Page 241 of 586

Werkingsvoorwaarden voor elke functie van het Pre-Crash Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding met een obstakel groot is.
In de volgende situaties werkt het systeem echter niet:
• Als gedurende een bepaalde tijd niet met de auto is gereden terwijl een accupool is
losgenomen en weer is aangesloten
• Als schakelstand R is geselecteerd
• Als het controlelampje VSC OFF brandt (alleen de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie
werkt)
De snelheden waarbij elke functie werkt en de voorwaarden voor uitschakeling van elke
functie zijn:
• Pre-Crash-waarschuwing
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigenOngeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 180 km/h
Tegenliggers Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 80 - 220 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voorliggende motorfietsen,
stilstaande motorfietsenOngeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Tegemoetkomende motor-
fietsenOngeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Wanneer de Pre-Crash-waarschuwing in werking is en het stuurwiel stevig of plotseling
wordt gedraaid, wordt de functie mogelijk uitgeschakeld.
• Pre-Crash Brake Assist
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigenOngeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Fietsen Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Voorliggende motorfietsen,
stilstaande motorfietsenOngeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
• Pre-Crash Brake-systeem
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigenOngeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 180 km/h
Tegenliggers Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 80 - 220 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
239
5
Rijden
Page 242 of 586

Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggende motorfietsen,
stilstaande motorfietsenOngeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Tegemoetkomende motor-
fietsenOngeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in
werking is, wordt dit systeem uitgeschakeld:
• Het gaspedaal wordt diep ingetrapt
• Het stuurwiel wordt met veel kracht of plotseling bediend
• Emergency Steering Assist
De Emergency Steering Assist werkt niet als de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, gestopte auto's,
fietsen, voetgangers, motor-
fietsenOngeveer 40 - 80 km/h Ongeveer 40 - 80 km/h
Als de Emergency Steering Assist geactiveerd is, kan de werking ervan worden
onderbroken door een van de volgende handelingen:
• Het gaspedaal wordt diep ingetrapt
• Het stuurwiel wordt met veel kracht of plotseling bediend
• Het rempedaal is ingetrapt
• Botspreventie op kruisingen (links of rechts afslaan)
De botspreventie op kruisingen (bij afslaan naar links of rechts) werkt alleen als de
richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Signaleerbare objec-
tenRijsnelheid Snelheid tegenliggerSnelheidsverschil
tussen uw auto en
het object
Tegenliggers Ongeveer 5 - 40 km/h Ongeveer 5 - 75 km/hOngeveer 10 -
115 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 30 km/h -Ongeveer 5 -
40 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 30 km/h -Ongeveer 5 -
50 km/h
Tegemoetkomende
motorfietsenOngeveer 5 - 40 km/h Ongeveer 5 - 75 km/hOngeveer 10 -
115 km/h
• Botspreventie op kruisingen (kruisende voertuigen)
Signaleerbare objec-
tenRijsnelheidSnelheid kruisende
autoSnelheidsverschil
tussen uw auto en
het object
Voertuigen (van op-
zij)Ongeveer 5 - 60 km/h■Uw rijsnelheid of
lager
■Ongeveer
40 km/h of lagerOngeveer 5 -
60 km/h
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
240
Page 243 of 586

Signaleerbare objec-
tenRijsnelheidSnelheid kruisende
autoSnelheidsverschil
tussen uw auto en
het object
Motorfietsen (van
opzij)Ongeveer 5 - 60 km/h■Uw rijsnelheid of
lager
■Ongeveer
40 km/h of lagerOngeveer 5 -
60 km/h
• Acceleratiebeperking bij lage snelheid
De acceleratiebeperking bij lage snelheid werkt niet als de richtingaanwijzers zijn
ingeschakeld.
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigenOngeveer 0 - 15 km/h Ongeveer 0 - 15 km/h
Voetgangers Ongeveer 0 - 15 km/h Ongeveer 0 - 15 km/h
Fietsen Ongeveer 0 - 15 km/h Ongeveer 0 - 15 km/h
Als de acceleratiebeperking bij lage
snelheid geactiveerd is, kan de werking
ervan worden onderbroken door een van
de volgende handelingen:
• Het gaspedaal is losgelaten
• Het stuurwiel wordt met veel kracht of
plotseling bediend
Detectie van signaleerbare objecten
Het signaleren van objecten is
afhankelijk van hun grootte, vorm en
beweging. Afhankelijk van de
hoeveelheid omgevingslicht en van de
beweging, de stand en de richting van
een signaleerbaar object wordt het
object mogelijk niet gesignaleerd en
werkt het systeem mogelijk niet goed.
Het systeem detecteert de volgende
vormen als signaleerbare objecten.Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
weinig kans op een aanrijding is
• Onder bepaalde omstandigheden,
zoals de volgende, kan het systeem
bepalen dat de kans op een aanrijding
groot is en zal het in werking treden:
– Wanneer een signaleerbaar object
wordt gepasseerd
– Bij het veranderen van rijstrook om
een signaleerbaar object in te halen
– Bij het plotseling opdoemen van
een signaleerbaar object
– Bij het naderen van signaleerbare
objecten in de berm, zoals vangrails,
telefoonpalen, bomen of muren
– Als er een signaleerbaar object of
ander object langs de weg staat aan
het begin van een bocht
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
241
5
Rijden
Page 244 of 586

