Page 297 of 340

Controleren en bijvullen
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. Koelvloeistofspecificatie
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 42 ATTENTIE
Als er zich onvoldoende koelvloeistof in het
koel sy
steem bevindt, dan kunnen er zich fou-
ten in de motor voordoen en kunnen er bijge-
volg ernstige storingen in de motor plaatsvin-
den.
● Er moet worden nagegaan of het additie-
fpercent
age juist is, rekening houdend met
de laagst voorziene omgevingstemperatuur
op de plaats waar de wagen gebruikt zal wor-
den.
● Als er een extreem lage buitentemperatuur
is, kan de k
oelvloeistof bevriezen en kan de
wagen niet meer bewegen. Omdat in dat ge-
val ook de verwarming niet werkt, kunnen in-
zittenden die niet warm genoeg zijn gekleed
doodvriezen. VOORZICHTIG
De originele additieven mogen niet worden
gemen gd met
koelvloeistoffen die niet zijn
goedgekeurd door SEAT. Deze mengsels kun- nen ernstige schade veroorzaken aan de mo-
tor en het
k
oelsysteem.
● Als de vloeistof in het expansiereservoir
niet lil
a is maar bijvoorbeeld bruin, dan is het
additief G13 waarschijnlijk gemengd met een
niet-geschikte koelvloeistof. In dat geval
moet de koelvloeistof direct worden ververst.
Anders kan de werking van de wagen ernstig
verstoord worden en kan de motor defect ra-
ken! Milieu-aanwijzing
De koelvloeistof en de toevoegingen kunnen
het milieu
vervuilen. Indien een bedrijfsvloei-
stof vrijkomt, moet die op een daartoe ge-
schikte wijze worden opgevangen en op mili-
euvriendelijke wijze worden afgevoerd. Koelvloeistofpeil controleren en koel-
vloei
s
t
of bijvullen Afb. 245
In de motorruimte: markering aan
het k
oelvloei
stofexpansiereservoir. Afb. 246
In de motorruimte: vuldop van het
k oelvloei
s
tofexpansiereservoir. Indien het koelvloeistofpeil zeer laag is, gaat
het
o
v
ereenkomstige waarschuwingslampje
branden. »
295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 298 of 340

Aanwijzingen
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak en stevig ter-
r ein.
● Laat de mot
or afkoelen ›››
.
● Open de motorkap › ›
›
pag. 287.
● Het koelvloeistofexpansiereservoir is te
herkennen aan het symboo
l op de dop
››› afb. 246.
Het motorkoelvloeistofpeil controleren
● Controleer het koelvloeistofpeil wanneer de
motor koud i
s door middel van de zijmarke-
ring van het expansiereservoir ››› afb. 245.
● Vul koelvloeistof bij wanneer het koelvloei-
stofpei
l in het reservoir onder de -marke-
ring staat. Bij warme motor kan het peil ook
iets boven het gemarkeerde gebied liggen.
Motorkoelvloeistof bijvullen
● Bescherm steeds uw gezicht, handen en ar-
men teg
en hete koelvloeistof of stoom door
een geschikte doek op de dop van het expan-
siereservoir te plaatsen.
● Schroef de dop voorzichtig los ›››
.
● Vul uitsluitend nieuw
e
koelvloeistof bij die
voldoet aan de SEAT-specificaties ( ››› pag.
295) ››› .
● Het koelvloeistofpeil moet binnen de inge-
s l
ag
en markeringen in het expansiereservoir
liggen ››› afb. 245. Overschrijd nooit de bo- venste rand van het gemarkeerde gebied
›››
.
● Schroef de dop goed vast.
● Als u in een noodgeval niet beschikt over
een k oelvloei
s
tof die voldoet aan de vereiste
specificaties ( ››› pag. 295), mag in geen ge-
val een andere toevoeging gebruikt worden.
Voeg in plaats daarvan uitsluitend gedistil-
leerd water ››› toe. Laat daarna zo snel mo-
g elijk
de jui
ste mengverhouding herstellen
met de voorgeschreven toevoeging ››› pag.
295. ATTENTIE
Hete stoom of koelvloeistof kan ernstige
brandw onden
veroorzaken.
