Page 249 of 340

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Let op
● Ver tr
ouw niet alleen maar op het banden-
spanningscontrolesysteem. Controleer de
banden regelmatig om er zeker van te zijn dat
de bandenspanning correct is en dat de ban-
den niet beschadigd zijn (steken, sneden,
scheuren en bulten). Haal het voorwerp uit de
band, mits dit niet in de band zelf vastzit.
● Het bandenspanningscontrolesysteem is in
de fabriek in
gesteld op de aanbevolen ban-
denspanning. Deze vindt u op de sticker aan
de binnenkant van de stijl ››› afb. 252. Elementen van bandenspanningsindi-
c
at
or
Bandenspanningsindicator met toets.
Zie ››› pag. 248.
Controlelampje in het instrumentenpaneel.
Knop in de middenconsole.
Controle van afrolomtrek van alle banden met ABS-
sensoren (indirecte meting).
Instelbare bandenspanning voor normale en volle la-
ding.
Toets voor bijwerken van systeem na wijzigen van
bandenspanning. Controlelampje
Knippert of brandt
De bandenspanning
van een band is aan-
zienlijk gedaald ten
opzichte van de
door de bestuurder
ingestelde banden-
spanning
››› pag.
248. Zet de wagen stil!
Verlaag de
snelheid onmiddellijk! Breng de
wagen tot stilstand zodra dit op
een veilige wijze mogelijk is.
Voorkom bruuske manoeuvres
en abrupt remmen!
Controleer of alle banden alsme-
de de bandenspanning daarvan.
Vervang de beschadigde ban-
den.
Storing in het sys-
teem.
Als de bandenspanning correct
is en het lampje na het uit- en
inschakelen van het contact
blijft branden, ga dan naar een
gespecialiseerde werkplaats.
Laat het systeem nakijken. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. ATTENTIE
Als de bandenspanning verschillend of te
laag i s, k
an een van de banden kapot gaan en kunt u de controle over de wagen verliezen,
wat
k
an leiden tot een ernstig of dodelijk on-
geval.
● Als het lampje gaat br
anden, zet de wa-
gen dan onmiddellijk stil en controleer de
banden.
● Als de bandenspanning van de banden ver-
schi
llend of te laag is, kunnen de banden
sneller slijten, neemt de stabiliteit van de wa-
gen af en neemt de remweg toe.
● Als de bandenspanning van de banden ver-
schi
llend of te laag is, kan een van de banden
kapot gaan en exploderen, waardoor u de
controle over de wagen kunt verliezen.
● De bestuurder is er verantwoordelijk voor
dat a
lle banden van de wagen de correcte
bandenspanning hebben. De aanbevolen
bandenspanning vindt u op een sticker ››› afb.
252.
● Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt a
lleen correct als alle banden in koude
toestand de correcte bandenspanning heb-
ben.
● Als de bandenspanning niet correct is, kun-
nen de banden bes
chadigd raken en kan dit
leiden tot ongevallen. Controleer of de ban-
denspanning van alle banden altijd overeen-
stemt met de lading van de wagen.
● Vul voordat u gaat reizen de banden altijd
eerst
met lucht aan tot de correcte banden-
spanning.
● Als de bandenspanning te laag is, komen
de banden onder druk t
e staan en worden ze
heet waardoor de loopvlakken beschadigd » 247
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 250 of 340

Bedienen
kunnen raken en de banden kunnen explode-
ren.
●
Bij hog e s
nelheden en een overbeladen wa-
gen ku
nnen de banden heet worden en explo-
deren, waardoor u de controle over de wagen
kunt verliezen.
● Een te lage of te hoge bandenspanning ver-
kort
de levensduur van de banden, en heeft
een ongunstige uitwerking op het rijgedrag
van de wagen.
● Als de band niet "lek" is en niet noodzake-
lijkerw
ijs onmiddellijk vervangen moet wor-
den, rijd dan met lage snelheid naar de
dichtstbijzijnde gespecialiseerde werkplaats
en laat de bandenspanning controleren en
aanpassen. Bandenspanningscontrole
Afb. 229
Deel van de middenconsole: toets
v an b anden
spanningsindicator. De bandenspanningsindicator vergelijkt met
de ABS-
sen
sor
en de omwentelingen en dus
het loopoppervlak van iedere band. Als de af-
rolomtrek van een band verandert, geeft de
bandenspanningsindicator dit in het instru-
mentenpaneel aan. Het loopoppervlak van
een band kan variëren:
● Als de bandenspanning onvoldoende is.
