Airbagsysteem
ATTENTIE
● De m ax
imale beschermende werking van de
veiligheidsgordels en het airbagsysteem
wordt alleen bij een correcte zitpositie be-
reikt ››› pag. 59.
● Als er een storing in het airbagsysteem is,
moet het sy
steem direct in een werkplaats
van een officiële dealer worden gecontro-
leerd. Anders bestaat het gevaar dat de air-
bags bij een botsing helemaal niet of niet op-
timaal worden geactiveerd. Airbag activeren
De airbag wordt in een fractie van een secon-
de en met
hog
e s
nelheid opgeblazen om bij
een ongeval extra bescherming te kunnen
bieden.
Het airbagsysteem is enkel klaar voor werk-
ing met ingeschakeld contact.
In bijzondere omstandigheden van ongeval-
len kunnen verscheidene airbags tegelijk af-
gaan.
Bij lichte botsingen frontaal, van opzij of van
achteren, kantelen of doorrollen van het voer-
tuig, zullen de airbags niet afgaan.
Factoren van activering
Er kunnen geen algemene uitspraken worden
gedaan over de omstandigheden die leiden
tot het activeren van het airbagsysteem in elke situatie. Wel zijn er een aantal factoren
die een belangrijk
e rol spelen, zoals bijvoor-
beeld de eigenschappen van het voorwerp
dat botst tegen het voertuig (hard/zacht),
botshoek, rijsnelheid enz.
Doorslaggevend voor de activering van de
airbags is het traject van vertraging.
Het regelapparaat analyseert het traject van
de botsing en activeert het betreffende be-
vestigingssysteem.
Indien tijdens de botsing de gemeten vertra-
ging van het voertuig die daaruit volgt onder
de vooraf ingestelde referentiewaarden in het
regelapparaat blijft, zullen de airbags niet af-
gaan zelfs al kan het voertuig ernstig ver-
vormd worden.
Bij ernstige frontale botsingen worden de
volgende airbags geactiveerd:
● Voorairbag van de bestuurder.
● Voorairbag van de bijrijder.
● Knie-airbag voor de bestuurder.
Bij ernstig
e botsingen van opzij worden de
volgende airbags geactiveerd:
● Zij-airbag vooraan aan de zijde van het on-
geval
.
● Zij-airbag achteraan aan de zijde van het
ongev
al.
● Hoofdairbag aan de zijde van het ongeval. Bij een ongeval met activering van de airbag:
●
gaan de lampjes van het interieur branden
(indien de sch
akelaar voor binnenverlichting
in portierschakelaarstand staat);
● worden de knipperlichten tegelijk inge-
sch
akeld;
● worden alle portieren ontgrendeld;
● wordt de toevoer van brandstof naar de
motor afg
esloten.
Veiligheidsaanwijzingen voor
de airbags V
oorairbags Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 19. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de voorair-
bags
steeds vrij.
● Maak nooit voorwerpen vast aan de dek-
sels noc
h in het werkingsgebied van de air-
bagmodules, bv. blikjes- of telefoonhouders.
● Tussen de personen voorin en het wer-
king
sbereik van de airbag mogen zich verder » 73
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Veiligheid
Gebruik van het kinderzitje op de bij-
rijder s
s
toel1) Het vervoeren van kinderen op de voorpassa-
giers
t
oel is niet in alle landen toegestaan.
Ook zijn niet alle kinderzitjes goedgekeurd
voor gebruik op de voorpassagierstoel. Uw
Technische Dienst beschikt over een actuele
lijst van alle goedgekeurde kinderzitjes. Ge-
bruik alleen de voor de wagen goedgekeurde
kinderzitjes.
De ingeschakelde airbag aan de voorpassa-
gierszijde vormt een groot gevaar voor een
kind. De bijrijdersstoel is levensgevaarlijk
voor een kind als het met de rug naar het
dashboard gekeerd in een kinderzitje wordt
vervoerd.
