Page 329 of 586

Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen en zet de transmissie
in een andere stand om de rijrichting van
de auto te veranderen. Op dat moment
wordt de begeleiding onderbroken. Als de
toets “Start” echter wordt geselecteerd,
wordt de begeleiding hervat en beweegt
de auto in de richting die overeenkomt
met de geselecteerde stand van de
transmissie.
Functie wegrijden uit fileparkeervak
Gebruik de functie wegrijden uit een
fileparkeervak niet in een andere situatie
dan bij het verlaten van een
fileparkeervak. Trap het rempedaal in,
breng de auto tot stilstand en druk
vervolgens op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit te
schakelen als de begeleiding onbedoeld
in werking is getreden.Situaties waarin de functie wegrijden
uit fileparkeervak niet werkt
In de volgende situaties werkt de functie
wegrijden uit fileparkeervak niet:
• Als er in de vertrekrichting auto's
staan te wachten bij een verkeerslicht
• Als er een auto stilstaat op de rijbaan
achter de plek van waaruit de auto
vertrekt
• Als er wordt gesignaleerd dat er zich
een muur, pilaar of persoon in de
buurt van een zijsensor voor of achter
bevindt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
327
5
Rijden
Page 330 of 586

• Wanneer de auto geparkeerd staat op
een stoeprand en een zijsensor het
wegdek signaleert
• Als er geen auto geparkeerd staat
vóór de auto
• Als er heel veel ruimte zit tussen de
voorzijde van de auto en een
geparkeerde auto
Geheugenfunctie Advanced Park
Beschrijving functie
De geheugenfunctie kan worden gebruikt
om te parkeren in een eerder
geregistreerd parkeervak, zelfs als er
geen belijning is aangebracht en er geen
ernaast geparkeerde auto's zijn.
Er kunnen maximaal 3 parkeervakken
worden geregistreerd.
Registreren van een parkeervak
1. Breng de auto tot stilstand op een
punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
AOngeveer 1 m2. Druk op de hoofdschakelaar en
selecteer
Als de hoofdschakelaar van Advanced
Park wordt ingedrukt bij een
parkeervak zonder lijnen of nabij
geparkeerde auto's, wordt mogelijk
“No available parking space” (geen
parkeervak beschikbaar)
weergegeven. Houd
ingedrukt.
3. Selecteer de functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) of de functie
fileparkeren.
Alleen parkeervakken waarvoor
assistentie kan worden uitgevoerd
worden weergegeven.
4. Selecteer de parkeerrichting.
Wanneer haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) is geselecteerd in
stap3
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
328
Page 331 of 586

Wanneer fileparkeren is geselecteerd
in stap3
5. Pas met behulp van de pijltoetsen de
positie van het te registreren
parkeervak aan en selecteer
vervolgens de toets OK.
6. Selecteer de toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.Als het rempedaal wordt losgelaten,
wordt “Moving Forward...” (rijdt naar
voren...) weergegeven en begint de
auto vooruit te rijden.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert:→blz. 330
7. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto stopt in het
beoogde parkeervak.
8. Controleer de positie waarop de auto
tot stilstand is gekomen. Pas indien
nodig de positie van het te registreren
parkeervak aan met behulp van de
pijltoetsen en selecteer vervolgens de
registratietoets.
“Registration Completed” (registratie
voltooid) wordt weergegeven op het
multimedia-display.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
329
5
Rijden
Page 332 of 586

