Aanwijzingen
●
Sch ak
el steeds uw mobiele telefoon en ra-
dio-installatie of andere elektronische appa-
raten uit voordat u begint te tanken. Elektro-
magnetische golven kunnen vonken
produceren en brand veroorzaken.
● Stap nooit in de wagen terwijl u tankt. Als
het abso
luut nodig zou zijn om in te stappen,
sluit dan het portier en raak een metalen op-
pervlak aan voordat u het vulpistool opnieuw
aanraakt. Op deze manier voorkomt u dat er
vonken ontstaan door elektrostatische ontla-
ding. Tijdens het tanken kunnen vonken
brand veroorzaken.
● Het tanken of vullen van jerrycans in de
buurt
van open vuur, vonken of voorwerpen
die langzaam branden (bijvoorbeeld sigaret-
ten) is ten strengste verboden.
● Voorkom elektrostatische ladingen en elek-
tromagneti
sche straling tijdens het tanken.
● Neem de veiligheidsvoorschriften van het
tanks
tation in acht.
● Mors nooit brandstof in de wagen of de ba-
gageruimt
e. ATTENTIE
SEAT raadt u in verband met de veiligheid aan
geen j err
ycan in de wagen mee te nemen.
Vooral bij een ongeval kan brandstof of res-
ten van brandstof uit de jerrycan lopen en
ontsteken, ook wanneer de jerrycan leeg is.
Dit kan leiden tot explosies, brand en licha-
melijk letsel. ●
Indien het ab so
luut nodig zou zijn brand-
stof in een jerrycan te moeten vervoeren,
houd dan rekening met het volgende:
–Plaats de jerrycan voor het vullen nooit in
of op de wagen (bijv. in de bagageruimte
of op de achterklep). Tijdens het vullen
kunnen de gassen van de brandstof ont-
steken door de elektrostatische lading.
– Zet de jerrycan altijd op de grond wan-
neer u deze vult.
– Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening van de jerrycan.
– Als u een metalen jerrycan gebruikt, dan
moet het vulpistool de jerrycan aanraken
wanneer deze gevuld wordt, om elektro-
statische ladingen te voorkomen.
– Neem de wettelijke voorschriften over het
gebruik, de opslag en het vervoer van jer-
rycans in acht.
– Let erop dat de jerrycan voldoet aan de
fabricagenormen, bijv. ANSI of
ASTM F852-86. VOORZICHTIG
● Ver w
ijder onmiddellijk gemorste brandstof
op de wagenlak om de wielkast, band en lak
niet te beschadigen.
● Het tanken van benzine in een dieselmotor
of v
ice versa kan de motor en het brandstof-
systeem ernstig beschadigen. Dergelijke sto-
ringen zijn niet inbegrepen in de SEAT-garan-
tie. Indien u bij vergissing een verkeerd
brandstoftype tankt, mag u in geen geval de motor starten. Zelfs als u maar een kleine
hoeveelheid
v
an de verkeerde brandstof ge-
tankt hebt. Roep de hulp van vakmensen in.
Als de motor draait, kan de samenstelling van
de verkeerde brandstof ervoor zorgen dat het
brandstofsysteem en de motor ernstig be-
schadigd raken.
● In wagens met dieselmotor mag nooit ben-
zine, ker
osine, verwarmingsolie of eender
welk ander brandstoftype dat niet uitdrukke-
lijk goedgekeurd is voor dieselmotoren ge-
tankt, of ermee gereden worden. Andere
brandstoftypen kunnen de motor en het
brandstoftoevoercircuit ernstig beschadigen,
waarvoor de SEAT-garantie elke verantwoor-
delijkheid afwijst. Milieu-aanwijzing
Brandstoffen kunnen het milieu verontreini-
gen. V
ang uitgelopen vloeistoffen op en lever
deze bij de desbetreffende inzamelingspun-
ten in. Let op
Bevat geen enkel noodmechanisme om de
tankk l
ep te ontgrendelen. Roep indien nodig
de hulp in van gespecialiseerd personeel. 280
Aanwijzingen
●
Ver oor
zaak nooit een kortsluiting in de
elektrische installatie. De accu kan explode-
ren.
● Neem om het risico op elektrische schok-
ken met ern
stige gevolgen tot een minimum
te beperken terwijl de motor draait of gestart
wordt, het volgende in acht:
–Raak nooit de elektrische kabels van het
ontstekingssysteem aan.
– Nooit de elektrische kabels of aansluitin-
gen van de gasontladingslampen aanra-
ken. ATTENTIE
In de motorruimte bevinden zich draaiende
delen die ern s
tige verwondingen kunnen ver-
oorzaken.
● Steek uw hand nooit in of in de buurt van
de koelluc
htventilator. Als u de rotorbladen
aanraakt, kunt u ernstig gewond raken. De
ventilator start op grond van de temperatuur
en kan plotseling in werking treden, zelfs
wanneer het contact is uitgeschakeld en de
sleutel uit het contactslot is getrokken.
