Page 89 of 586

Elektriciteit voor AC-laden
Deze auto kan worden geladen tot
maximaal ongeveer 11 kW.
Afhankelijk van de gebruikte lader of de
AC-laadkabel wordt de elektriciteit voor
laden mogelijk beperkt.
2.2.6 Procedure voor AC-laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
behandeld voor het laden van de
tractiebatterij met een AC-laadkabel.
Volg bij het laden via een AC-lader de
gebruiksinstructies van de AC-lader.
Controleer voor het laden of “Charge
Now” (nu opladen) aangezet is als er een
laadschema is geregistreerd. (→Blz. 103,
blz. 107)
OPMERKING
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
schade aan de onderdelen die verband
houden met het laden via wisselstroom
te voorkomen.
• Als het laden wordt onderbroken of
afgebroken, verwijder dan de
laadstekker voordat u de stekker
verwijdert.
• Controleer bij het verwijderen van de
AC-laadkabel of de laadstekker
ontgrendeld is.
• Trek niet met kracht aan de kap van
het AC-laadcontact.
• Stel de laadstekker tijdens het laden
niet bloot aan trillingen. Hierdoor zou
het laden onderbroken kunnen
worden.
• Steek niets anders in het
AC-laadcontact dan de laadstekker.
• Beschadig de kap van het
AC-laadcontact niet met een scherp
voorwerp.
AC-laadcontact
Haal het AC-laadcontact niet uit elkaar
en modificeer of repareer het niet. Neem
OPMERKING(Vervolg)
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het AC-laadcontact
gerepareerd moet worden.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Tijdens het laden
1. Leg de AC-laadkabel klaar.
2. Steek de AC-laadkabel in de
contactdoos van de externe
voedingsbron.
Houd de stekker goed vast en steek
hem stevig in de contactdoos.
3. Ontgrendel de portieren en open de
klep van de laadaansluiting.
(→Blz. 76)
De verlichting van het laadcontact
Agaat branden.
4. Open de afdekkap van het
AC-laadcontact.
2.2 Laden
87
2
EV-systeem
Page 90 of 586

5. Houd de laadstekker goed vast en
steek hem stevig en volledig in het
AC-laadcontact.
Zorg er bij het aansluiten van de
laadstekker op het AC-laadcontact
voor dat de identificatiesymbolen
hetzelfde zijn.
Als de laadstekker rechtstandig zo ver
mogelijk in de aansluiting wordt
gestoken, wordt hij automatisch
vergrendeld.
Controleer of de laadindicator gaat
branden. Als de laadindicator niet
gaat branden, is de laadstekker niet
vergrendeld.
*
*
Als de laadstekker niet goed naar
binnen gestoken is, zal de
vergrendelingsprocedure een paar
keer worden uitgevoerd.
6. Controleer of de laadindicator van de
laadaansluiting brandt.
Als de laadindicator niet gaat branden
wanneer de laadstekker wordt
aangesloten, wordt het laden niet
gestart. (→Blz. 79)
Als de laadindicator knippert, is het
laadschema geregistreerd. (→Blz. 89)Als de laadstekker niet vergrendeld is,
wordt het laden niet gestart.
Afhankelijk van het type lader bij het
openbare laadstation wordt de
laadstekker echter niet vergrendeld
als de procedure voor het starten van
het laden niet wordt uitgevoerd.
De laadindicator dooft zodra het
laden is voltooid.
De laadindicator dooft ook als het
laden om de een of andere reden
wordt onderbroken voordat het laden
is voltooid. Zie in dat geval blz. 114.
Bij het aansluiten van de
AC-laadstekker
Als het portier wordt geopend of het
contact AAN wordt gezet terwijl de
AC-laadstekker is aangesloten, gaat de
indicator van de laadkabel branden om u
te informeren dat de AC-laadstekker is
aangesloten.
2.2 Laden
88
Page 91 of 586

Als de laadindicator van de
laadaansluiting knippert na het
aansluiten van de AC-laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 98)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden middels
het laadschema uit te schakelen en te
beginnen met laden moet een van de
onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Charge Now” (nu laden) aan
(→blz. 103, blz. 107)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem
direct weer aan terwijl de
laadindicator knippert.
Als de laadstekker niet in het
AC-laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 79
Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is.