• Registreer het parkeervak alleen als
er geen obstakels aanwezig zijn
binnen het met de dikke lijnen
aangegeven gebied.
• De mate waarin de positie van het te
registreren parkeervak kan worden
aangepast, is beperkt.
Bij het parkeren in een met behulp van de
geheugenfunctie geregistreerd
parkeervak
1. Breng de auto tot stilstand op een
punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
AOngeveer 1 m
2. Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park en controleer of er een
mogelijk parkeervak wordt
weergegeven op het
multimedia-display.
Als de toets MODE wordt
weergegeven, kan deze worden
gekozen om te wisselen tussen de
geheugenfunctie, de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) en de
functie fileparkeren.3. Selecteer het gewenste parkeervak en
druk vervolgens op de toets “Start”.
Voer de procedure voor de functie
haaks inparkeren (vooruit/achteruit)
uit vanaf stap3.(→Blz. 318)
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen en zet de transmissie
in een andere stand om de rijrichting van
de auto te veranderen. Op dat moment
wordt de begeleiding onderbroken. Als de
toets “Start” echter wordt geselecteerd,
wordt de begeleiding hervat en beweegt
de auto in de richting die overeenkomt
met de geselecteerde stand van de
transmissie.
Bij het overschrijven van een
geregistreerd parkeervak
Als het maximale aantal parkeervakken is
geregistreerd en
wordt geselecteerd,
kan een geregistreerd parkeervak worden
geselecteerd en vervolgens worden
overschreven met een nieuw parkeervak.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
330
Page 333 of 586

Als er meerdere parkeervakken zijn
geregistreerd
Selecteer het gewenste parkeervak en
druk vervolgens op de toets “Start”.
OPMERKING
Bij gebruik van de geheugenfunctie
• De geheugenfunctie is een functie die
u begeleidt bij het parkeren in een
eerder geregistreerd parkeervak. Als
de toestand van het wegdek, de auto
of de omgeving anders is dan bij de
registratie, wordt het parkeervak
mogelijk niet goed gesignaleerd of
wordt u niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Registreer een parkeervak niet in
onderstaande situaties, omdat het
ingestelde parkeervak dan mogelijk
niet kan worden geregistreerd of
begeleiding later wellicht niet
mogelijk is.
– Als een cameralens vuil is of bedekt
is met waterdruppels
– Als het regent of sneeuwt
– Als de omgeving donker is ('s
OPMERKING(Vervolg)
nachts, enz.)
• In de volgende situaties kan een
parkeervak mogelijk niet worden
geregistreerd.
– Als er onvoldoende ruimte aanwezig
is tussen de weg en het parkeervak
– Als het wegdek rond het parkeervak
niet zodanig afwijkt dat het systeem
het kan herkennen
• Als een parkeervak is geregistreerd in
een van de volgende situaties, wordt
de begeleiding later mogelijk niet
gestart of is begeleiding naar de
geregistreerde positie wellicht niet
mogelijk.
– Als er schaduwen over het
parkeervak vallen (er bevindt zich
een carport boven het parkeervak,
enz.)
– Als er bladeren, afval of andere
objecten in het parkeervak liggen
die kunnen bewegen
– Als het wegdek rond het parkeervak
eenzelfde zich herhalend patroon
heeft (klinkers, enz.)
• In de volgende situaties kan het
systeem u mogelijk niet begeleiden
naar de geregistreerde parkeerplaats:
– Als het uiterlijk van het parkeervak
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
331
5
Rijden
Page 334 of 586

