verlagen. Als u het gaspedaal of
rempedaal weer loslaat, wordt de
ingestelde snelheid weer aangenomen.
Deactiveren van de Grip Control
• Druk op de toets X-MODE.
Als de Grip Control wordt
gedeactiveerd, gaat het
controlelampje Grip Control uit en
gaat na enige tijd het controlelampje
Downhill Assist Control branden.
Rijd voorzichtig als u de Grip Control
tijdens het rijden deactiveert.
Voorwaarden voor de werking van de
Grip Control
• Wanneer de X-MODE is geactiveerd
• Wanneer stand D van de transmissie is
geselecteerd
• Wanneer de parkeerrem is
gedeactiveerd
• Wanneer het bestuurdersportier is
gesloten
• Stilstaande auto met ingetrapt
rempedaal of rijsnelheid tussen
ongeveer 2 en 10 km/h
Automatische deactivering van de Grip
Control
Als aan een van de volgende
voorwaarden wordt voldaan, wordt de
Grip Control gedeactiveerd:
• Nadat de auto tot stilstand is gebracht
door het rempedaal in te trappen
• Wanneer de rijsnelheid hoger wordt
dan 20 km/h
• Als een andere schakelstand dan D
wordt geselecteerd
• Als de parkeerrem wordt bediend
• Als een portier aan bestuurderszijde
wordt geopend
• Als de ABS/VSC wordt geactiveerd
• Als de remregeling en de
begrenzingsregeling van het
motorvermogen zijn geactiveerd dooreen rijhulpsysteem (bijv. Pre-Crash
Safety-systeem en Parking Support
Brake (indien aanwezig))
• Als het systeem oordeelt dat de
werking ervan onder de actuele
rijomstandigheden niet kan worden
voortgezet
• Als het contact UIT wordt gezet
Wanneer de Grip Control niet
beschikbaar is
In de volgende gevallen is de Grip
Control niet beschikbaar:
• Wanneer er een storing in het
remsysteem of het EV-systeem zit
• Direct na het starten van het
EV-systeem
Brake Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan worden
uitgeschakeld als de Grip Control in
werking treedt. Houd het rempedaal
stevig ingetrapt en druk op de
schakelaar.
Schakel om het Brake Hold-systeem
weer te kunnen gebruiken het Brake
Hold-systeem in nadat de Grip Control is
gedeactiveerd.
OPMERKING
Langdurig gebruik
Als het systeem langdurig wordt
gebruikt, kunnen de remmen oververhit
raken en kan de werking van het
systeem tijdelijk onderbroken worden.
Geluiden en trillingen tijdens de
werking
– Er kan een specifiek werkingsgeluid
te horen zijn vanuit de motorruimte.
Dit duidt echter niet op een defect.
– Het intrappen van het rempedaal
kan harder of anders aanvoelen dan
normaal, maar dit duidt niet op een
defect.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
345
5
Rijden