Als een kinderzitje met de rug naar het dash-
board op de bijrijdersstoel is gemonteerd,
kan het zitje door de geactiveerde voorairbag
met zo'n grote kracht worden getroffen dat
levensgevaarlijke verwondingen of zelfs de
dood het gevolg kunnen zijn ››› . Om die re-
den m ag een k
inder
zitje nooit met de rug
naar het dashboard op de voorstoel ge-
plaatst worden wanneer de voorairbag van
de bijrijder ingeschakeld is. Gebruik op de voorpassagierstoel alleen een
kinderz
itje met de rug naar het dashboard
als u er zeker van bent dat de desbetreffende
voorairbag uitgeschakeld is. Dit is het geval
als het gele controlelampje van het dash-
board brandt ››› pag.
75. Indien de voorairbag van de voorpassa-
gier niet uitgeschakeld kan worden en paraat
blijft, is het verboden om kinderen op de
voorstoel te vervoeren ››› .
L et
op het
volgende als een kinderzitje op de
voorpassagierstoel gebruikt wordt:
● De voorairbag van de bijrijdersstoel moet
uitge
schakeld zijn als een kinderzitje wordt
gebruik met de rug naar het dashboard ge-
keerd ››› pag. 76.
● De rugleuning van de voorpassagierstoel
moet rec
htop staan.
● De voorpassagierstoel moet zo ver mogelijk
naar acht
eren geschoven zijn.
● De voorpassagierstoel met verstelbare
hoogte moet
zo hoog mogelijk ingesteld zijn.
● De gordelhoogteverstelling moet in de
hoogst
e positie staan. Geschikte kinderzitjes
Het kinder
zitje moet specifiek toegestaan
zijn door de fabrikant voor het gebruik op de
voorpassagierstoel met voor- en zijairbag.
Indien de bijrijdersstoel voorzien is van be-
vestigingsringen, kan het kinderzitje vastge-
maakt worden met een geschikt bevesti-
gingssysteem op voorwaarde dat het goed-
gekeurd is voor dit type voertuig in overeen-
komst met de geldende voorschriften van het
betreffende land.
Op de bijrijdersstoel en de achterbank kun-
nen universele kinderzitjes van de groep 0,
0+, 1, 2 of 3 geplaatst worden, volgens de
norm ECE-R 44. ATTENTIE
Als op de voorpassagierstoel een kinderzitje
wor dt
gemonteerd, vergroot dit voor het kind
het risico van levensgevaarlijk letsel en zelfs
de dood in het geval van een ongeval. Mon-
teer nooit kinderzitjes met de rug naar het
dashboard op de voorpassagierstoel als de
voorairbag ingeschakeld is. Dit kan bij het af-
gaan van de voorairbag leiden tot de dood
van het kind, omdat de airbag het kinderzitje
met grote kracht treft waardoor het tegen de
rugleuning geslingerd wordt. 1)
De wettelijke bepalingen van elk land en de nor-
men v an de f
abrikant voor het gebruik en de monta-
ge van kinderzitjes moeten worden nageleefd.
80
Bedienen
●
Maak
voorwerpen altijd met geschikte tou-
wen of spanbanden vast zodat ze als er plot-
seling geremd moet worden of in geval van
een ongeval niet in de buurt van de voor- of
zijairbags terecht komen.
● Berg voorwerpen in het interieur van de wa-
gen z
odanig op dat ze tijdens het rijden niet
in de buurt van de airbags terecht kunnen ko-
men.
● Zorg ervoor dat tijdens het rijden de op-
bergv
akken altijd gesloten blijven.
● Als de zitting van de bijrijdersstoel neerge-
klapt
is, moeten alle voorwerpen van de zit-
ting zijn verwijderd. De neergeklapte rugleu-
ning van de voorpassagierstoel drukt kleine
en lichte voorwerpen omlaag. De gewichtsen-
sor van de zitting registreert deze druk en
stuurt daardoor verkeerde informatie naar het
regelapparaat van de airbag.
