemt bij batterij-elektrische auto's het
elektriciteitsverbruik toe bij langdurig
rijden op autowegen en snelwegen of bij
een hoge gemiddelde rijsnelheid. De
maximale rijafstand neemt hierdoor af.
Als de resterende lading in de
tractiebatterij laag is, vertrouw dan niet
te veel op de weergegeven maximale
rijafstand en rijd niet te lang op
autowegen en snelwegen. Door met
gematigde snelheid te rijden kan het
elektriciteitsverbruik van de
tractiebatterij onder controle worden
gehouden.
De volgende rijtips dragen bij aan een
verlaging van het energieverbruik van de
batterij en een verhoging van de
actieradius.
Bediening transmissie
Zet de transmissie in stand D als u moet
wachten bij een verkeerslicht of als u in
druk verkeer rijdt. Selecteer stand P
wanneer de auto geparkeerd wordt. Als u
tijdens het rijden stand N selecteert, is er
geen positief effect op het
elektriciteitsverbruik. In stand N kan de
tractiebatterij niet worden geladen. Ook
bij gebruik van de airconditioning, enz.
wordt elektriciteit van de tractiebatterij
verbruikt. (→Blz. 203)
Files
Herhaaldelijk accelereren en decelereren
door verkeersopstoppingen, langdurig
wachten bij verkeerslichten en rijden op
steile hellingen veroorzaken een hoog
elektriciteitsverbruik. Raadpleeg vóór
vertrek de verkeersberichten om deze
situaties zo veel mogelijk te vermijden.
Laat bij verkeersopstoppingen het
rempedaal rustig los zodat de auto
zachtjes vooruitrijdt en vermijd
overmatig gebruik van het gaspedaal. Dit
helpt onnodig elektriciteitsverbruik te
beperken.Bij het remmen
Rem rustig en tijdig. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Rijden op autowegen of snelwegen
Rijd met een constante snelheid. Neem
als u ergens moet stoppen de tijd voor
het loslaten van het gaspedaal en trap
rustig het rempedaal in. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Airconditioning
• Maak alleen gebruik van de
airconditioning als dat nodig is. Dit
helpt het elektriciteitsverbruik te
beperken.
In de zomer: Gebruik bij hoge
temperaturen de recirculatiemodus.
Dit beperkt de belasting van de
airconditioning en vermindert ook het
elektriciteitsverbruik.
In de winter: Overmatig of onnodig
gebruik van de verwarming moet
worden vermeden. Het
elektriciteitsverbruik kan ook worden
verminderd door overmatig gebruik
van de verwarming te vermijden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 365) wordt
gebruikt terwijl de AC-laadkabel is
aangesloten op de auto, wordt het
elektriciteitsverbruik na het wegrijden
verminderd doordat de
airconditioning vooral werkt op
elektriciteit van een externe
voedingsbron.
Controle van bandenspanning
Controleer de bandenspanning
regelmatig. Een onjuiste bandenspanning
kan leiden tot een hoog
elektriciteitsverbruik.
Winterbanden kunnen veel wrijving
veroorzaken en kunnen, als ze worden
gebruikt op droge wegen, dus ook een
2.1 EV-systeem
74
hoger elektriciteitsverbruik veroorzaken.
Gebruik banden die geschikt zijn voor het
seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
elektriciteitsverbruik. Neem geen
onnodige bagage mee.
2.1.4 Actieradius
De actieradius die onder andere wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay toont de
referentieafstand waarover gereden kan
worden. De werkelijke afstand die
gereden kan worden, kan afwijken van de
afstand die wordt weergegeven.
Weergegeven waarde
Een waarde waarbij de rijprestaties
voldoende zijn, wordt geschat op basis
van de resterende lading van de
tractiebatterij, de toestand van de
tractiebatterij, de buitentemperatuur,
enzovoort en wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 130)
Als de buitentemperatuur laag is, is het
vermogen van de tractiebatterij mogelijk
lager, waardoor de maximale rijafstand
korter is. Dit duidt echter niet op een
storing. Laad de tractiebatterij eerder op
dan gebruikelijk.
Tips voor het vergroten van de
actieradius
De maximale rijafstand is sterk
afhankelijk van hoe er met de auto
gereden wordt, de wegcondities, het
weer, de buitentemperatuur, het gebruik
van elektrische componenten en het
aantal inzittenden.
De maximale rijafstand kan worden
vergroot door onderstaande
aanwijzingen te volgen:
• Houd een veilige afstand tot uw
voorligger en voorkom onnodig
accelereren en decelereren• Accelereer en decelereer zo vloeiend
mogelijk
• Rijd niet te hard en probeer zo veel
mogelijk een constante snelheid aan
te houden
• Stel de airconditioning in op een
gematigde temperatuur en voorkom
overmatig gebruik van de
verwarmings- en koelfunctie
• Gebruik banden met de
voorgeschreven maat en houd de
bandenspanning op de
voorgeschreven waarde
• Vervoer geen onnodig gewicht in de
auto
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid
Het volgende geeft aan dat de
laadprocedure op de juiste manier is
uitgevoerd.