● Open nooit de motorkap als u stoom of
koelvloeis
tof uit de motorruimte ziet of hoort
komen. Wacht tot er niet langer stoom of
koelvloeistof zichtbaar of hoorbaar is.
● Wacht steeds tot de motor volledig afge-
koeld i
s alvorens u de motorkap voorzichtig
opent. Het contact met warme onderdelen
kan brandwonden veroorzaken.
● Bij warme of hete motor staat het koelsys-
teem onder druk. De
vuldop van het koel-
vloeistofexpansiereservoir niet openen zo-
lang de motor warm is. Anders kan de koel-
vloeistof met hoge druk vrijkomen en brand-
wonden en ernstig letsel veroorzaken.
–Draai de dop langzaam en zeer voorzich-
tig linksom los, terwijl u hem lichtjes
naar onderen drukt. –
Be s
cherm steeds uw gezicht, handen en
armen tegen hete koelvloeistof of stoom
met een grote en dikke doek.
● Wanneer u vloeistoffen bijvult, zorg ervoor
dat
ze niet gemorst kunnen worden op onder-
delen van de motor of het uitlaatsysteem. Ge-
morste vloeistoffen kunnen brand veroorza-
ken. In bepaalde omstandigheden kan de
ethyleenglycol van de koelvloeistof ontste-
ken. VOORZICHTIG
● Vu l
alleen gedistilleerd water bij. Elk ander
type water kan aanzienlijke corrosie veroor-
zaken in de motor wegens zijn chemische be-
standdelen. Dit kan leiden tot storingen van
de motor. Indien geen gedistilleerd water toe-
gevoegd is maar een ander type water, moet
een gespecialiseerde werkplaats onmiddel-
lijk de vloeistof van het motorkoelsysteem
vervangen.
● Vul alleen koelvloeistof bij tot aan de bo-
vens
te rand van het gemarkeerde gebied
››› afb. 245. Een teveel aan koelvloeistof
wordt anders bij warm worden van de motor
uit het koelsysteem geperst, met schade tot
gevolg. 296
Page 299 of 340

Controleren en bijvullen
●
Bij een groot k
oelvloeistofverlies alleen
koelvloeistof bijvullen nadat de motor volle-
dig afgekoeld is. Een aanzienlijk koelvloei-
stofverlies kan erop wijzen dat er lekken be-
staan in het motorkoelsysteem. Laat het sys-
teem direct in een gespecialiseerde werk-
plaats nakijken. Doet u dit niet, dan kan dit
tot schade aan de motor leiden.
● Let er bij het toevoegen van vloeistoffen op
dat de
vloeistof in het juiste reservoir gego-
ten wordt. Een vergissing bij het toevoegen
van vloeistoffen kan de werking van de wa-
gen ernstig verstoren en leiden tot motorde-
fect! Remvloeistof
R em
vloei
stofpeil controlerenAfb. 247
In de motorruimte: dop van het rem-
vloei s
t
ofreservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 43
De remvloeistof neemt in de loop der tijd wa-
ter uit de omringende lucht op. Als de rem-
vloeistof te veel water bevat, kan het remsys-
teem beschadigd raken. Water vermindert
het kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk. Als de remvloeistof te veel water bevat
en de remmen een grote belasting onder-
gaan, dan kunnen er zich luchtbellen vormen
in het remsysteem. Deze luchtbellen vermin-
deren de remkracht, waardoor de remweg
aanzienlijk toeneemt en het remsysteem
zelfs helemaal kapot kan gaan. Voor uw ei-
gen veiligheid en die van de andere wegge-
bruikers is het van belang dat het remsys-
teem altijd correct werkt ››› .
S pec
ific
atie van remvloeistof
SEAT heeft een speciale remvloeistof ontwik-
keld die geoptimaliseerd is voor het remsys-
teem van uw wagen. Voor de beste werking
van het remsysteem raadt SEAT aan remvloei-
stoffen te gebruiken die voldoen aan de
norm VW 501 14 . Als u niet beschikt over de-
ze remvloeistoffen of om eender welke reden
kiest voor een andere remvloeistof, dan kunt
u een remvloeistof gebruiken die voldoet aan
de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4 of
de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ››› .