OPMERKING(Vervolg)
wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
– Als er een object wordt
gesignaleerd in het geregistreerde
parkeervak
– Wanneer er een voetganger of
passerend voertuig wordt
gesignaleerd tijdens de begeleiding
– Als de positie waarin de auto
stilstaat bij het starten van de
begeleiding afwijkt van de positie
tijdens het uitvoeren van de
registratie
– Als het geregistreerde parkeervak
niet kan worden bereikt door de
aanwezigheid van parkeerblokken,
enz.
– Als het wegdek rond het parkeervak
is gewijzigd (wegdek is verslechterd
of vernieuwd)
– Als de hoeveelheid zonlicht afwijkt
van toen de registratie werd
uitgevoerd (door de
weersomstandigheden of het
tijdstip van de dag)
– Als er zonlicht direct op een camera
valt, zoals bij laagstaande zon
– Als de kleur of de helderheid van het
wegdek niet overal gelijk is
– Als het parkeervak tijdelijk verlicht
wordt (verlichting van een andere
auto, beveiligingslicht, enz.)
– Als het wegdek rond het parkeervak
eenzelfde zich herhalend patroon
heeft
– Als op de weg in de buurt van het
parkeervak een laag uitsteeksel
aanwezig is
– Als het parkeervak zich op een
helling bevindt
– Als er warm of koud water op de
camera terecht is gekomen en de
lens is beslagen
– Als een cameralens vuil is of bedekt
is met waterdruppels
– Als er accessoires zijn gemonteerd
die het zicht van de camera
belemmeren
OPMERKING(Vervolg)
Als de begeleiding wordt beëindigd
tijdens de registratie, voer de registratie
dan opnieuw uit.
• Als tijdens het registreren van een
parkeervak met behulp van de
geheugenfunctie het wegdek niet kan
worden gesignaleerd, wordt “No
available parking space to register”
(geen parkeervak beschikbaar om te
registreren) weergegeven.
• Stop bij het gebruik van de
geheugenfunctie altijd direct vóór de
stoppositie. Anders kan het
parkeervak mogelijk niet goed
worden gesignaleerd of wordt u
mogelijk niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Gebruik de geheugenfunctie niet als
een camera is blootgesteld aan een
hevige schok of beelden van de
Panoramic View Monitor niet goed
zijn uitgelijnd.
• Omdat als een camera is vervangen de
plaatsingshoek van de camera
gewijzigd zal zijn, moeten de
parkeervakken van de
geheugenfunctie opnieuw worden
geregistreerd.
Afstandsbedieningsfunctie
Beschrijving functie
Via een app op uw smartphone kunt u de
auto op afstand in of uit een parkeervak
laten rijden. U kunt deze app ook
gebruiken om bijvoorbeeld de auto op
afstand vooruit of achteruit in een garage
te zetten.
Parkeren met behulp van de
afstandsbedieningsfunctie
Een smartphone kan worden gebruikt om
de parkeerfunctie op afstand te bedienen
als het beoogde parkeervak kan worden
gesignaleerd wanneer de auto dicht bij en
haaks op het midden van het parkeervak
tot stilstand wordt gebracht. Ook kan,
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
332
Page 335 of 586