Als de laadindicator niet gaat branden
nadat de laadstekker aangesloten is,
verwijder dan de stekker en sluit hem
opnieuw aan. Controleer of de
laadindicator van de laadaansluiting nu
wel brandt.
De laadtijd kan toenemen
Laden bij een openbaar laadstation
met autorisatiefunctie
Als tijdens het laden een portier wordt
ontgrendeld, wordt de laadstekker
ontgrendeld en wordt het laden
onderbroken.
In dat geval wordt de autorisatie van het
laadstation geannuleerd en kan het
laden mogelijk niet weer worden
gestart. Sluit de laadstekker weer aan en
voer de autorisatie voor het laadstation
uit.Als de stroomonderbreker in werking
treedt tijdens het laden
De bovenste limiet van de laadstroom
kan worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
• Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Current” (laadstroom) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Current”
(laadstroom) wordt weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “16A” of
“8A” te selecteren en druk vervolgens
op
.
• Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Vehicle customize”
(voertuig aanpassen).
3. Selecteer “Charging” (laden).
4. Selecteer “Charging current”
(laadstroom).
5. Selecteer “16A” of “8A”.*1
2.2 Laden
89
2
EV-systeem
Page 92 of 586

De maximale laadstroom is beperkt tot
minder dan of gelijk aan de geselecteerde
stroom.
*2
Als de stroomonderbreker nog steeds in
werking treedt tijdens het laden, ook al is
de bovenste limiet van de laadstroom
gewijzigd, controleer dan of de
aangesloten voedingsbron voldoet aan
de voorgeschreven laadcondities.
*1: Driefasenladen, de geselecteerde
stroom wordt per fase toegepast.
*2: Het begrenzen van de laadstroom
verlengt de laadtijd.
Wijzigen van de instellingen voor
“Charging Limit” (laadlimiet)
De bovenste limiet van de laadcapaciteit
kan worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
De geselecteerde bovenste limiet geldt
voor zowel AC-laden als DC-laden.
• Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Limit” (laadlimiet) te selecteren en
druk vervolgens op
.Het scherm “Charging Limit”
(laadlimiet) wordt weergegeven.
5. Selecteer “Full” (volledig), “90%”,
“80%”, “70%”, “60%” of “50%” en
druk vervolgens op
.
• Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Vehicle customize”
(voertuig aanpassen).
3. Selecteer “Charging” (laden).
4. Selecteer “Charging limit”
(laadlimiet).
5. Selecteer “Full” (volledig), “90%”,
“80%”, “70%”, “60%” of “50%”.
Als de instelling wordt gewijzigd tijdens
DC-laden, wordt het laden mogelijk
onderbroken door werking van de
DC-laadtimer en kan de tractiebatterij
niet volledig geladen worden.
Beschermingsfunctie tegen
oververhitting AC-laadcontact
Door de plaatsing van een thermosensor
in het AC-laadcontact wordt voorkomen
dat onderdelen smelten wanneer de
temperatuur stijgt ten gevolge van
verontreinigingen in de laadstekker.
Als een bepaalde temperatuurstijging
wordt gesignaleerd, stopt het laden
onmiddellijk.
Hierna wordt er, terwijl het contact UIT
staat, een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay (→blz. 120)
WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
2.2 Laden
90
Page 93 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Controleer vóór het laden of het
AC-laadcontact niet vervormd,
beschadigd of gecorrodeerd is en of
het laadcontact vrij is van
verontreinigingen zoals vuil, sneeuw
en ijs. Als er vuil of stof in zit,
verwijder dit dan volledig voordat u
de laadstekker erin steekt.
• Zorg ervoor dat het gedeelte rond de
aansluitingen vrij is van vuil en stof
voordat u de laadstekker in de lader
steekt. Als er vuil of stof in zit,
verwijder dit dan volledig voordat u
de laadstekker erin steekt.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van
het AC-laadcontact niet nat worden.
• Gebruik alleen contactdozen waarin
de stekker goed aangesloten kan
worden.
• Bundel de AC-laadkabel niet tijdens
het laden en wikkel hem niet op
omdat dit kan leiden tot
oververhitting.