D e r
em
vloeistof volgens de norm VW 501 14
voldoet aan de eisen van de Amerikaanse
norm FMVSS 116 DOT 4 en de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4. Dit betekent echter
niet dat
andere remvloeistoffen die voldoen
aan de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4
of de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ook
automatisch voldoen aan de norm
VW 501 14. Vergelijk de informatie die ver-
meld staat op de fles met remvloeistof en
zorg ervoor dat u altijd een geschikte rem-
vloeistof gebruikt.
Bij de Technische Diensten zijn geschikte
remvloeistoffen verkrijgbaar.
Remvloeistofpeil
Het remvloeistofpeil moet altijd tussen de
markeringen en van het remvloeistof-
reservoir liggen, of boven de markering
››› .
Het r
em
vloeistofpeil kan niet altijd worden
gecontroleerd omdat in sommige modellen
de motoronderdelen de remvloeistoftank
blokkeren. Als u het remvloeistofpeil niet pre-
cies kunt aflezen, laat dit dan door een ge-
specialiseerde werkplaats doen.
Het remvloeistofpeil zakt licht tijdens het rij-
den omdat de remblokken slijten en de rem
automatisch afgesteld wordt.
Remvloeistof verversen
U moet de remvloeistof volgens de aanwijzin-
gen van het Onderhoudsprogramma vervan-
gen. Ga naar een gespecialiseerde werk-
plaats om de remvloeistof te laten »
297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 300 of 340

Aanwijzingen
vervangen. SEAT raadt u aan de Technische
Dien s
t
te raadplegen. Let erop dat hier uit-
sluitend remvloeistoffen bijgevuld worden
die voldoen aan de vereiste specificaties. ATTENTIE
Als het remvloeistofpeil laag is, of de rem-
vloeis t
of verouderd of niet geschikt is, dan is
het mogelijk dat het remsysteem niet meer
goed werkt of dat de remkracht afneemt.
● Controleer periodiek het remsysteem en
het rem
vloeistofpeil!
● U moet de remvloeistof periodiek vervan-
gen ov
ereenkomstig de aanwijzingen van het
Onderhoudsprogramma.
● Als de remmen aan grote krachten bloot-
staan en de r
emvloeistof verouderd is, kun-
nen er zich luchtbellen vormen. Deze lucht-
bellen verminderen de remkracht, waardoor
de remweg aanzienlijk toeneemt en het rem-
systeem zelfs helemaal kapot kan gaan.
● Gebruik alleen remvloeistoffen die voldoen
aan de normen VW 501 14, FM
VSS 116 DOT 4
of DIN ISO 4925 CLASS 4. Andere soorten
remvloeistoffen kunnen invloed hebben op de
remwerking en de remkracht verminderen.
Gebruik een remvloeistof niet als op het re-
servoir niet vermeld staat dat deze aan de
specificaties van de normen VW 501 14,
FMVSS 116 DOT 4 of DIN ISO 4925 CLASS 4
voldoet.
● De bij te vullen remvloeistof moet nieuw
zijn. ●
Contr o
leer of u de juiste remvloeistof ge-
bruikt. Gebruik een remvloeistof niet als op
het reservoir niet vermeld staat dat deze aan
de specificaties van de normen VW 501 14,
DIN ISO 4925 CLASS 4 of FMVSS 116 DOT 4
voldoet. ATTENTIE
Remvloeistof is giftig.
● Bewaar remvloeistoffen niet in drinkflessen
of ander e soor
tgelijke flessen om het risico
op vergiftiging te verminderen. Andere perso-
nen zouden uit deze flessen kunnen drinken,
zelfs als u exact aangeeft welke vloeistof de
fles bevat.
● Bewaar de remvloeistof altijd in de origine-
le goed af
gesloten fles en buiten het bereik
van kinderen. VOORZICHTIG
Remvloeistof tast de lak aan. Veeg onmiddel-
lijk a l
le restanten remvloeistoffen weg die
met de lak in contact komen. Milieu-aanwijzing
Remvloeistoffen vervuilen het milieu. Vang
uitg elopen
vloeistoffen op en lever deze bij
de desbetreffende inzamelingspunten in. Reservoir ruitensproeiervloei-
s
t
of
R
uitensproeiervloeistofpeil controle-
ren en sproeiervloeistof bijvullen Afb. 248
In de motorruimte: dop van het rui-
t en
s
proeiervloeistofreservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 43
Controleer regelmatig het ruitensproeier-
vloeistofpeil en vul dit zo nodig bij.