– Als er (geverfde) patronen vóór uw
auto aanwezig zijn die ten onrechte
aangezien kunnen worden voor een
signaleerbaar object
– Bij het passeren van een
signaleerbaar object dat van
rijstrook wisselt of links of rechts
afslaat
– Bij het passeren van een
signaleerbaar object dat stilstaat
om links of rechts af te slaan
– Als een signaleerbaar object stopt
net voordat het zich in de rijrichting
van uw auto bevindt
– Wanneer wordt gereden op
plaatsen met een constructie boven
de weg (verkeersbord, reclamebord,
enz.)– Bij het naderen van een slagboom
van een elektronische tolpoort,
slagboom bij een parkeerterrein of
andere afscheiding die open- en
dichtgaat
– Als bij het afslaan naar links of
rechts een tegenligger of
voetganger de auto van voren
nadert
– Bij het afslaan naar links of rechts
voor een tegenligger of voetganger
langs
– Wanneer u links/rechts afslaat en
een tegemoetkomend voertuig of
tegemoetkomende voetganger
stopt direct voordat hij/zij binnen
de koers van de auto komt
– Als bij het afslaan naar links of
rechts een tegenligger ook links of
rechts afslaat voor uw auto
– Als het stuurwiel wordt bewogen in
de richting van de baan van een
tegenligger
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
242
Page 245 of 586

Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Onder bepaalde omstandigheden,
zoals de volgende, kan een
signaleerbaar object mogelijk niet
worden gedetecteerd door de voorste
sensoren, waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt:
– Wanneer een signaleerbaar object
uw auto nadert
– Wanneer uw auto of een
signaleerbaar object een
slingerende beweging maakt
– Als een signaleerbaar object een
abrupte beweging maakt (zoals een
uitwijkmanoeuvre, plotseling
versnellen of afremmen)
– Bij het plotseling opdoemen van
een signaleerbaar object
– Wanneer een signaleerbaar object
zich vlak bij bijvoorbeeld een muur,
hek, vangrail, putdeksel, stalen
rijplaat of een andere auto bevindt
– Als het signaleerbare object zich
onder een bepaalde constructie
bevindt
– Als het signaleerbare object deels
verborgen is achter een ander
voorwerp (grote koffer, paraplu,
vangrail, enz.)
– Als meerdere signaleerbare
objecten elkaar overlappen
– Als een helder licht, zoals van de
zon, wordt gereflecteerd door het
signaleerbare object
– Wanneer een signaleerbaar object
wit is en er extreem licht uitziet
– Als het signaleerbare object
vanwege de kleur of helderheid niet
goed opvalt
– Wanneer een signaleerbaar object
uw auto afsnijdt of plotseling
opduikt voor uw auto
– Bij het naderen van een auto onder
een hoek
– Als de voorligger een kinderfiets,
een fiets met bepakking, een fiets
met iemand achterop of een fiets
met een bijzondere vorm (fiets met
een kinderzitje, tandem, enz.) is– Als de voetganger of fietser kleiner
is dan ongeveer 1 m of langer dan
ongeveer 2 m
– Als het silhouet van een voetganger
of fietser onduidelijk is
(bijvoorbeeld door het dragen van
een regenjas of lange rok)
– Als een voetganger of fietser
vooroverbuigt of gehurkt zit
– Als een voetganger of fietser een
hoge snelheid heeft
– Als een voetganger een
wandelwagentje, rolstoel, fiets of
ander voertuig voortduwt
– Als een signaleerbaar object niet
goed opvalt, zoals tijdens de
schemering, of 's nachts of in een
tunnel
– Als de auto een poosje heeft
stilgestaan nadat het EV-systeem is
gestart
– Tijdens of enkele seconden na het
afslaan naar links of rechts
– Tijdens of enkele seconden na het
rijden in een bocht
– Wanneer u links/rechts afslaat en
een tegemoetkomend voertuig op
een rijstrook die 3 of meer rijstroken
van de auto verwijderd is
– Wanneer u links/rechts afslaat en
de koers van de auto sterk afwijkt
van de richting van het
tegemoetkomende verkeer
– Wanneer u links/rechts afslaat en
een voetganger nadert die in
dezelfde richting als de auto liep en
rechtdoor blijft lopen
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
243
5
Rijden
Page 246 of 586

