Page 465 of 586

21. Schakel de compressor in, wacht een
paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer de
bandenspanning.
AAls de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm2of bar,
19 psi): De band kan niet worden
gerepareerd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
BAls de bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm2of bar, 19 psi) of hoger is,
maar lager dan de voorgeschreven
spanning: Ga verder met stap22.
CAls de bandenspanning juist is
(→blz. 482): Ga verder met stap23.
22. Zet de compressor aan om de band op
de voorgeschreven spanning te
brengen. Rijd ongeveer 5 km en voer
dan stap20uit.
23. Plaats het ontluchtingsdopje op het
uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk
bandenreparatievloeistof en kan deauto vuil worden.
24. Berg de fles, terwijl deze aan de
compressor is bevestigd, op in de
bagageruimte.
25. Voorkom plotseling remmen,
plotseling accelereren en scherpe
bochten. Rijd voorzichtig met een
snelheid van maximaal 80 km/h naar
de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige die zich binnen
een afstand van 100 km bevindt voor
het repareren of vervangen van de
band.
Neem voor de reparatie van een band
of afvoer van de bandenreparatieset
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Laat wanneer u de band laat
repareren of vervangen, de erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige weten dat er
bandenreparatievloeistof is
ingespoten.
Als de band te hard wordt opgepompt
1. Neem de slang los van het ventiel.
2. Plaats het ontluchtingsdopje op het
uiteinde van de slang en druk het
uitsteeksel in het ventiel om wat lucht
uit de band te laten ontsnappen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
463
8
Bij problemen
Page 466 of 586

3. Neem de slang los van het ventiel,
verwijder het dopje van de slang en
sluit dan de slang weer aan.
4. Schakel de compressor in, wacht een
paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer of de
bandenspanningsmeter de
voorgeschreven spanning aangeeft.
(→Blz. 482) Zet de compressor weer
aan als de spanning onder de
voorgeschreven waarde ligt en vul de
band tot de juiste spanning is bereikt.
Nadat een band is gerepareerd met de
bandenreparatieset
• Vervang de bandenspanningssensor
en -zender.
• Zelfs als de bandenspanning op het
voorgeschreven niveau ligt, gaat
mogelijk het waarschuwingslampje
lage bandenspanning
branden/knipperen.
WAARSCHUWING!
Bij het repareren van een lekke band
• Parkeer de auto op een veilige plaats
en een vlakke ondergrond.
• Raak de wielen of het gedeelte rond
de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan. Nadat met de
auto is gereden, zijn de wielen en het
gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen met
uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit
leiden tot brandwonden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Sluit de slang stevig aan op het
ventiel terwijl het wiel aan de auto
bevestigd is.
Als de slang niet goed op het ventiel
is aangesloten, kan er lekkage van
lucht optreden waarbij
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuit.
• Als de slang tijdens het vullen
loskomt van het ventiel, is het
mogelijk dat de slang abrupte
bewegingen maakt vanwege de
luchtdruk.
• Nadat de band gevuld is, kunnen er
spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt
losgemaakt of wanneer u lucht uit de
band laat ontsnappen.
• Volg voor het repareren van de band
de volgende procedure. Als u de
procedure niet volgt, kan de
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuiten.
• Bewaar afstand tot de band wanneer
deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar
van de compressor direct uit als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont
of vervormt.
• De reparatieset kan oververhit raken
als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de
compressor niet langer dan
40 minuten achter elkaar.
• Delen van de reparatieset worden
tijdens het gebruik heet. Behandel de
reparatieset voor en na gebruik
voorzichtig. Raak het metalen deel
rond de verbinding tussen de fles en
de compressor niet aan. Dit is
namelijk zeer heet.
• Plak de waarschuwingssticker voor
de rijsnelheid alleen op de
aangegeven plaats. Als de sticker
wordt aangebracht op een plaats
waar zich een airbag bevindt, zoals
op het middelste deel van het
stuurwiel, dan kan dit de werking van
het airbagsysteem hinderen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
464
Page 467 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Rijden om de
bandenreparatievloeistof gelijkmatig
te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht
over het stuur verliezen, wat kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Rijd langzaam en voorzichtig. Wees
extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
• Als de auto niet rechtuit rijdt of als u
merkt dat het stuurwiel naar één
kant trekt, brengt u de auto tot
stilstand en controleert u het
volgende:
– Toestand van de band. De band kan
van de velg zijn afgelopen.
– Bandenspanning. Als de
bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm
2of bar, 19 psi) of lager is,
is de band mogelijk ernstig
beschadigd.
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
• Voer de noodreparatie uit zonder de
spijker of schroef die het loopvlak
heeft doorboord te verwijderen. Als
het object dat het lek heeft
veroorzaakt is verwijderd, is het
wellicht niet mogelijk om een
noodreparatie met de
bandenreparatieset uit te voeren.
• De reparatieset is niet
waterbestendig. Zorg dat de
bandenreparatieset niet in aanraking
komt met water, bijvoorbeeld bij
gebruik tijdens regen.
• Zet de bandenreparatieset niet op een
stoffige ondergrond, zoals in het zand
of in de berm. Als de reparatieset stof
e.d. opzuigt, kunnen er storingen
optreden.
OPMERKING(Vervolg)
• Zorg ervoor dat de fles met
bandenreparatievloeistof zich in
verticale positie bevindt. De
reparatieset werkt niet goed als hij
gekanteld is.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bandenreparatieset
• De reparatieset heeft als voeding
12V-gelijkstroom nodig. Sluit de
reparatieset niet aan op andere
voedingsbronnen.
• Berg de reparatieset op, zodat de set
beschermd is tegen vuil en vocht.
• Berg de reparatieset op in de
bagageruimte, buiten bereik van
kinderen.
• Demonteer de reparatieset niet en
breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de
bandenspanningsmeter niet bloot aan
schokken. Hierdoor kunnen storingen
optreden.
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 409)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
465
8
Bij problemen
Page 468 of 586