● Open de motorkap ›››
pag. 287.
● Het ruitensproeiervloeistofreservoir is her-
kenbaar aan het
symbool op de dop
››› afb. 248.
● Controleer of er voldoende ruitensproeier-
vloeist
of in het reservoir zit.
● Voor het vullen water met een door SEAT
aanbevol
en glasreiniger mengen ››› . De
298
Page 301 of 340

Controleren en bijvullen
mengverhouding op de verpakking moet
w or
den op
gevolgd.
● Bij lage temperaturen een speciale anti-
vries t
oevoegen zodat het water niet kan be-
vriezen ››› .
V u
lc
apaciteiten
De vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt
ongeveer 3,0 liter; in wagens met koplamps-
proeiers is dat ongeveer 7,0 liter. ATTENTIE
Nooit antivries of andere soortgelijke toevoe-
ging en aan de
vloeistof in het ruitensproeier-
vloeistofreservoir toevoegen. Dit kan een vet-
tige laag op het glas achterlaten die het zicht
belemmert.
● Schoon water met een door SEAT aanbevo-
len gla
sreiniger gebruiken.
● Indien nodig, een geschikte antivries aan
de vloeis
tof in het ruitensproeiervloeistofre-
servoir toevoegen. VOORZICHTIG
● Nooit door S
EAT aanbevolen reinigingsmid-
delen met andere reinigingsmiddelen men-
gen. De onderdelen kunnen gaan vlokken
waardoor de ruitenwissersproeiers verstopt
kunnen raken.
● In geen geval de werkzame vloeistoffen tij-
dens het
vullen niet verwisselen. Anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg! Wagenaccu
In l
eidin
g tot thema De accu is een onderdeel van de elektrische
ins
t
allatie.
Werk nooit aan de elektrische installatie als u
niet precies weet welke handelingen nodig
zijn, de algemene veiligheidsvoorschriften
niet kent of niet beschikt over het geschikte
gereedschap ››› ! Wend u in dat geval voor
all e w
erkzaamheden tot een gespecialiseer-
de werkplaats. SEAT raadt u aan de Techni-
sche Dienst te raadplegen. Nalatigheid bij de
werkzaamheden kan ernstige verwondingen
veroorzaken.
Plaats van en aantal accu's in de wagen
De accu zit in de motorruimte.
Verklaring van de waarschuwingsindicaties
op de accu
Draag steeds oogbescherming!
Accuzuur is sterk etsend. Draag hand-
schoenen en oogbescherming!
Vuur, vonken, open vlam en roken verbo-
den.
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ontvlambaar knalgas.
Houd kinderen altijd buiten het bereik
van accuzuur en accu!
ATTENTIE
Het werken aan de accu en de elektrische in-
st a
llatie kan corrosie, brand en elektrische
schokken veroorzaken. Lees de volgende
waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften
altijd vóór de werkzaamheden en volg ze op:
● Alvorens u begint te werken aan de accu,
moet u het c
ontact en alle stroomverbruikers
uitschakelen en de minpool van de accu los-
koppelen.
● Houd kinderen steeds buiten het bereik van
het acc
uzuur en de accu.
● Draag altijd oogbescherming.
● Accuzuur is een zeer agressieve stof. Het
kan de huid aanta
sten en blindheid veroorza-
ken. Bij het werken met de accu moet u zich
beschermen tegen zuurspatjes, vooral op de
handen, de armen en het gezicht.
● Rook niet en werk nooit in de buurt van
plaat
sen met vlammen of vonken.
● Wanneer u werkt met kabels en elektrische
appar
atuur, dient u het ontstaan van vonken
en elektrostatische ladingen te voorkomen.
● Accupolen nooit kortsluiten.
● Gebruik nooit een beschadigde accu. Die
kan tot
ontploffing komen. Beschadigde ac-
cu's direct vervangen. » 299
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 302 of 340

Aanwijzingen
●
Ver v
ang de beschadigde of bevroren accu
zo snel mogelijk. Een lege accu kan al bij tem-
peraturen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Voor wagens met de accu in de bagage-
ruimte: Z
org ervoor dat de accumof voor de
afvoer van gassen goed vastzit. VOORZICHTIG
● Acc
u's nooit bij ingeschakeld contact of bij
draaiende motor losmaken, omdat anders de
elektrische installatie resp. elektronische on-
derdelen worden beschadigd.