● Als de bandenstructuur beschadigd is.
● Als de wagen onevenwichtig geladen is.
● Als de banden van een as meer last dragen
(bijv
. bij het rijden met aanhangwagen).
● Als de wagen met sneeuwkettingen rijdt.
● Als het wiel van een as werd vervangen.
De banden
spanningsindicator kan onder
bepaalde omstandigheden vertraagd reage-
ren of niets aanduiden (bijv. bij sportief rij-
den, besneeuwde wegen of onverharde we-
gen).
Bandenspanningsindicator aanpassen
Houd na het wijzigen van de bandenspan-
ning of het verwisselen van een of meerdere
wielen, en bij ingeschakeld contact, de toets
››› afb. 229 van de bandenspanningsindica-
tor ingedrukt tot een akoestisch bevesti-
gingssignaal weerklinkt. Doe dit bijvoorbeeld
ook wanneer u de voor- en achterwielen om-
wisselt ››› afb. 251. Als de wielen een zware lading moeten dra-
gen (rijden met aanh
angwagen, zware la-
ding), moet u de bandenspanning vergroten
tot de aanbevolen maximum bandenspan-
ning ››› pag. 303. Druk op de toets van de
bandenspanningsindicator om de nieuwe
spanningswaarde te bevestigen. Let op
Wanneer u sneeuwkettingen gebruikt, kan er
een fout e aan
wijzing worden weergegeven
omdat door de kettingen de wielomtrek toe-
neemt. 248
Page 251 of 340

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen
Trekhaak voor aanhangwa-
g en en aanh
an
gwagen
Rijden met een aanhangwagen Inleiding tot thema Neem de wettelijke voorschriften van elk land
in acht
w
anneer u met aanhangwagen en
trekhaak rijdt.
De wagen is weliswaar hoofdzakelijk voor het
transport van personen en bagage bedoeld,
maar kan ook met de juiste technische uitrus-
ting worden gebruikt om een aanhangwagen
te trekken. Deze extra lading heeft invloed op
de levensduur, het brandstofverbruik en de
prestaties van de wagen, en onder bepaalde
omstandigheden kunnen de service-interval-
len korter op elkaar volgen.
Het rijden met aanhangwagen betekent een
extra inspanning voor de wagen en vereist
meer concentratie van de bestuurder.
Monteer bij winterse temperaturen winter-
banden op de wagen en de aanhangwagen.
Kogeldruk
De maximum toelaatbare kogeldruk mag niet
meer dan zijn 100 kg (220 pond). Wagens met Start-Stop
Al
s
de wagen voorzien is van een eerder in de
SEAT-fabriek ingebouwde trekhaak, wordt de
Start-Stop-functie automatisch gedeactiveerd
wanneer een aanhangwagen aangekoppeld
wordt. Bij trekhaken die niet door SEAT inge-
bouwd zijn, moet de Start-Stop-functie met
de toets op het dashboard handmatig ge-
deactiveerd worden voordat u met de aan-
hangwagen gaat rijden. Houd de functie tij-
dens het rijden op het traject gedeactiveerd
››› .
ATTENTIE
Vervoer nooit personen in de aanhangwagen:
u z et
uw leven op het spel en overtreedt de
wet. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk l et
sel en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik alleen een trekhaak die in perfecte
staat
is en correct ingebouwd is.
● Wijzig en repareer de trekhaak niet.
● Om het risico op verwondingen bij botsin-
gen acht
erop, en voetgangers en fietsers
wanneer u parkeert, te verminderen, plaats u
de trekhaak naar binnen wanneer u de aan-
hangwagen niet gebruikt.
● Bouw nooit een trekhaak "in die het ge-
wicht
verdeelt" of "de lading gelijkmatig ver- deelt". De wagen is niet geschikt voor dit ty-
pe trek
h
aken. De trekhaak kan falen en de
aanhangwagen kan van de wagen loskomen. ATTENTIE
Het rijden met aanhangwagen en het trans-
por ter
en van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de dynamiek van de wagen, waar-
door ongevallen kunnen ontstaan.
● Maak de lading altijd op de juiste wijze met
onbesc
hadigde geschikte touwen of bevesti-
gingsbanden vast.
● Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
het we
gdek, het verkeer en de weersomstan-
digheden aan.
● Aanhangwagens met een hoog zwaarte-
punt
kantelen gemakkelijker dan aanhangwa-
gens met een lager zwaartepunt.