• De laadindicator gaat uit
• “Charging complete” (laden voltooid)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als een
portier wordt geopend terwijl het
contact UIT staat. (→Blz. 84)
Ongeacht het type voedingsbron of het
gebruik van de laadschemafunctie is de
laadprocedure voltooid als aan
bovenstaande voorwaarden is voldaan.
Laadgerelateerde meldingen:→blz. 120
2.1 EV-systeem
75
2
EV-systeem
Weergeven van informatie met
betrekking tot het solarlaadsysteem
Informatie met betrekking tot het
solarlaadsysteem kan worden bekeken op
het multi-informatiedisplay en het
multimedia-display.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 134)
BMulti-informatiedisplay
CMultimedia
Multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het scherm
van het solarlaadsysteem te
selecteren.
AActuele energieopwekking
BAfgelegde kilometers met de
opgewekte energie**
Afgelegde kilometers met de
opgewekte energie sinds het einde
van de vorige rit tot het actuele
moment. Deze waarden worden
berekend door de opgewekte energie
om te zetten in een afgelegde afstand,
maar wijken mogelijk af van de
werkelijke afstand. Als de auto is
voorzien van optionele banden, wijkt
de weergegeven waarde mogelijk af
van de werkelijke afstand.
Multimedia
• Energiescherm
1. Druk op
.
2. Druk op “Solar charging”
(zonne-energie).
Als een ander scherm dan het
gewenste scherm wordt
weergegeven, selecteert u “Energy”
(energie).
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken
van de werkelijke situaties.
AActuele energieopwekking
BEnergieopwekking vandaag
CTotale energieopwekking
DGegevens wissen
Hiermee worden de dagelijkse
gegevens gereset.
EDagelijkse energieopwekking*
*
Kan door bepaalde handelingen
worden gereset.
2.2 Laden
112
• Afstandscherm
1. Druk op
.
2. Druk op “Solar charging”
(zonne-energie).
Als een ander scherm dan het
gewenste scherm wordt
weergegeven, selecteert u “Distance”
(afstand).
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken
van de werkelijke situaties.
AActuele energieopwekking
BAfgelegde kilometers met
energieopwekking van vandaag*1
CAfgelegde kilometers met totale
energieopwekking*1
DGegevens wissen
Hiermee worden de dagelijkse
gegevens gereset.
EAfgelegde kilometers met
dagelijkse energieopwekking*1, 2
*1
Deze waarden worden berekend
door de opgewekte energie om te
zetten in een afgelegde afstand, maar
wijken mogelijk af van de werkelijke
afstand. Als de auto is voorzien van
optionele banden, wijkt de
weergegeven waarde mogelijk af van
de werkelijke afstand.
*2Kan door bepaalde handelingen
worden gereset.
Solarlaadsysteem
• In de volgende situaties wordt het
laden van de tractiebatterij via het
solarlaadsysteem niet uitgevoerd.– Het contact staat niet UIT
– De verwarming van de
tractiebatterij is in werking
(→blz. 81)
– De op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
– De tractiebatterij is volledig geladen
– De tractiebatterij is volledig
ontladen
• In de volgende situaties stopt het
solarlaadsysteem met het opwekken
van zonne-energie en het leveren van
energie aan de tractiebatterij en
andere systemen.
– De motorkap wordt geopend
– AC- of DC-laden is gestart
– Bij gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
– De functie voor het behoud van de
temperatuur van het
solarlaadsysteem is in werking
– Er is een storing aanwezig in het
solarlaadsysteem
• De hoeveelheid energie die door het
zonnedak kan worden opgewekt, is
afhankelijk van het seizoen, het
klimaat, de weersomstandigheden, de
hoek van de auto en
omgevingsfactoren.
• Zelfs als maar een deel van het
zonnedak in de schaduw ligt, kan er al
sprake zijn van een aanzienlijke
terugval in energieopwekking.
• Volg onderstaande aanwijzingen om
het zonnedak optimaal te laten
presteren.
– Reinig het dak regelmatig (vooral
bladeren en vogeluitwerpselen
kunnen leiden tot een aanzienlijke
afname van de energieopwekking).
– Verwijder sneeuw zo snel mogelijk
van het dak
– Breng geen striping of stickers aan
op het dak. Geadviseerd wordt geen
dakdrager of iets dergelijks te
monteren tenzij dit noodzakelijk is
2.2 Laden
113
2
EV-systeem