● Wanneer de rugleuning van de bijrijders-
stoel
omlaaggeklapt is, moet de voorairbag
uitgeschakeld zijn en het controlelampje
branden.
● Vastgemaakte voorwerpen mogen er nooit
aanleidin
g voor zijn dat inzittenden een ver-
keerde zithouding gaan aannemen.
● Als vastgemaakte voorwerpen een stoel
blokker
en, mag niemand in deze stoel gaan
zitten. ATTENTIE
Het rijgedrag en de remcapaciteit van de wa-
gen v
eranderen als in de wagen zware, grote
voorwerpen worden getransporteerd.
● Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
het we
gdek, het verkeer en de weersomstan-
digheden aan.
● Geef voorzichtig gas.
● Voorkom bruusk remmen en bruuske ma-
noeuvre
s.
● Rem iets eerder. Transport van de lading
Berg alle voorwerpen in de wagen veilige op
● Verdeel de lading in de wagen, op het dak
en in de aanh an
g
wagen zo gelijkmatig mo-
gelijk.
● Transporteer zware ladingen zo ver moge-
lijk naar
voren in de bagageruimte en zorg er-
voor dat de rugleuningen rechtop zijn vastge-
klikt.
● Bagage in de kofferruimte met geschikte
spanb
anden aan de bevestigingsogen be-
vestigen ›››
pag. 159.
● Pas de lichtbundel-hoogteverstelling aan
›››
pag. 135.
● Pas de bandenspanning aan aan de bela-
ding. Op de stic
ker staat de bandenspanning
››› pag. 303. ●
In wagen
s met bandenspanningsindicator
kunt u de nieuwe beladingsstatus instellen
››› pag. 246. VOORZICHTIG
De verwarmingsdraden van de achterruit kun-
nen door sc hur
ende voorwerpen op de hoe-
denplank beschadigd raken. Let op
Neem de informatie over het beladen van een
aanhan g
wagen ››› pag. 249 en het dakdra-
gersysteem in acht ››› pag. 170. Rijden met geopende achterklep
Rijden met geopende achterklep brengt bij-
z
onder
e g
evaren met zich mee. Maak alle
voorwerpen en de achterklep correct vast, en
neem de juiste voorzorgsmaatregelen om het
binnendringen van giftige gassen te vermin-
deren. ATTENTIE
Rijden met ontgrendelde of geopende achter-
kl ep k
an leiden tot ernstig letsel.
● Rijd altijd met gesloten achterklep.
● Maak alle voorwerpen in de wagen goed
vas
t. Losse voorwerpen kunnen uit de wagen
vallen en achteropkomende verkeersdeelne-
mers verwonden. 158
Aanwijzingen
Aanwijzingen
V er
z
orging en onderhoud
Accessoires, vervanging van onderdelen en wijzigingen
Inleiding tot thema ATTENTIE
Ongeschikte reserveonderdelen en accessoi-
re s
en werkzaamheden, wijzigingen en repa-
raties die verkeerd zijn uitgevoerd, kunnen
schade aan de wagen, ongelukken en ernstig
letsel veroorzaken.
● SEAT adviseert dringend alleen goedge-
keurde
SEAT-accessoires en originele SEAT ®
-
onderdelen te gebruiken. Hiervoor heeft SEAT
de betrouwbaarheid, veiligheid en geschikt- heid vastgesteld.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitv
oeren door een gespecialiseerde
werkplaats. Deze gespecialiseerde werk-
plaatsen beschikken over de noodzakelijke
gereedschappen, diagnose-apparatuur, repa-
ratie-informatie en gekwalificeerd personeel.
● Monteer op de wagen alleen onderdelen
waarv
an de versie en eigenschappen over-
eenkomen met de fabrieksuitrusting.
● Plaats, bevestig of monteer nooit voorwer-
pen zo
als bekerhouders, telefoonhouders op de afdekkingen van of binnen de actieradius
van de airb
agmodu
les.