● Voorkom bruuske manoeuvres en plotse-
ling remmen.
● Neem
voorzorgsmaatregelen wanneer u
vooruit rijdt
.
● Ga onmiddellijk langzamer rijden als u
merkt dat
de aanhangwagen kantelt.
● Rijd niet harder dan 80 km/u (50 mph)
wanneer u een aanhan
gwagen trekt (of 100
km/u (62 mph) in uitzonderlijke gevallen). Dit
geldt ook voor die landen waarin het toege-
staan is om met hogere snelheden te rijden.
Houd u in elk land aan de snelheidslimieten
voor wagens met en zonder aanhangwagen. » 249
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 252 of 340

Bedienen
●
Pro beer in g
een geval de wagen met aan-
hangwagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren. ATTENTIE
Als u met een aanhangwagen rijdt en een
tr ek h
aak gebruikt die niet door SEAT inge-
bouwd is, dan moet u de Start-Stop-functie
handmatig deactiveren. Als u dat niet doet,
kan er een storing in het remsysteem optre-
den, waardoor een ernstig ongeval veroor-
zaakt kan worden.
● Deactiveer de Start-Stop-functie altijd
handmatig a
ls de aanhangwagen op een niet
door SEAT ingebouwde trekhaak aangekop-
peld is. Let op
● Sch ak
el het alarmsysteem altijd uit voordat
u een aanhangwagen aankoppelt of afkoppelt
››› pag. 123. Doet u dat niet, dan kan de hel-
lingshoeksensor het alarm per ongeluk acti-
veren.
● Rijd met nieuwe motor (gedurende de eer-
ste 1.000 km of
600 mijl) ››› pag. 260 niet
met aanhangwagen.
● SEAT raadt aan de stang met kogelkop naar
binnen te k
antelen als u geen aanhangwagen
gebruikt. Als u van achteren aangereden
wordt, kan de schade aan de wagen door de
ingebouwde stang met kogelkop groter zijn.
● Sommige modellen hebben een trekhaak
voor het s
lepen van wagens nodig. Daarom moet de stang met kogelkop van de trekhaak
altijd in de w
ag
en worden meegenomen. Technische voorwaarden
Als uw wagen al
af fabriek met
een trekhaak
is geleverd, moet er nog een klembeugel
voor de hulpkoppeling of de handrembreek-
kabel worden gemonteerd. Voor de rest is
reeds aan alle technische en wettelijke eisen
voor het rijden met een aanhangwagen vol-
daan.
Gebruik alleen een goedgekeurde trekhaak
voor het toelaatbare totaalgewicht van de te
transporteren aanhangwagen. De trekhaak
moet geschikt zijn voor de wagen en de aan-
hangwagen, en goed op het chassis van de
wagen zijn bevestigd. Gebruik alleen een
trekhaak met demonteerbare stang met ko-
gelkop. Controleer altijd de aanwijzingen van
de fabrikant van de trekhaak en neem die in
acht. Bouw nooit een trekhaak "in die het ge-
wicht verdeelt" of "de lading gelijkmatig ver-
deelt".
In bumper ingebouwde trekhaak
Bouw nooit een trekhaak of de bevestigings-
punten ervan in de bumper in. Een trekhaak
mag het gedrag van de bumper niet beïn-
vloeden. Wijzig het uitlaat- en het remsys-
teem niet. Controleer regelmatig of de trek-
haak goed ingebouwd is. Koelsysteem van motor
Al
s
u met de wagen een aanhangwagen
trekt, moeten de motor en het koelsysteem
harder werken. Het koelsysteem moet vol-
doende koelmiddel bevatten en de toelaat-
bare belasting van het rijden met aanhang-
wagen kunnen weerstaan.
Rem van aanhangwagen
Als de aanhangwagen zijn eigen remsysteem
heeft, dan moet u de geldende wettelijke
voorschriften met betrekking hiertoe in acht
nemen. Het remsysteem van de aanhangwa-
gen mag nooit op het remsysteem van de wa-
gen worden aangesloten.
Kabel van de aanhangwagen
Gebruik altijd een kabel tussen de wagen en
de aanhangwagen ››› pag. 253.
Achterlichten van de aanhangwagen
De achterlichten van de aanhangwagen moe-
ten aan de daarvoor bestemde normen vol-
doen ››› pag. 253.