● De accu nooit langdurig aan direct daglicht
bloots
tellen, zodat de accubehuizing tegen
UV-stralen wordt beschermd.
● Bij lang stilstaan van de wagen de accu be-
schermen t
egen vorst zodat deze niet kan
"bevriezen" en daardoor kan worden bescha-
digd. Waarschuwingslampje
Springt aan
Generator de-
fect.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat de elektrische in-
stallatie nakijken.
Zet overbodige stroomverbruikers
uit. De generator laadt de accu niet
tijdens het rijden. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings- lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkin
gscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waar s
chuwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen in het midden
van het verkeer, of kunnen zich ongevallen of
ernstig letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
neger
en.
● Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een vei
lige wijze mogelijk is. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de t ek
stberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. Het accupeil van de wagen controle-
r
en Afb. 249
In de motorruimte: verwijder het
dek sel
van de accu. Afb. 250
In de motorruimte: vouw de afdek-
k in
g
van de accu open. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 43
Het vloeistofpeil van de accu moet bij veel
gereden kilometers, in landen met een warm
300
Page 303 of 340

Controleren en bijvullen
klimaat en bij oudere accu's regelmatig wor-
den g ec
ontr
oleerd. Voor het overige is voor
de accu's geen onderhoud vereist.
De auto's met start-stopwerking ( ››› pag. 219)
zijn uitgerust met een speciale accu, waarop
het opschrift "AGM" ingeslagen is. Om tech-
nische redenen kan in die accu's het zuurpeil
niet gecontroleerd worden.
Voorbereidingen
● Bereid de wagen voor op werkzaamheden
in de motorruimte ›
›› pag. 287.
● Open de motorkap ›››
pag. 287.
Openen van de afdekking van de accu
Naargelang het motortype kunnen de afdek-
kingen van de wagenaccu verschillen:
● In het geval van een afdekking: druk ge
sp
››› afb. 249 A in pijlrichting in en trek de af-
dekk in
g n
aar boven los.
● In het geval van een afdekking: neem de af-
dekkin
g weg door ze opzij te klappen ››› afb.
250.
Accuzuurpeil controleren
● Zorg ervoor dat voldoende verlichting aan-
wezig i
s om de kleuren duidelijk te herken-
nen. Gebruik nooit vlammen of blinkende
voorwerpen als lichtbron. ●
De kl
eurweergave in het ronde kijkglas aan
de bovenzijde van de accu hangt af van het
zuurtepeil.
Kleurweerga-
veNodige handelingen
Lichtgeel of
TransparantHet accuvloeistofpeil is te laag. Laat
de accu in een gespecialiseerde
werkplaats nakijken en zo nodig ver-
vangen.
ZwartHet accuvloeistofpeil is juist. ATTENTIE
Het werken aan de accu kan corrosie, explo-
sie s
en elektrische schokken veroorzaken.
● Houd de accu nooit schuin. Door de openin-
gen v
oor de gassen kan het zuur vrijkomen,
met corrosie tot gevolg.
● Open een accu nooit.
● Raakt u bespat met het zuur, spoel dan on-
middellijk
en gedurende verscheidene minu-
ten uw ogen en huid met veel water. Ga ver-
volgens onmiddellijk naar een arts.
● Ga na inwendig gebruik van accuzuur direct
naar een art
s. De accu laden, vervangen, aansluiten
of
lo
sm
aken Accu laden
De dient
moet
in een gespecialiseerde werk-
plaats worden opgeladen omdat voor het la-
den van deze accu's een technologie wordt
toegepast waarvoor laden met spanningsbe-
grenzing vereist is ››› . SEAT raadt u aan de
Tec hni
sche Dienst te raadplegen.
Accu vervangen
De accu is overeenkomstig de inbouwplaats
ontwikkeld en met veiligheidssystemen uit-
gerust. Als de accu vervangen moet worden,
dient u zich vóór aankoop van de nieuwe ac-
cu bij een SEAT-garage te informeren over de
elektromagnetische compatibiliteit, grootte
en vereisten voor onderhoud, rendement en
veiligheid. SEAT adviseert de vervanging van
de accu uit te laten voeren in een SEAT-gara-
ge.