● Gebruik uitsluitend die banden of velgen
die door SEA
T voor uw model wagen zijn vrij-
gegeven. Accessoires en reserveonderdelen
SEAT raadt aan voor het kopen van accessoi-
re
s
en reserveonderdelen of bedrijfsmidde-
len eerst advies in te winnen bij een Officieel
SEAT-servicecentrum. Bijvoorbeeld wanneer u
in een later stadium accessoires wilt monte-
ren of een onderdeel wilt vervangen. Uw Offi-
ciële SEAT service kan u informatie geven
over de wettelijke bepalingen en de aanbeve-
lingen van productie inzake accessoires, re-
serveonderdelen en andere elementen.
SEAT adviseert alleen goedgekeurde SEAT-
accessoires en Originele SEAT ®
-onderdelen
te gebruiken. Hiervoor heeft SEAT de be-
trouwbaarheid, veiligheid en geschiktheid
vastgesteld. Daarnaast zorgen de Technische
Diensten ervoor dat de montage op een des-
kundige manier worden ingebouwd.
Ondanks dat SEAT de markt continu in de ga-
ten houdt, garandeert SEAT niet dat de niet
door SEAT goedgekeurde producten betrouw-
baar, veilig en geschikt zijn voor de wagen.
SEAT is daarom niet aansprakelijk voor de
producten, ook niet als in bepaalde gevallen
een bepaald, officieel erkend technisch keu- ringsinstituut of een officiële instantie hier-
voor g
oedk
euring heeft gegeven.
Naderhand ingebouwde apparaten die direct
de controle van de bestuurder over de wagen
beïnvloeden moeten voorzien zijn van een e-
code (keuringscode van de Europese Unie)
en voor uw wagen door SEAT zijn goedge-
keurd. Hieronder vallen bijvoorbeeld snel-
heidsregelsystemen of elektronisch geregel-
de dempingen.
De extra aangesloten stroomverbruikers die
niet voor de directe controle van de wagen
dienen, moeten zijn voorzien van een -co-
de (conformiteitsverklaring van de fabrikant
in de Europese Unie). Hieronder vallen bij-
voorbeeld koelboxen, computers of ventila-
tors. ATTENTIE
Niet deskundig uitgevoerde reparaties of wij-
zigin g
en aan de wagen kunnen het gedrag
van de airbags beïnvloeden en storingen in
de werking of fatale ongelukken veroorzaken.
● Plaats, bevestig of monteer nooit voorwer-
pen zo
als bekerhouders, telefoonhouders op
de afdekkingen van of binnen de actieradius
van de airbagmodules.
● Voorwerpen die zich op de afdekkingen van
of binnen de actier
adius van de airbags be-
vinden, kunnen ernstig of fataal letsel veroor-
zaken als de airbags geactiveerd worden. 260
Verzorging en onderhoud
● Reinig de op
per
vlakken van Alcantara ®
met
een licht bevochtigde katoenen of wollen
doek of een microvezel zeem die niet pluist
››› .
A l
s
het vuil op de bekleding van de rugleu-
ningen en de met stof beklede portierpane-
len slechts oppervlakkig is, kunt u een reini-
gingsschuim gebruiken.
Als de bekleding en de met stof beklede por-
tierpanelen erg nat zijn, wordt geadviseerd
om voor reiniging eerst contact op te nemen
met een professioneel reinigingsbedrijf om
te kijken hoe deze eventueel beter gereinigd
kunnen worden. In geval van twijfel de reini-
ging laten uitvoeren door een gespeciali-
seerd reinigingsbedrijf.