Sluit de achterlichten van de aanhangwagen
nooit rechtstreeks aan op het elektrische sys-
teem van de wagen. Als u twijfelt of de elek-
trische aansluiting van de aanhangwagen
goed aangesloten is, neem dan contact op
met een gespecialiseerde werkplaats. SEAT
raadt u aan om een Technische Dienst te
raadplegen.
250
Page 253 of 340

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen
Buitenspiegels
A l
s
het blikveld achter de aanhangwagen
niet met de twee buitenspiegels van de trek-
kende wagen waargenomen kan worden, zijn
buitenspiegels nodig die voldoen aan de
wettelijke bepalingen in elk land. De buiten-
spiegels moeten worden gemonteerd voordat
u gaat rijden en bieden voldoende blikveld
naar achteren.
Elektrisch verbruik van aanhangwagen
Overschrijd de gespecificeerde waarden
nooit:
Geräte (Apparaten)Maximum vermogen
Rem - en achterlicht50 watt
Knipperlichten (elke zijde)54 watt
Remlicht (totaal)84 watt
Achteruitrijlichten (totaal)42 watt
Achterste mistlicht42 watt ATTENTIE
Als de trekhaak verkeerd ingebouwd is of de
verk eer
de trekhaak gebruikt is, is het moge-
lijk dat de aanhangwagen van de wagen los-
komt en een ernstig ongeval veroorzaakt. VOORZICHTIG
● Als
de achterlichten van de aanhangwagen
niet correct aangesloten zijn, kan de elektro-
nica van de wagen beschadigd raken.
● Als de aanhangwagen teveel stroom ver-
bruikt, kan de elektr
onica van de wagen be-
schadigd raken.
● Sluit het elektrische systeem van de aan-
hang
wagen nooit aan op de elektrische aan-
sluitingen van de achterlichten of een andere
voedingsbron. Gebruik alleen geschikte aan-
sluitingen voor de voeding van de aanhang-
wagen. Let op
● Van w
ege de hogere belasting van de wagen
bij regelmatig gebruik van een aanhangwa-
gen adviseert SEAT u om in zo'n geval de wa-
gen ook tussen de voorgeschreven onder-
houdsbeurten in te laten onderhouden.
● In sommige landen moet een extra brand-
blus
ser meegenomen worden als het gewicht
van de wagen meer dan 2.500 kg bedraagt. Elektrisch ontgrendelbare stang met
k
og
elk
op* Afb. 230
Rechts in de bagageruimte: knop
v oor el
ektri
sch kantelen van stang met kogel-
kop van trekhaak. In het kantelbereik van de stang met kogel-
k
op mog
en
zich geen personen, dieren of
voorwerpen bevinden ››› .
D e s
t
ang met kogelkop van de aanhangwa-
gen bevindt zich in de bumper. De elektrisch
ontgrendelbare stang met kogelkop zit vast,
kan niet uitgebouwd worden.
Stang met kogelkop ontgrendelen en open-
klappen
● Wagen tot stilstand brengen en de elektri-
sche p
arkeerrem inschakelen.
● Motor afzetten.
● Achterklep openen. »
251
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 254 of 340

Bedienen
● Knop ››
›
afb. 230 kort indrukken. De stang
met kogelkop wordt elektrisch ontgrendeld
en kantelt zelfstandig naar buiten; het lamp-
je in de toets gaat knipperen.
● Beweeg de stang met kogelkop tot de
stan
g helemaal vastklikt. Hierna gaat het
controlelampje in de toets branden.
● Achterklep sluiten.
● Voor het aankoppelen van een aanhangwa-
gen de bes
chermdop verwijderen.
● Het controlelampje brandt alleen als de
achterk
lep geopend is en de aanhangwagen
niet aangekoppeld is.
Stang met kogelkop in oorspronkelijke stand
terugzetten
● Wagen tot stilstand brengen en de elektri-
sche p
arkeerrem inschakelen.
● Motor afzetten.
● Aanhangwagen loskoppelen en de elektri-
sche
verbinding tussen de wagen en de aan-
hangwagen losmaken. Indien nodig de voe-
dingsadapter verwijderen.
● Beschermdop op stang met kogelkop plaat-
sen.
● Achterklep openen.
● Knop ››› afb
. 230 kort indrukken. De stang
met kogelkop wordt elektrisch ontgrendeld;
het lampje in de toets gaat knipperen. ●
Steek de s
tang met kogelkop in de bumper
tot de stang vastklikt. Het controlelampje in
de toets gaat vervolgens branden.