● Als er werkzaamheden aan de motor moe-
ten wor
den uitgevoerd terwijl er wordt gestart
of terwijl de motor draait, bestaat er levens-
bedreigend gevaar door draaiende delen
(bijv. de geribde riem, dynamo, koelluchtven-
tilator) en door de hoogspanningsontsteking.
Werk steeds met de grootst mogelijke voor-
zorg. –
Zor g er s
teeds voor dat geen enkel li-
chaamsdeel, sieraden, stropdassen, rui-
me kledingstukken of lang haar in de
draaiende delen van de motor gekneld
kunnen raken. Alvorens de werkzaamhe-
den uit te voeren, dient u de stropdas en
sieraden (halskettingen enz.) af te doen,
het haar bijeen te binden en kledingstuk-
ken strak aan het lichaam te brengen om
te voorkomen dat deze tussen motoron-
derdelen bekneld kunnen raken.
– Trap het rempedaal steeds uiterst voor-
zichtig in en laat u nooit afleiden. De wa-
gen kan in beweging komen, zelfs wan-
neer de elektronische parkeerrem geacti-
veerd is.
● Geen voorwerpen, zoals poetslappen of ge-
reeds
chap, in de motorruimte achterlaten. In-
dien u een voorwerp achterlaat, kan dit sto-
ringen in de werking, een motordefect of
brand veroorzaken. ATTENTIE
Vloeistoffen in de wagen en andere materia-
len k u
nnen snel vlam vatten in de motorruim-
te, wat kan leiden tot brand en ernstige ver-
wondingen!
● Niet roken.
● Werk nooit in de buurt van plaatsen met
vlammen of
vonken.
● Giet nooit vloeistoffen op de motor. Dit kan
leiden tot
het ontsteken van de warme motor-
delen en verwondingen veroorzaken. ●
Bij het w erk
en aan het brandstof- of elektri-
sche systeem, moeten de volgende instruc-
ties nageleefd worden:
– Koppel de accu steeds los. Let erop dat
de wagen ontgrendeld is wanneer de ac-
cu losgekoppeld wordt; anders wordt het
alarmsysteem geactiveerd.
– Werk nooit in de buurt van verwarmings-
toestellen, warmtebronnen of vlammen.
● Houd steeds een brandblusser binnen
handbereik
die onlangs nagekeken is en zich
in perfecte staat bevindt.
● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-
teria
len zoals een deken. Brandgevaar! VOORZICHTIG
Bij het vervangen of bijvullen van vloeistof-
fen, moet de betr
effende vloeistof in de juiste
tank gegoten worden. Een vergissing bij het
toevoegen van vloeistoffen kan de werking
van de wagen ernstig verstoren en leiden tot
storingen in de motor! Milieu-aanwijzing
Vloeistoffen die uit de wagen komen, zijn
sc h
adelijk voor het milieu. Controleer daarom
regelmatig de grond onder de wagen. Laat de
wagen in een gespecialiseerde werkplaats
nakijken als u vlekken, olie of andere vloei-
stoffen op de grond ontdekt. Vang uitgelopen
vloeistoffen op en lever deze bij de desbetref-
fende inzamelingspunten in. 288
Trefwoordenlijst
Stoelverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
St off
erin
g: schoonmaken
kussens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
textiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
textielbekledingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
Stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180 12 volt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Storing achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
panoramadak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Storingsgeheugen stekerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
uitlezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Stuurwiel instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 60
Symbolen zie Waarschuwings- en controlelampjes . 34, 110
Symbool van steeksleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
T Tankdop openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279 Brandstofvoorraadmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
tankklep openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
vergissingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 281
Tankklep openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Tashaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169 Technische gegevens
aanhang wagengewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
aslasten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
capaciteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
dakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
gewicht van de combinatie . . . . . . . . . . . . . . . 258
kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
motoroliespecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314 maten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 322
Technische wijzigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Tegensturingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Telefoonbediening 3-toets module . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Textiel: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
TIN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Toegangshulp voor de derde zitrij . . . . . . . . . . . . 154
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Top Tether . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Tractie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Transport rugleuning van de bijrijdersstoel neerklappen . . .156
Treadwear . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Trekhaak controle van de functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
een fietsendrager monteren . . . . . . . . . . . . . . 252
elektrisch ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
Trekhaak voor aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . 249
Trillingen besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Tyre Mobility System zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 U
Uitklapb
aar tafelblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Uitlaatgasreinigingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 211 waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 211
Uitneembaar prullenbakje . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . 236, 240 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
Uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Uitschakelen van apparaten . . . . . . . . . . . . . . . . 302
Uitval gloeilampje zie Een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
USB/AUX-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 172
V vak voor kaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Veiligheid bijrijdersairbag buiten werking stellen . . . . . . . 20
kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
veiligheid van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Veiligheidsaanwijzingen Gebruik van de kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . 22, 78
Veiligheidsgordel met twee sluitingen gebogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
losgespen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
omgespen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 beschermende werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
gordel verdraaid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
hoogteverstelling van de gordel . . . . . . . . . . . . 69
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 67
met twee sluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Niet omgegespt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 333