8.2.6 Als het EV-systeem niet
kan worden gestart
Het niet starten van het EV-systeem kan
verschillende oorzaken hebben.
Raadpleeg het volgende overzicht en
onderneem de bijpassende acties:
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
probleem niet verholpen kan worden of
als de reparatieprocedure niet bekend is.
Het EV-systeem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correct uitgevoerd. (→Starten van het
EV-systeem 198)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De laadkabel is mogelijk aangesloten
op de auto. (→Blz. 84)
• De elektronische sleutel werkt
mogelijk niet goed.
*(→Blz. 468)
• De tractiebatterij kan volledig
ontladen zijn. Laad de tractiebatterij
op. (→Blz. 81)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in
de startblokkering.
*(→Blz. 58)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in
de schakelregeling.
*(→Blz. 200,
blz. 454)
• Bij sommige uitvoeringen: Er kan een
storing aanwezig zijn in het
stuurslotsysteem.
• Het EV-systeem van de motor is
mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladen
batterij van de elektronische sleutel of
een defecte zekering. Er bestaat
echter, afhankelijk van het soort
storing, een noodmaatregel om het
EV-systeem te starten. (→Blz. 466)
• De kans bestaat dat de temperatuur
van de tractiebatterij zeer laag is
(lager dan ongeveer -30°C).
(→Blz. 70, blz. 199)
*Het is wellicht niet mogelijk om de
transmissie vanuit stand P in een andere
stand te zetten.
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de
claxon maakt geen of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 469)
• De accuklemmen zitten mogelijk los of
zijn gecorrodeerd. (→Blz. 403)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• Een of beide klemmen van de
12V-accu kunnen loszitten.
(→Blz. 403)
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 469)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het probleem niet
verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
Noodstartfunctie
Wanneer het EV-systeem niet start, maar
de startknop normaal werkt, kan het
EV-systeem aan de hand van de volgende
stappen voorlopig worden gestart.
Gebruik deze startprocedure alleen in
noodgevallen.
1. Activeer de parkeerrem.
2. Zet het contact in stand ACC.
*
3. Houd de startknop gedurende
15 seconden ingedrukt terwijl het
rempedaal stevig wordt ingetrapt.
Ook als het EV-systeem met behulp van
deze stappen kan worden gestart, kan er
een storing in het systeem aanwezig zijn.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
466
Page 469 of 586

Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
*Instelling kan worden aangepast aan de
persoonlijke voorkeur. (→Blz. 488)
8.2.7 Als u uw sleutels verliest
Een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kan een nieuwe sleutel
maken met behulp van de andere
originele sleutel en het sleutelnummer op
uw plaatje met sleutelnummer. Bewaar
het plaatje met het sleutelnummer op
een veilige plaats buiten de auto,
bijvoorbeeld in uw portemonnee.
OPMERKING
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest
Als de elektronische sleutel zoek blijft,
wordt het risico aanzienlijk groter dat de
auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk
met alle overgebleven elektronische
sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
8.2.8 Als de kleppen van de
laadaansluitingen niet kunnen
worden geopend
Als de klepjes van de laadaansluitingen
niet op de normale manier kunnen
worden geopend, volg dan de
onderstaande procedure om ze te
openen.Openen van de klepjes van de
laadaansluitingen
1. Open de motorkap.
2. Trek aan de ring van de
noodontgrendelingshendel om deze
los te maken uit de klem.
3. Plaats de ring horizontaal, richting de
binnenzijde van de auto.
Nadat het ontgrendelen is voltooid,
klikt u de ring weer vast op zijn
oorspronkelijke plaats.
ANoodontgrendelingshendel
Wanneer u de
noodontgrendelingshendel gebruikt
om de kleppen te ontgrendelen
Houd u aan het volgende.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de ring
• Trek de ring niet te ver in horizontale
richting
Gebruik de hendel alleen in
noodgevallen.
Laat, als het probleem blijft bestaan,
de auto direct nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
467
8
Bij problemen
Page 470 of 586

8.2.9 Als de elektronische sleutel
niet goed werkt
Als de communicatie tussen de
elektronische sleutel en de auto is
verbroken (→blz. 164) of de
elektronische sleutel niet kan worden
gebruikt omdat de batterij leeg is, werken
het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening niet. In
dergelijke gevallen kunnen de portieren
en de achterklep worden geopend of kan
het EV-systeem worden gestart volgens
onderstaande procedure.
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
• Controleer of het Smart
entry-systeem met startknop niet is
uitgeschakeld door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
• Controleer of de
energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
(→Blz. 163)
OPMERKING
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
Breng uw auto, inclusief alle
elektronische sleutels die bij uw auto zijn
geleverd, naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren
Gebruik de mechanische sleutel
(→blz. 142) om de volgende handelingen
uit te voeren:1. Vergrendelen van alle portieren
2. Ontgrendelen van alle portieren
Aan de sleutel gekoppelde functies
1. Sluiten van de ruiten (draaien en
vasthouden)
*
2. Openen van de ruiten (draaien en
vasthouden)*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten
Bedien de elektrisch bedienbare ruit
nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld raakt tussen de
ruit.
Laat tevens de mechanische sleutel
niet bedienen door kinderen. Het kan
gebeuren dat een lichaamsdeel van een
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
468
Page 471 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
kind of een andere passagier klem komt
te zitten door het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruit.
Starten van het EV-systeem
1. Trap het rempedaal in.
2. Houd de elektronische sleutel tegen
de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet. Wanneer het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen, wordt het
contact in stand ACC gezet.
3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als het
EV-systeem nog steeds niet kan
worden gestart.
Uitzetten van het EV-systeem
Activeer de parkeerrem, selecteer stand P
en druk op de startknop zoals u normaal
doet bij het uitschakelen van het
EV-systeem.Batterij elektronische sleutel
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 429)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen. Het alarm kan worden
geactiveerd als een portier met de
mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
(→Blz. 59)
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap3hierboven op de startknop. Het
EV-systeem wordt niet ingeschakeld en
de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 201)
8.2.10 Als de 12V-accu is
ontladen
Als de 12V-accu van de auto ontladen is,
kan het EV-systeem met behulp van de
onderstaande procedures worden
gestart. U kunt contact ook opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Herstarten van het EV-systeem
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Controleer of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Afhankelijk van de situatie kan bij het
aansluiten van de startkabels het
alarm worden geactiveerd en kunnen
de portieren worden vergrendeld.
(→Blz. 61)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
469
8
Bij problemen
Page 472 of 586
2. Open de motorkap (→blz. 398).
3. Open het kapje van de pluspool (+)
van de accu.
Druk op de klauw en open de afdekkap
zoals aangegeven in de afbeelding.4. Sluit de positieve startkabelklem aan
opAvan uw auto en sluit de klem
aan de andere zijde van de positieve
startkabel aan op
Bvan de tweede
auto. Sluit vervolgens de negatieve
kabelklem aan op
Cvan de tweede
auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de negatieve startkabel aan
op
D.
APluspool (+) accu (uw auto)
BPluspool (+) accu (tweede auto)
CMinpool (-) accu (tweede auto)
DStevig, niet-bewegend,
niet-gelakt metalen punt, ver weg van
de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
470