● Achterklep sluiten.
Betek
enis van controlelampje
● Als het controlelampje knippert, bevindt de
s
tang met kogelkop zich nog niet in de eind-
positie; is niet vastgeklikt of is beschadigd
››› .
● Als het controlelampje blijf
t
branden en de
achterklep geopend is, is de stang met ko-
gelkop correct vastgeklikt, goed neergeklapt,
goed omhooggeklapt.
● Als de achterklep gesloten is, gaat het con-
trol
elampje uit. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk l et
sel en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Controleer of geen personen, dieren of
voorw
erpen in de looprichting van de stang
met kogelkop bevinden.
● Druk de knop nooit in als een aanhangwa-
gen aang
ekoppeld is, of als een dakdrager-
systeem of ander accessoire boven de stang
met kogelkop ingebouwd is.
● Ga niet met een gereedschap aan de slag
als
de stang met kogelkop beweegt.
● Rijd nooit met een aanhangwagen als het
contro
lelampje niet brandt. ●
Als
er in het elektrische systeem of in de
trekhaak een storing optreedt, ga dan naar
een gespecialiseerde werkplaats om de trek-
haak te controleren.
● Als de binnendiameter van de trekhaak
minder dan 49 mm is, g
ebruik dan nooit een
trekhaak. VOORZICHTIG
● Als
er iets aan de stang met kogelkop be-
vestigd is, bedien de toets dan in geen geval.
● Richt een hogedrukreiniger of stoomdruk-
reiniger niet
direct op de stang met kogelkop
of voedingsadapter van de aanhangwagen.
De pakkingen kunnen beschadigd raken of
het smeermiddel kan verwijderd worden. Let op
Het is mogelijk dat bij extreem lage tempera-
tur en de tr
ekhaak niet ingeschakeld kan wor-
den. In dit geval hoeft u de wagen slechts op
een warmere plek te zetten (bijv. een garage). Een fietsendrager op de beweegbare
s
t
an
g met kogelkop monteren Als u een fietsenrek op de stang met kogel-
k
op inbou
wt, i
s de maximum toelaatbare be-
lasting 75 kg, en de afstand tussen de steu-
nen maximaal 30 cm. De afstand tussen de
252
Page 255 of 340

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen
steunen is de afstand tussen het zwaarte-
p u
nt
van het fietsenrek (met de fietsen) tot
het middelpunt van de stang met kogelkop. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak met inge-
bouwd fiet senr
ek boven de stang met kogel-
kop kan lichamelijk letsel en ongevallen tot
gevolg hebben.
● Overschrijd de aangeduide belasting en af-
stand t
ussen de steunen nooit.
● Maak het fietsenrek niet onder de trekhaak
op de hal
s van de stang met kogelkop vast,
omdat het fietsenrek door de vorm van de
hals van de trekhaak en het fietsenrekmodel
verkeerd vast zou komen te zitten.
● Lees de inbouwinstructies van het fietsen-
rek en
volg ze op. VOORZICHTIG
Als de aangeduide maximum toelaatbare la-
ding of de af
stand tussen de steunen over-
schreden wordt, kan dit leiden tot aanzienlij-
ke schade aan de wagen.
● Overschrijd de aangeduide waarden nooit. De aanhangwagen vasthaken en aan-
s
luit
en Afb. 231
Schematische weergave: toewijzing
v an de pinnen
v
an het stopcontact van de
aanhangwagen.
Legenda van de schematische weergave ››› afb.
231:
PinBetekenis
1Linker knipperlicht
2Achterste mistlicht
3Aarding, pinnen 1 tot 8
4Rechter knipperlicht
5Rechterachterlicht
6Remlicht
7Linkerachterlicht
8Achteruitrijlicht
9Continu plus
Legenda van de schematische weergave ››› afb.
231:
PinBetekenis
10Positieve laadkabel
11Zonder functie
12Zonder functie
13Aarding, pinnen 9 tot 13 Stopcontact voor aanhanger
Voor de el
ektri
sche verbinding tussen de wa-
gen en de aanhangwagen beschikt de wagen
over een 13-polig stopcontact. Met draaien-
de motor ontvangen de verbruikers van de
aanhangwagen spanning via de elektrische
aansluiting (pin 9 en pin 10 van het stopcon-
tact voor de aanhangwagen).
