Bedienen
● Maak
het
scheidingsnet los van de linker-
steun in het dak.
Scheidingsnet inklappen
● Druk de ontgrendelingsknop ›››
afb. 165 2in en klap terwijl u de ontgrendelingsknop in-
g
edrukt
houdt
de steun A in de richting van
de pijl .
● Druk de ont
grendelingsknop ›››
afb. 165 3in en klap terwijl u de ontgrendelingsknop in-
g
edrukt
houdt
de steun B in de richting van
de pijl .
● Ber
g het scheidingsnet op een veilige ma-
nier in de wagen op
.ATTENTIE
Losse voorwerpen in het interieur kunnen bij
bruusk e m
anoeuvres, plotseling remmen of
ongevallen hard door het interieur vliegen.
● Controleer of de steunen correct vergren-
deld z
ijn.
● Ook als het scheidingsnet correct inge-
bouwd is, moet
u voorwerpen vastmaken of
verwijderen.
● Als de wagen in beweging is en het schei-
dings
net ingebouwd is, mag zich niemand
achter het scheidingsnet bevinden. Bevestigingsogen*
Afb. 167
In de bagageruimte: bevestigings-
og en. Voor en achter in de bagageruimte bevinden
z
ic
h bev
estigingsogen voor het vastmaken
van bagage ››› afb. 167 (pijlen). In sommige
modellen bevinden de achterste bevesti-
gingsogen zich helemaal achterin, in het ge-
deelte van de slotplaat.
Links en rechts van de voetenruimte van de
tweede zitrij bevinden zich andere bevesti-
gingsogen.
Sommige van de bevestigingsogen moeten
omhoog worden gebracht om ze te kunnen
gebruiken. ATTENTIE
Ongeschikte of beschadigde touwen of span-
banden k u
nnen bij bruusk remmen of onge-
vallen gaan scheuren. Hierdoor kunnen voor- werpen door het interieur schieten en ernstig
of dodelijk
l
etsel veroorzaken.
● Gebruik altijd geschikte of onbeschadigde
touw
en of spanbanden.
● Maak de touwen en spanbanden aan de be-
ves
tigingsogen vast.
● Losse bagage in de bagageruimte kan plot-
seling v
erschuiven en de gedrag van de wa-
gen veranderen.
● Maak kleine en lichte voorwerpen ook vast.
● Maak nooit een lading aan de bevestigings-
ogen v
ast die de ogen niet dragen kunnen.
● Bevestig nooit een kinderzitje aan de be-
ves
tigingsogen. Let op
● De m ax
imale belasting van de bevesti-
gingsogen is ca. 3,5 kN.
● Geschikte transportbanden en bevesti-
gings
systemen zijn bij gespecialiseerde
werkplaatsen verkrijgbaar. SEAT raadt u aan
de Technische Dienst te raadplegen. 166
Bedienen
●
Pro beer in g
een geval de wagen met aan-
hangwagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren. ATTENTIE
Als u met een aanhangwagen rijdt en een
tr ek h
aak gebruikt die niet door SEAT inge-
bouwd is, dan moet u de Start-Stop-functie
handmatig deactiveren. Als u dat niet doet,
kan er een storing in het remsysteem optre-
den, waardoor een ernstig ongeval veroor-
zaakt kan worden.
● Deactiveer de Start-Stop-functie altijd
handmatig a
ls de aanhangwagen op een niet
door SEAT ingebouwde trekhaak aangekop-
peld is. Let op
● Sch ak
el het alarmsysteem altijd uit voordat
u een aanhangwagen aankoppelt of afkoppelt
››› pag. 123. Doet u dat niet, dan kan de hel-
lingshoeksensor het alarm per ongeluk acti-
veren.
● Rijd met nieuwe motor (gedurende de eer-
ste 1.000 km of
600 mijl) ››› pag. 260 niet
met aanhangwagen.
● SEAT raadt aan de stang met kogelkop naar
binnen te k
antelen als u geen aanhangwagen
gebruikt. Als u van achteren aangereden
wordt, kan de schade aan de wagen door de
ingebouwde stang met kogelkop groter zijn.