Vlekken verwijderen
In het geval van vlekken kan het nodig zijn
het hele oppervlak en niet alleen de vlek in
kwestie schoon te maken. Vooral als het op-
pervlak door dagelijks gebruik vies is gewor-
den. Als u uitsluitend het gedeelte reinigt
waar zich de vlek bevindt, kan dat lichter
worden dan de rest. Bij twijfel, wend u tot
een gespecialiseerd reinigingsbedrijf. ATTENTIE
Bij schade aan een airbagsysteem is het mo-
gelijk d
at de betreffende airbag niet correct
opblaast of totaal niet functioneert resp.on- verwachts open gaat; dit kan leiden tot ern-
stig per
soon
lijk letsel of zelfs de dood.
● Laat het systeem onmiddellijk door een
speci
alist controleren. VOORZICHTIG
Als de bekleding van de zitplaatsen met elek-
tri sc
he regeling, verwarming of airbagonder-
delen doorweekt raken, kunnen de interne
elektrische onderdelen alsmede het elek-
trisch systeem van de wagen beschadigd ra-
ken.
● Als de zitting doorweekt raakt, moet u di-
rect c
ontact opnemen met een gespeciali-
seerde werkplaats voor het drogen en revise-
ren van de onderdelen van het systeem.
● Gebruik geen dampstralers omdat de damp
zich
vastzet waardoor het vuil nog hardnekki-
ger in het weefsel vast komt te zitten.
● Hogedrukreinigers of reinigers die werken
met koude s
pray kunnen de bekleding be-
schadigen. VOORZICHTIG
● Gebruik bor
stels alleen voor het schoonma-
ken van de vloerbedekking en de vloermat-
ten! Bekleding kan verder beschadigd raken
als deze wordt gereinigd met een borstel.
● Als oplosmiddelen in pastavorm of oplos-
sing
en met oplosmiddelen op gevoelige de-
len worden aangebracht met een vochtige
doek of spons, kan na drogen een kring in de bekleding achterblijven, bijv. ten gevolge van
de re
actiev
e stoffen in het reinigingsmiddel.
Een kring is over het algemeen slechts lastig
of vrijwel niet te verwijderen. VOORZICHTIG
● In A lcant
ara®
kan water in geen enkel geval
binnendringen.
● Alcantara ®
-bekledin
g mag in geen geval
met schoonmaakmiddelen voor leer, oplos-
middelen, boenwas, schoenpoets, vlekken-
verwijderaar en dergelijke worden behan-
deld.
● Gebruik geen borstels voor nat schoonma-
ken omdat
het oppervlak van het materiaal
beschadigd kan raken. Natuurlederen bekleding schoonma-
k
en en
v
erzorgen Bij twijfel m.b.t. het reinigen en verzorgen
v
an l
er
en onderdelen in de wagen, wend u
tot een gespecialiseerd reinigingsbedrijf.
Verzorging en behandeling
Natuurleer is kwetsbaar omdat dit geen extra
beschermlaag heeft. »
275
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Verzorging en onderhoud
● Maak
de a
sbak met een huishouddoekje
schoon.
Gebruik voor het schoonmaken van de siga-
rettendover bijvoorbeeld een tandenstoker of
een soortgelijk voorwerp om de asresten weg
te krabben.
Kunststof delen, houten sierelemen-
ten en da
shboard verzorgen en
schoonmaken ●
Gebruik een schone, niet-pluizende doek
met w
at
er bevochtigde doek om de onderde-
len schoon te maken.
● Maak de kunststof onderdelen (binnen- en
buitenzijde
van wagen) en het dashboard
met een speciaal door SEAT goedgekeurd
product zonder oplosmiddel voor het
schoonmaken en onderhouden van het
kunststof schoon ››› .
● Behandel de houten
si
erelementen met een
mild zeepsopje. ATTENTIE
Door schoonmaakmiddelen met oplosmidde-
len w or
dt het oppervlak van de airbagmodu-
les poreus. Als de airbag bij een ongeval af-
gaat, kan het loskomen van plastic onderde-
len ernstig letsel veroorzaken. ●
Reinig het d
ashboard en het oppervlak van
de airbagmodules nooit met schoonmaak-
middelen met oplosmiddelen. Veiligheidsgordels schoonmaken
Als de veiligheidsgordel erg vies is, kan dit
het aut
om
atisch oprollen ervan bemoeilijken
waardoor de veiligheidsgordel niet correct
werkt.