Indien het systeem vaststelt dat een aan-
hangwagen elektrisch is aangesloten, ont-
vangen de verbruikers van de aanhangwagen
spanning via de elektrische aansluiting (pin
9 en pin 10). Pin 9 is continu plus. De bin-
nenverlichting van de aanhangwagen kan er
bijvoorbeeld mee worden gevoed. De verbrui-
kers zoals bijvoorbeeld de koelkast van een
caravan ontvangen enkel spanning indien de
motor draait (via pin 10).
De massakabels, pin 3 en pin 13, mogen niet
met elkaar verbonden worden om het elek-
trisch systeem niet te overbelasten. »
253
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 256 of 340

Bedienen
Wanneer de aanhangwagen een 7-po lig
e s te-
ker heeft, moet u een bijbehorende adapter-
kabel gebruiken. In dat geval is de functie
van pin 10 niet beschikbaar.
Kabel van de aanhangwagen
Bevestig de kabel van de aanhangwagen al-
tijd correct op de trekkende wagen. Laat
daarbij altijd de kabel van de aanhangwagen
een beetje doorhangen voor de bochten.
Houd er echter wel rekening mee dat de ka-
bel tijdens het rijden de grond niet mag ra-
ken.
Achterlichten van de aanhangwagen
Zorg ervoor dat de achterlichten van de aan-
hangwagen correct functioneren en aan de
geldende wettelijke voorschriften voldoen.
Zorg ervoor dat de aanhangwagen niet meer
dan het maximum toelaatbare vermogen ver-
bruikt ››› pag. 251.
Aanhangwagen aangesloten op het alarm-
systeem: ● Als de wagen in de fabriek uitgerust is met
een alarmsys
teem en een trekhaak.
● Als de aanhangwagen via de steker op
elektris
che wijze op de wagen aangesloten
is.
● Als het elektrische systeem van de wagen
en de aanhan g
wagen correct werken, zonder
storingen en niet beschadigd zijn. ●
Al s
de wagen met de wagensleutel vergren-
deld is en het alarmsysteem ingeschakeld is.
Als de wagen vergrendeld is, wordt het alarm
geactiveerd wanneer de elektrische verbin-
ding tussen de wagen en de aanhangwagen
onderbroken wordt.
Schakel voor het aan- of loskoppelen van de
aanhangwagen altijd eerst het alarm uit.
Doet u dat niet, dan kan de hellingshoeksen-
sor het alarm per ongeluk activeren.
Aanhangwagens met led-achterlichten
Om technische redenen kunnen aanhangwa-
gens met led-achterlichten niet in het alarm-
systeem opgenomen worden.
Als de wagen vergrendeld is, wordt het alarm
niet geactiveerd wanneer de elektrische ver-
binding met de aanhangwagen onderbroken
wordt, indien die led-achterlichten heeft. ATTENTIE
Als de elektrische kabels fout of niet goed
zijn aan g
esloten, is het mogelijk dat de aan-
hangwagen stroom geleverd krijgt. Hierdoor
kan er een storing in de elektronica van de
wagen optreden die tot een ernstig ongeval
kan leiden.
● Alle werkzaamheden aan het elektrisch
syst
eem moeten uitsluitend in een gespecia-
liseerde werkplaats uitgevoerd worden. ●
Sluit het el
ektrische systeem van de aan-
hangwagen nooit aan op de elektrische aan-
sluitingen van de achterlichten of een andere
voedingsbron. VOORZICHTIG
Laat de aanhangwagen niet aan de wagen
aan gek
oppeld zitten als u de aanhangwagen
met behulp van het hulpwiel of de steunen
geparkeerd hebt. Als u bijvoorbeeld de lading
verandert of een lekke band hebt, gaat de wa-
gen omhoog of omlaag. De kracht die op de
trekhaak en de aanhangwagen uitgeoefend
wordt, kan de wagen of de aanhangwagen be-
schadigen. Let op
● Bij st orin
gen in het elektrische systeem van
de wagen of aanhangwagen of bij problemen
met het alarmsysteem moet u het systeem la-
ten controleren in een gespecialiseerde werk-
plaats.
● Als de accessoires van de aanhangwagen
bij uitg
eschakelde motor energie van het
stopcontact afnemen, wordt de accu ontla-
den.
● Om technische redenen kunnen aanhang-
wagen
s met LED-achterlichten niet in het
alarmsysteem geïntegreerd worden.
● Als de wagenaccu bijna leeg is, wordt de
elektris
che aansluiting met de aanhangwa-
gen automatisch onderbroken. 254