Gebruik alleen een accu die geen onderhoud
vereist volgens de normen TL 825 06 en VW 7
50 73. De versie van deze normen moet die
van april 2008 of later zijn.
De wagens met Start/Stop-functie ( ›››
pag.
219) zijn uitgerust met een speciale accu.
Om die reden mag die accu enkel vervangen
worden door een andere accu met dezelfde
kenmerken. »
301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 304 of 340

Aanwijzingen
Accu loskoppelen
A l
s
de accu losgekoppeld moet worden van
de elektrische installatie, dient u het volgen-
de in acht te nemen:
● Schakel het contact en alle stroomverbrui-
kers
uit.
● Vergrendel de wagen alvorens u de accu
loskop
pelt, anders gaat het alarm af.
● Koppel eerst de minkabel en daarna de
plusk
abel los ››› .
A c
c
u aansluiten
● Alvorens de nieuwe accu aangesloten
wordt, moet
en alle stroomverbruikers en het
contact uitgeschakeld worden.
● Verbind eerst de pluskabel en dan de min-
kabel ›
›› .
Na het aan
s
luiten van de accu en het inscha-
kelen van het contact, kunnen verschillende
controlelampjes gaan branden. De lampjes
gaan opnieuw uit na een kort traject met een
snelheid van ong. 15-20 km/u (10-12 mph).
Als de controlelampjes blijven branden, dient
u de wagen te laten nakijken in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
Als de accu lange tijd losgekoppeld is geble-
ven, is het mogelijk dat de datum van de vol-
gende controlebeurt niet correct aangegeven
of berekend wordt ››› pag. 105. Volg de maxi-
maal toegestane onderhoudsintervallen op
››› brochure Onderhoudsprogramma. Wagens met Keyless Access
(›››
pag. 120): in-
dien na het loskoppelen van de accu het con-
tact niet ingeschakeld wordt, moet u de wa-
gen langs buiten vergrendelen en ontgrende-
len. Probeer daarna opnieuw het contact in te
schakelen. Als de band te sterk beschadigd
is, roep dan de hulp van de specialist in.
Automatisch uitschakelen van apparaten
Door een intelligente elektrische installatie
worden bij sterke belasting van de accu auto-
matisch verschillende maatregelen getroffen
om het ontladen van de accu's te voorkomen:
● het stationair toerental wordt verhoogd, zo-
dat de dy
namo meer stroom levert.
● zo nodig wordt het vermogen van de krach-
tigst
e stroomverbruikers verlaagd of zelfs
volledig afgesloten.
● Bij het starten van de motor is het mogelijk
dat de s
troomtoevoer van de 12 V stopcon-
tacten en van de sigarettenaansteker korte
tijd onderbroken wordt.
De elektrische installatie kan het ontladen
van de accu niet altijd voorkomen. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het con-
tact gedurende langere tijd ingeschakeld
blijft met uitgezette motor of wanneer de
stads- of parkeerlichten blijven branden ter-
wijl de wagen geparkeerd staat. Waarom wordt de wagenaccu ontladen?
●
Het gedurende lange tijd parkeren van de
wagen
zonder dat de motor draait, vooral
met ingeschakeld contact.
● Gebruik van stroomverbruikers met uitge-
sch
akelde motor.
● Indien de interieurvoorverwarming werkt
›››
pag. 187. ATTENTIE
Het verkeerd vastmaken of gebruiken van de
acc u k
an leiden tot kortsluiting, brand en ern-
stige verwondingen.
● Gebruik uitsluitend accu's die geen onder-
houd ver
eisen, niet ontladen en waarvan de
eigenschappen, specificaties en afmetingen
overeenstemmen met de af fabriek geïnstal-
leerde accu. De specificatie wordt aangege-
ven op de accubehuizing. ATTENTIE
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ont
vlambaar knalgas.
● Laad de accu alleen op in goed geventileer-
de ruimten.
● Laad nooit
een bevroren of recent ontdooi-
de accu op
. Een lege accu kan al bij tempera-
turen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Als een accu bevriest, moet hij vervangen
worden. 302