• Raak de aansluitingen van de
laadstekker en het AC-laadcontact
niet aan met scherpe metalen
voorwerpen (naalden, enz.) of de
hand en veroorzaak geen kortsluiting
met vreemde voorwerpen.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis geschikt is. Zorg ervoor
dat de waterdichte kap van de
contactdoos helemaal gesloten kan
worden. Als de waterdichte kap van
de contactdoos niet gesloten kan
worden, plaats dan een waterdichte
kap die wel gesloten kan worden.
• Volg de aanwijzingen van de lader om
te stoppen met laden bij het
laadstation.
• Als u tijdens het laden hitte, rook,
geuren, geluiden of andere
afwijkingen constateert, stop dan
onmiddellijk met laden.
• Steek de stekker niet in de
contactdoos als die is
ondergedompeld in water of sneeuw.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Sluit de stekker niet aan en neem
hem niet los als u handen nat zijn
tijdens het laden terwijl het regent of
sneeuwt. Zorg dat de stekker en de
contactdoos niet nat worden.
• Laad de auto niet tijdens onweer.
• Zorg ervoor dat de AC-laadkabel niet
klem komt te zitten tussen een
portier of de achterklep.
• Sluit de motorkap voordat u het
laadsysteem gebruikt. De
koelventilator kan plotseling gaan
draaien. Als u bewegende delen zoals
de ventilator aanraakt of erbij in de
buurt komt, kunnen uw handen of
kleren (met name een stropdas of
sjaal) vast komen te zitten, hetgeen
tot ernstig letsel kan leiden.
• Controleer, nadat u de laadkabel hebt
aangesloten, of deze niet ergens
omheen gewikkeld is.
• Als een op een andere auto
aangesloten normale laadkabel
wordt gebruikt, wordt het laden
mogelijk onderbroken.
Ingebouwde tractiebatterijlader
De ingebouwde tractiebatterijlader
bevindt zich in het
elektromotorcompartiment. Neem de
volgende voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de ingebouwde
tractiebatterijlader in acht. Het niet in
acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel, zoals verbrandingen en
elektrische schokken, tot gevolg
hebben.
• De ingebouwde tractiebatterijlader is
heet tijdens het laden. Raak de
ingebouwde tractiebatterijlader niet
aan omdat u hierdoor brandwonden
kunt oplopen.
2.2 Laden
91
2
EV-systeem
Page 94 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Haal de ingebouwde
tractiebatterijlader niet uit elkaar en
repareer of modificeer hem niet.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
ingebouwde tractiebatterijlader
gerepareerd moet worden.
OPMERKING
Tijdens laden
Steek de stekker niet in het
AC-laadcontact. Het AC-laadcontact kan
beschadigd raken.
Gebruik van generatoren
Gebruik geen generatoren als
voedingsbron voor het laden. Deze
laden mogelijk instabiel of met een te
lage spanning, waardoor de
laadprocedure mogelijk wordt gestopt.
Geschikt temperatuurgebied
• Laad niet wanneer de
buitentemperatuur lager is dan -30°C
omdat het laden dan waarschijnlijk
langer duurt.
• Laat de auto of de AC-laadkabel niet
achter in gebieden waar de
buitentemperatuur lager is dan -40°C.
Laadstation
Als gevolg van de omgeving waarin de
laadinstallatie aanwezig is, kan het laden
instabiel worden door ruis en kan de
spanning te laag worden, waardoor de
laadprocedure mogelijk stopt.
Na het laden
Volg bij het verwijderen altijd de
procedures om een elektrische schok te
voorkomen.1. Ontgrendel de portieren om de
laadstekker te ontgrendelen.
(→Blz. 79)
De laadstekker wordt ontgrendeld en
de verlichting van het AC-laadcontact
gaat branden als de portieren worden
ontgrendeld.
Als de laadstekker tijdens het laden
(terwijl de AC-laadindicator brandt)
wordt ontgrendeld, wordt het
AC-laden onderbroken.
2. Houd de laadstekker goed vast en trek
hem naar u toe.
3. Sluit de afdekkap van het
AC-laadcontact en sluit de klep van de
laadaansluiting.
Vergrendel de portieren om de klep
van de laadaansluiting te
vergrendelen. (→Blz. 77)
4. Verwijder de stekker uit de
contactdoos wanneer de
laaduitrusting gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt.