Veiligheidsgordels mogen voor het schoon-
maken nooit worden uitgebouwd.
● Verwijder het zwaarste vuil met een zachte
bors t
el ››› .
● Trek de vervuilde veiligheidsgordel volledig
uit en l
aat
de gordelband uitgerold.
● Maak de vervuilde veiligheidsgordels met
mild zeepsop s
choon.
● Wacht totdat de veiligheidsgordel helemaal
droog is.
● R
ol de veiligheidsgordel alleen op als deze
helemaal
droog is. ATTENTIE
Controleer regelmatig de toestand van alle
vei ligheid
sgordels. Als het weefsel of andere
onderdelen van de veiligheidsgordel bescha-
digd zijn, moet u onmiddellijk naar een ge-
specialiseerde werkplaats gaan en de veilig-
heidsgordels laten uitbouwen en vervangen. Beschadigde veiligheidsgordels vormen een
belan
grijk
gevaar en kunnen ernstig of dode-
lijk letsel veroorzaken.
● Maak veiligheidsgordels en onderdelen van
de vei
ligheidsgordels nooit schoon met che-
mische producten. Ze mogen ook niet in con-
tact komen met bijtende vloeistoffen, oplos-
middelen of puntige voorwerpen. Gebeurt dat
toch, dan vermindert de weerstand van het
riemweefsel van de veiligheidsgordel.
● Schoongemaakte veiligheidsgordels moe-
ten vóór het
oprollen helemaal droog zijn.
Vocht kan de gordeloprolautomaat beschadi-
gen en de werking ervan schaden.
● Voorkom dat vloeistoffen of vreemde voor-
werpen in het k
likelement van de sloten ge-
morst kunnen worden. Dit kan de werking van
de sloten en de veiligheidsgordels schaden.
● Probeer nooit om de veiligheidsgordels zelf
te rep
areren, te veranderen of uit te bouwen.
● Laat de veiligheidsgordels onmiddellijk
verv
angen door gordels die goedgekeurd zijn
door SEAT voor de betreffende wagen. Veilig-
heidsgordels die tijdens een ongeval worden
belast en daardoor worden opgerekt, moeten
door een gespecialiseerde werkplaats worden
vervangen. Vervanging kan noodzakelijk zijn,
ook al lijken er geen zichtbare beschadiging
te zijn. Controleer voorts de verankeringen
voor de veiligheidsgordels. 277
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Controleren en bijvullen
VOORZICHTIG
De antennes aan de binnenzijde van de ruiten
ku nnen be
schadigd raken als voorwerpen die
in de wagen vervoerd worden erlangs schuren
of met reinigingsmiddelen of andere chemi-
sche corroderende of zuur bevattende stoffen
behandeld worden. Plak geen stickers op de
verwarmingsdraden en maak de binnenzijde
van de ruiten nooit met corroderende of zuur
bevattende reinigingsmiddelen, of een ander
soortgelijk chemisch product, schoon. Let op
Als er elektrische apparaten in de buurt van
de in het gl a
s ingebouwde antenne worden
gebruikt, kan de ontvangst op het AM-fre-
quentiebereik van de radio gestoord worden. Informatie over reparaties van SEAT
ATTENTIE
Onjuist uitgevoerde reparaties of wijzigingen
ku nnen s
chade aan en storingen in de werk-
ing van de wagen veroorzaken en van invloed
zijn op de werking van de hulpsystemen voor
de bestuurder en het airbagsysteem. Dit kan
ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitv
oeren door een gespecialiseerde
werkplaats. Wagens aan einde van levensduur in-
z
amel
en en
verschroten Wagens aan einde van levensduur inzamelen
In v
eel
Europese landen bestaat al een uitge-
breid netwerk van inzamelingscentra voor ge-
bruikte wagens. Na het inleveren van de wa-
gen ontvangt u een vernietigingsbewijs waar-
op staat aangegeven dat de wagen in over-
eenstemming met de regelgeving en milieu-
vriendelijk verschroot zal worden.