• PIn aanvulling op het voorgaande
werkt de Emergency Steering Assist in
sommige situaties, zoals de
onderstaande, mogelijk niet:
– Als een signaleerbaar object zich te
dicht bij de auto bevindt
– Als er onvoldoende ruimte is voor
een uitwijkmanoeuvre of als er een
obstakel is in de uitwijkrichting
– Bij tegemoetkomend verkeer
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem
• Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden in- of uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(→Blz. 489)
Het systeem wordt iedere keer
wanneer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld.
• Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
A“Pre-Collision System OFF”
(Pre-Crash Safety-systeem uit)• De instellingen van het Pre-Crash
Safety-systeem kunnen worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 489)
• Als de timing van de Pre-Crash-
waarschuwing wordt gewijzigd, wordt
dienovereenkomstig ook de timing
van de Emergency Steering Assist
(uitgezonderd de actieve besturing)
gewijzigd. Wanneer “Later” wordt
geselecteerd, werkt de Emergency
Steering Assist (uitgezonderd de
actieve besturing) in de meeste
gevallen niet.
• Auto's met een bestuurderscamera:
Wanneer het systeem bepaalt dat de
bestuurder niet vooruit kijkt, zullen de
Pre-Crash-waarschuwing en de
Emergency Steering Assist qua timing
werken als bij de instelling “Earlier”
(eerder), ongeacht de instelling van de
gebruiker.
• Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem is ingeschakeld, zal
de Pre-Crash-waarschuwing qua
timing werken als bij de instelling
“Earlier” (eerder), ongeacht de
instelling van de gebruiker.
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist)
LTA-functies
• Deze functie werkt op wegen met
duidelijke belijning als het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem is
ingeschakeld. Met behulp van de
camera voor en de radarsensor
worden de rijstrookmarkeringen en
andere auto's in de omgeving
gesignaleerd en wordt het stuurwiel
bediend om de positie van de auto op
de rijstrook vast te houden.
Gebruik deze functie alleen op
snelwegen en autowegen.
Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem niet in werking is,
werkt deze functie niet.
In gevallen waarin de
rijstrookmarkeringen niet (goed)
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
244
Page 247 of 586

zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer u
in een file staat, werkt deze functie op
basis van de positie van de auto's voor
en naast u.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel niet
stevig wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op het
display en wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Pak het stuurwiel stevig vast om de
functie weer in te schakelen.
• Als de auto de rijstrook dreigt te
verlaten terwijl het systeem in
werking is, wordt er een
waarschuwing getoond op het display
en klinkt er een zoemer.
Wanneer de zoemer klinkt, controleer
dan het gebied rondom de auto en
stuur de auto voorzichtig terug naar
het midden van de rijstrook.
WAARSCHUWING!
Voordat u het LTA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet alleen op het
LTA-systeem. Het LTA-systeem biedt
geen automatische ondersteuning
tijdens het rijden en vermindert niet
de hoeveelheid aandacht die nodig is
om veilig te kunnen rijden. Als
bestuurder blijft u verantwoordelijk
voor de veiligheid door de omgeving
in de gaten te houden en het
stuurwiel te bedienen. Zorg ook voor
voldoende pauzes als u moe bent,
bijvoorbeeld als u langere tijd hebt
gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kan dit een ongeval
tot gevolg hebben.
• Schakel het LTA-systeem uit
wanneer u het niet gebruikt.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
245
5
Rijden
Page 248 of 586

Voorwaarden voor werking van de
functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het LTA-systeem signaleert
rijstrookmarkeringen of de koers van
andere voertuigen in de buurt
(behalve bij kleine voertuigen, zoals
een motorfiets).
• Het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem is ingeschakeld.
• De breedte van de rijstrook is
ongeveer3-4m.
• De richtingaanwijzer wordt niet
bediend.
• De auto maakt geen scherpe bocht.
• De auto accelereert of decelereert niet
meer dan een bepaalde waarde.
• Het stuurwiel wordt niet met grote
kracht bediend.
• De waarschuwing handen van het
stuurwiel (→blz. 246) is niet
geactiveerd.
• De auto rijdt in het midden van een
rijstrook.
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 246)
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan
terwijl de functie in werking is, klinkt
er mogelijk een zoemer om aan te
geven dat de functie tijdelijk is
uitgeschakeld.
• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurregeling van de
functie.Lane Departure Warning-functie bij
ingeschakelde LTA
• Zelfs als de waarschuwingsmethode
van de LDA is ingesteld op trillen van
het stuurwiel, zal de
waarschuwingszoemer klinken
wanneer de auto de rijstrook verlaat
terwijl de LTA is ingeschakeld.
• Als het stuurwiel voldoende wordt
bediend om de koers van de auto te
herstellen, zal de waarschuwing niet
worden gegeven.
Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
multi-informatiedisplay een melding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen het stuurwiel vast te houden.
Tevens wordt het in de afbeelding
weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Zodra het systeem signaleert dat het
stuurwiel wordt vastgehouden zal de
waarschuwing verdwijnen. Houd bij
gebruik van het systeem het stuurwiel
altijd goed vast, ook als de
waarschuwing niet wordt weergegeven.
• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
functie in werking is.
Als er gedurende een bepaalde tijd geen
handelingen worden gesignaleerd zal er
een zoemer klinken, wordt de
waarschuwing weergegeven en wordt
de functie tijdelijk uitgeschakeld. Deze
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
246