2.2 Laden
92
Page 95 of 586

Als de buitentemperatuur laag of hoog
is
Het niveau dat wordt weergegeven op de
SOC-meter (State Of Charge,
ladingstoestand) (→blz. 130) kan iets
dalen als het contact AAN wordt gezet,
zelfs als het laden voltooid is en de
tractiebatterij volledig geladen is. Dit
duidt echter niet op een storing.
Bij het verwijderen van de laadstekker
Ontgrendel de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening om de laadstekker te
ontgrendelen, controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek
vervolgens de laadstekker naar u toe.
Als de AC-laadstekker niet kan worden
ontgrendeld
→Blz. 80
WAARSCHUWING!
Na het laden
Verwijder de stekker wanneer u die
gedurende langere tijd niet gebruikt.
Er kan zich vuil en stof ophopen rond
de stekker of de contactdoos, wat kan
leiden tot een storing of brand, met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Na het laden
• Bewaar de AC-laadkabel buiten bereik
van kinderen.
Sluit de afdekkap van het AC-
laadcontact en sluit de klep van de
laadaansluiting na het losnemen van de
laadstekker van het AC-laadcontact.
Als de afdekkap van het AC-laadcontact
niet wordt gesloten, kunnen water of
vreemde voorwerpen in het
AC-laadcontact terechtkomen,
waardoor de auto beschadigd kan raken.
2.2.7 Procedure voor DC-laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
uitgelegd voor DC-laden van de
tractiebatterij.
Volg bij het gebruik van een DC-lader de
gebruiksinstructies van de DC-lader.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een DC-lader
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Gebruik een DC-lader die voldoet aan
de normen IEC 61815 en IEC 62196.
• Gebruik geen laadkabel die langer is
dan 30 meter.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
→Blz. 84
Tijdens het laden
1. Ontgrendel de klep van de
laadaansluiting door de portieren te
ontgrendelen. (→Blz. 142)
2. Open de klep van de laadaansluiting.
(→Blz. 77)
De verlichting van het laadcontact
Agaat branden.
3. Open de afdekkap van het
AC-laadcontact en vervolgens de
afdekkap van het DC-laadcontact.
2.2 Laden
93
2
EV-systeem
Page 96 of 586

4. Houd de DC-laadstekker goed vast en
steek hem stevig en volledig in het
laadcontact.
Steek de DC-laadstekker erin; de
stekker wordt automatisch
vergrendeld.
Zorg er bij het aansluiten van de
DC-laadstekker op het laadcontact
voor dat de identificatiesymbolen
hetzelfde zijn.
De vorm van en het omgaan met de
DC-laadstekker verschilt per type
DC-lader. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de procedures van de
DC-lader.
5. Bedien de DC-lader en start het laden.Volg de procedures van de DC-lader
om het laden te starten.
Het laden start nadat een
systeemcontrole is uitgevoerd.
6. Controleer of de laadindicator van de
laadaansluiting gaat branden.
Als de laadindicator niet brandt, is het
laden niet gestart.
Stop het laden overeenkomstig de
procedures van de DC-lader als u het
DC-laden wilt onderbreken.
De laadtijd kan toenemen
Als de DC-laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 80
Als er een melding met betrekking tot
een storing in de auto aan de zijde van
de DC-lader wordt weergegeven
Zelfs als er een melding met betrekking
tot een storing in de auto aan de zijde van
de DC-lader (bijv. storing auto gevonden,
storing auto opgetreden) wordt
weergegeven, is er geen storing in de
auto aanwezig, maar is er mogelijk sprake
van een communicatiefout tussen de
DC-lader en de auto. In dat geval is er
mogelijk een aansluiting beschadigd
(slecht contact) in de DC-laadstekker. Als
er sprake is van een storing in de auto,
neem dan contact op met de beheerder
van de DC-lader.
Tijdens DC-laden
• De huidige ladingstoestand kan
worden gecontroleerd op het
multi-informatiedisplay.
• De werkelijke laadtijd kan verschillen
van de tijd die tijdens het laden wordt
weergegeven op de DC-lader.
• Er kunnen gevallen zijn waarin de
radio niet te horen is vanwege
geluiden tijdens DC-laden.
• Naarmate de batterij bijna volledig is
geladen, neemt de laadsnelheid af en
duurt het langer voordat het laden is
voltooid.
2.2 Laden
94