● Sommige modellen hebben een trekhaak
voor het s
lepen van wagens nodig. Daarom moet de stang met kogelkop van de trekhaak
altijd in de w
ag
en worden meegenomen. Technische voorwaarden
Als uw wagen al
af fabriek met
een trekhaak
is geleverd, moet er nog een klembeugel
voor de hulpkoppeling of de handrembreek-
kabel worden gemonteerd. Voor de rest is
reeds aan alle technische en wettelijke eisen
voor het rijden met een aanhangwagen vol-
daan.
Gebruik alleen een goedgekeurde trekhaak
voor het toelaatbare totaalgewicht van de te
transporteren aanhangwagen. De trekhaak
moet geschikt zijn voor de wagen en de aan-
hangwagen, en goed op het chassis van de
wagen zijn bevestigd. Gebruik alleen een
trekhaak met demonteerbare stang met ko-
gelkop. Controleer altijd de aanwijzingen van
de fabrikant van de trekhaak en neem die in
acht. Bouw nooit een trekhaak "in die het ge-
wicht verdeelt" of "de lading gelijkmatig ver-
deelt".
In bumper ingebouwde trekhaak
Bouw nooit een trekhaak of de bevestigings-
punten ervan in de bumper in. Een trekhaak
mag het gedrag van de bumper niet beïn-
vloeden. Wijzig het uitlaat- en het remsys-
teem niet. Controleer regelmatig of de trek-
haak goed ingebouwd is. Koelsysteem van motor
Al
s
u met de wagen een aanhangwagen
trekt, moeten de motor en het koelsysteem
harder werken. Het koelsysteem moet vol-
doende koelmiddel bevatten en de toelaat-
bare belasting van het rijden met aanhang-
wagen kunnen weerstaan.
Rem van aanhangwagen
Als de aanhangwagen zijn eigen remsysteem
heeft, dan moet u de geldende wettelijke
voorschriften met betrekking hiertoe in acht
nemen. Het remsysteem van de aanhangwa-
gen mag nooit op het remsysteem van de wa-
gen worden aangesloten.
Kabel van de aanhangwagen
Gebruik altijd een kabel tussen de wagen en
de aanhangwagen ››› pag. 253.
Achterlichten van de aanhangwagen
De achterlichten van de aanhangwagen moe-
ten aan de daarvoor bestemde normen vol-
doen ››› pag. 253.
Sluit de achterlichten van de aanhangwagen
nooit rechtstreeks aan op het elektrische sys-
teem van de wagen. Als u twijfelt of de elek-
trische aansluiting van de aanhangwagen
goed aangesloten is, neem dan contact op
met een gespecialiseerde werkplaats. SEAT
raadt u aan om een Technische Dienst te
raadplegen.
250
Wielen en banden
ATTENTIE
De banden moeten de noodzakelijke vrije
ruimte l at
en die voorzien bij het ontwerp van
de wagen. Als er niet voldoende ruimte vrij
wordt gelaten, kunnen de wielen tegen ele-
menten van het onderstel, carrosserie en
remleidingen schuren waardoor er storingen
in het remsysteem kunnen optreden en het
loopvlak van de band kan loslaten, met het
daaraan verbonden risico van een klapband.
● De werkelijke bandenmaat mag niet groter
zijn dan de m
aten van banden die door SEAT
gefabriceerd en vrijgegeven zijn, en mogen
niet tegen onderdelen van de wagen schuren. Let op
● Ondank s
het feit dat de aanduiding van de
maat van de banden hetzelfde is, kunnen de
werkelijke afmetingen van verschillende ty-
pen banden verschillen voor wat betreft de
nominale maat. Ook kan het profiel van de
band aanzienlijk verschillen.
● Bij door SEAT goedgekeurde banden staat
vas
t dat de werkelijke afmetingen bij uw wa-
gen passen. Voor andere modellen banden
dient de bandenverkoper u een certificaat van
de bandenfabrikant te geven waarop is aan-
gegeven dat dit type band voor uw wagen ge-
schikt is. Dit certificaat dient u goed te bewa-
ren en in de wagen mee te nemen. Bandenspanning
Afb. 252
Plaats van het plaatje met de ban-
den s
p
anning. De waarde van de correcte bandenspanning
v
oor b
anden die in de f
abriek zijn gemon-
teerd, is op een sticker aangegeven en geldt
voor zomer- en winterbanden. De sticker
››› afb. 252 bevindt zich op de stijl van het
bestuurdersportier of aan de binnenkant van
de tankklep.