afhankelijk van de conditie van het
parkeervak enzovoort, de stand van de
transmissie worden gewijzigd door de
begeleidingsregeling als de rijrichting
van de auto moet worden veranderd.
1. Breng de auto tot stilstand op een
punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
(→Blz. 318)
2. Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park en controleer of er een
mogelijk parkeervak wordt
weergegeven op het multimedia-
display. (→Blz. 318)
3. Selecteer de toets
en selecteer
[Perpendicular/parallel]
(haaks/parallel).
4. Selecteer de toets [OK].
5. Verlaat de auto terwijl u de
elektronische sleutel en de
smartphone bij u draagt en start
vervolgens de Remote Park-app op de
smartphone.
Het detectiegebied van de
elektronische sleutel bevindt zich
binnen ongeveer 3 m rond de auto.
Als er zich een obstakel binnen de
koers van de auto bevindt, verplaats
het dan alvorens de auto te parkeren.
Een pylon kan ook worden verplaatst
na het verlaten van de auto.
6. Bevestig van buiten de auto het
parkeervak op het scherm van de
smartphone en selecteer vervolgens
de toets “Start”.
Start de bediening van de
afstandsbedieningsfunctie terwijl u
op een afstand van ten minste
ongeveer 50 cm van de auto en buiten
de koers van de auto staat.
7. Volg continu het werkingsgebied op
het scherm van de smartphone terwijl
u de veiligheid van de omgeving van
de auto controleert; de auto beweegt
en het parkeren wordt begeleid.
Als de bediening van het scherm van
de smartphone wordt gestopt, kan de
begeleiding worden onderbroken en
de auto tot stilstand worden gebracht.De portieren worden automatisch
vergrendeld voordat de auto in
beweging komt.
8. Als het parkeervak is bereikt, wordt de
transmissie in stand P gezet, wordt
het contact UIT gezet en worden de
portieren vergrendeld nadat de auto
tot stilstand is gebracht door de
parkeerrem.
Op de smartphone wordt een
voltooiingsscherm weergegeven.
De parkeerfunctie kan zelfs als er
obstakels aanwezig zijn, worden
gebruikt als
• Als de parkeerfuncties worden
gebruikt bij een parkeervak met witte
lijnen kan het vak, zelfs als er zich een
obstakel in het parkeervak bevindt,
worden ingesteld als beoogd
parkeervak. Hierdoor kan de
begeleiding worden voortgezet nadat
een parkeervak vanaf de binnenzijde
van de auto is ingesteld en de auto
vervolgens wordt verlaten om een
obstakel te verplaatsen, zoals een
pylon op een invalideparkeerplaats.
• Bij haaks inparkeren met behulp van
Advanced Park kunnen aan elke kant
van de auto 3 parkeervakken
(maximaal 6 in totaal) worden
gesignaleerd. Bij het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie kan echter
aan elke kant van de auto slechts
1 parkeervak worden gesignaleerd.
De auto naar voren en achteren
bewegen met behulp van de
afstandsbedieningsfunctie
Nadat de auto is gestopt, kan er
begeleiding worden gegeven om de auto
bijvoorbeeld in een garage te zetten, door
de functie achterwaartse beweging te
gebruiken.
1. Breng de auto tot stilstand op de
plaats waar u de begeleiding wilt
starten.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
333
5
Rijden
Page 336 of 586
![TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch) 2. Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park. (→Blz. 316)
3. Selecteer
en vervolgens
[Forward/reverse]
(vooruit/achteruit).
4. Selecteer [OK].
5. Verlaat de auto terwijl u de
elektronische sleute TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch) 2. Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park. (→Blz. 316)
3. Selecteer
en vervolgens
[Forward/reverse]
(vooruit/achteruit).
4. Selecteer [OK].
5. Verlaat de auto terwijl u de
elektronische sleute](/manual-img/14/59694/w960_59694-335.png)
2. Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park. (→Blz. 316)
3. Selecteer
en vervolgens
[Forward/reverse]
(vooruit/achteruit).
4. Selecteer [OK].
5. Verlaat de auto terwijl u de
elektronische sleutel en de
smartphone bij u draagt en start
vervolgens de Remote Park-app op de
smartphone.
Het detectiegebied van de
elektronische sleutel bevindt zich
binnen ongeveer 3 m rond de auto.
6. Bevestig van buiten de auto de
rijrichting op het scherm van de
smartphone en selecteer vervolgens
de toets “Start”.
Start de bediening van de
afstandsbedieningsfunctie terwijl u
op een afstand van ten minste
ongeveer 50 cm van de auto en buiten
de koers van de auto staat. Het
detectiegebied van de elektronische
sleutel bevindt zich binnen ongeveer
3 m rond de auto.
7. Volg continu het werkingsgebied op
het scherm van de smartphone terwijl
u de veiligheid van de omgeving van
de auto controleert; de auto beweegt
en het parkeren wordt begeleid.
Als de bediening van het scherm van
de smartphone wordt gestopt, kan de
begeleiding worden onderbroken en
de auto tot stilstand worden gebracht.
Nadat de begeleiding is gestart, kandeze halverwege stoppen of kan de
rijrichting van de auto worden
gewijzigd.
8. Selecteer de aan-uittoets op het
scherm van de smartphone. Het
contact wordt dan UIT gezet en de
portieren worden automatisch
vergrendeld.
Wijzigen van de rijrichting
Tijdens de begeleiding kan de rijrichting
van de auto worden gewijzigd met de
functie voorwaartse en achterwaartse
beweging. Als er zich bijvoorbeeld een
muur achter de auto bevindt, kan, door de
toets voor het wijzigen van de rijrichting
op het scherm van de smartphone te
bedienen, de auto iets naar voren
gereden worden om het inladen van
voorwerpen mogelijk te maken en
vervolgens terug worden gereden naar
zijn originele positie.
Wegrijden met behulp van de
afstandsbedieningsfunctie
Er kan begeleiding worden gegeven bij
het wegrijden uit een haaks parkeervak of
fileparkeervak als het contact UIT staat.
Als voorwaartse en achterwaartse
beweging wordt geselecteerd, is de
maximale afstand die de auto kan
afleggen vanaf het startpunt7menishet
mogelijk om de rijrichting te veranderen.
1. Ontgrendel de portieren met behulp
van de elektronische sleutel als u zich
in de buurt van de geparkeerde auto
bevindt en start vervolgens de
Remote Park-app op de smartphone.
Als de smartphone geen verbinding
kan maken met de auto, ontgrendel de
portieren dan weer met de
elektronische sleutel.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
334