U kunt de wagen gratis inleveren, mits u aan
de landelijke wettelijke voorschriften voldoet.
Neem contact op met een technische dienst
voor meer informatie over het inzamelen en
verschroten van wagens aan het einde van
hun levensduur.
Verschroting
Als de wagen of afzonderlijke delen van het
airbagsysteem en de gordelspanners worden
verschroot, moeten altijd de bestaande vei-
ligheidsvoorschriften worden opgevolgd. De-
ze voorschriften zijn bekend bij de gespecia-
liseerde werkplaatsen. Controleren en bijvullen
T ank
en
In
leiding tot thema De tankklep zit rechtsachter op de wagen.
ATTENTIE
Het onvoorzichtig tanken of werken met
brand s
tof kan een brand of ontploffing ver-
oorzaken met ernstige brandwonden en let-
sel tot gevolg.
● Zorg ervoor dat de vuldop steeds correct
ges
loten is om het verdampen en morsen van
brandstof te voorkomen.
● Brandstoffen zijn hoogst ontvlambare en
explo
sieve stoffen die brandwonden en ander
ernstig letsel kunnen veroorzaken.
● Als tijdens het tanken de motor niet is uit-
gezet
of het vulpistool niet volledig in de vu-
lopening van de brandstoftank is gestoken,
kan deze eruit vallen of kan er brandstof ge-
morst worden. En dit kan leiden tot brand, ex-
plosies en ernstig lichamelijk letsel.
● Tijdens het tanken moeten de motor, de in-
terieurv
oorverwarming ( ››› pag. 187) en het
contact om veiligheidsredenen uitgeschakeld
worden. » 279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trefwoordenlijst
Stoelverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
St off
erin
g: schoonmaken
kussens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
textiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
textielbekledingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
Stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180 12 volt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Storing achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
panoramadak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Storingsgeheugen stekerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
uitlezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Stuurwiel instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 60
Symbolen zie Waarschuwings- en controlelampjes . 34, 110
Symbool van steeksleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
T Tankdop openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279 Brandstofvoorraadmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
tankklep openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
vergissingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 281
Tankklep openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Tashaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169 Technische gegevens
aanhang wagengewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
aslasten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
capaciteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
dakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
gewicht van de combinatie . . . . . . . . . . . . . . . 258
kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
motoroliespecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314 maten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 322
Technische wijzigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Tegensturingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Telefoonbediening 3-toets module . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Textiel: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
TIN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Toegangshulp voor de derde zitrij . . . . . . . . . . . . 154
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Top Tether . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Tractie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Transport rugleuning van de bijrijdersstoel neerklappen . . .156
Treadwear . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Trekhaak controle van de functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
een fietsendrager monteren . . . . . . . . . . . . . . 252
elektrisch ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
Trekhaak voor aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . 249
Trillingen besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Tyre Mobility System zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 U
Uitklapb
aar tafelblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Uitlaatgasreinigingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 211 waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 211
Uitneembaar prullenbakje . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . 236, 240 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
Uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Uitschakelen van apparaten . . . . . . . . . . . . . . . . 302
Uitval gloeilampje zie Een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
USB/AUX-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 172
V vak voor kaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Veiligheid bijrijdersairbag buiten werking stellen . . . . . . . 20
kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
veiligheid van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Veiligheidsaanwijzingen Gebruik van de kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . 22, 78
Veiligheidsgordel met twee sluitingen gebogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
losgespen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
omgespen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 beschermende werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
gordel verdraaid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
hoogteverstelling van de gordel . . . . . . . . . . . . 69
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 67
met twee sluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Niet omgegespt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 333