Een te lage of te hoge bandenspanning ver-
kort de levensduur van de banden aanzien-
lijk en heeft een negatieve invloed op het
rijgedrag van de wagen ››› . Het is belang-
rijk d
at
de banden op de juiste spanning zijn, met name wanneer met
hoge snelheden
w
ordt gereden . Een verkeerde bandenspan-
ning leidt tot hogere slijtage of zelfs tot het
klappen van de band.
De spanning moet daarom ten minste een-
maal per maand en bovendien vóór elke lan-
ge rit worden gecontroleerd.
In het algemeen geldt de aangegeven ban-
denspanning voor een koude band. Wanneer
de band warm is, neemt de druk toe.
Laat daarom nooit lucht uit een warme band
lopen om de druk bij te stellen. In dat geval
kan de bandenspanning zo laag zijn, dat de
band onverwachts kan klappen.
Bandenspanning controleren
De bandenspanning alleen controleren wan-
neer u maar een paar kilometer (mijlen) op
lage snelheid in de laatste drie uur hebt gere-
den.
● Controleer de bandenspanning regelmatig
en altijd wanneer z
e koud zijn. Altijd alle wie-
len controleren. In koudere streken dient de
bandenspanning vaker te worden gecontro-
leerd, maar alleen wanneer de wagen niet
eerder verplaatst is. Altijd een bandenspan-
ningsmeter gebruiken die goed werkt.
● De bandenspanning aanpassen wanneer
de wagen w
ordt volgeladen.
● Let er na het aanpassen van de banden-
spannin
g op dat de ventieldopjes weer zijn »
307
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Technische gegevens
Technische gegevens
T ec
hni
sche kenmerken
Wat u moet weten Belangrijk De gegevens in de officiële documenten bij
uw w
ag
en hebben altijd voorrang op de ge-
gevens in dit instructieboekje.
Alle technische gegevens in dit boekje gel-
den voor de modellen met standaarduitrus-
ting in Spanje. De motor waarmee uw wagen
is uitgerust, wordt vermeld op de sticker met
wagengegevens in het Onderhoudsprogram-
ma of in de wagendocumentatie.
Door meeruitvoeringen of speciale type-uit-
voeringen en ook bij speciale wagens en wa-
gens voor andere landen kunnen de aange-
geven waarden afwijken. De afkortingen die in dit hoofdstuk Techni-
sc
he g
egevens gebruikt worden
kWKilowatt, aanduiding voor het motorver-
mogen.
pkPaardenkracht, (verouderde) aanduiding
voor het motorvermogen.
bij
omw/minOmwentelingen per minuut van de motor
(toerental).
NmNewtonmeter, eenheid voor het motor-
koppel.
CZCetan-Zahl (cetaangetal), maat voor de
bepaling van de zelfontbranding van de
dieselolie.
RONResearch Octane Number (octaangetal),
maat voor de bepaling van de klopvast-
heid van benzine. Kenmerkende wagengegevens
Afb. 255
Chassisnummer. Chassisnummer
Het
ch
assisnummer (wagennummer) kan van
buitenaf door een kijkglas in de voorruit wor-
den afgelezen ››› afb. 255. Dit kijkglas be-
vindt zich onderaan aan de zijkant van de
voorruit. Het chassisnummer is ook in de
rechter watergoot gegraveerd. De watergoot
bevindt zich tussen de veerpootsteun en het
spatbord. Open de motorkap om het chassis-
nummer te raadplegen ››› pag. 287.
Sticker met wagengegevens
De gegevenssticker van de wagen is in de
kofferruimte gekleefd en bevat de volgende
gegevens: ● Chassisnummer (wagennummer).
● Model, motorvermogen, versnellingsbak.
● Motor- en versnellingsbakcode / laknum-
mer / interieuruitv
oering.
● Extra uitvoeringen, PR-nummers.
Deze g
egevens worden ook vermeld in het
Onderhoudsprogramma.
Typeplaatje
Het typeplaatje kan waargenomen worden bij
het openen van het bestuurdersportier, aan
de onderzijde van de stijl. Wagens voor be-
paalde landen hebben geen typeplaatje.
Op het typeplaatje staan de volgende gege-
vens:
314