De essentie
Trap het rempedaal in!
Schakelen
››› pag. 201
Remmen
››› pag. 196
Generator defect.›››
pag. 299 Gele lampjes
Remblokken voor versleten.
›››
pag. 196
brandt: ESC defect of uitge-
schakeld.
knippert: ESC actief.
ASR handmatig buiten werking
gesteld.
Storing in ABS, of werkt niet.
Storing in elektronische par-
keerrem.›››
pag. 196
Mistachterlicht aan.›››
pag. 135
brandt: Rijlicht geheel of ge-
deeltelijk defect.›››
pag. 95
knippert: Storing in het sys-
teem van de bochtenverlich-
ting.››› pag. 135
brandt of knippert
: storing in
uitlaatgascontrolesysteem.
››› pag. 211
brandt: voorverwarmen van de
dieselmotor.
knippert: storing in het diesel-
motormanagement.
Storing in het benzinemotor-
management.
Roetfilter verstopt.
storing in stuurinrichting.›››
pag. 206
Bandenspanning te laag.›››
pag. 303
Storing in indicator banden-
spanning.››› pag. 246
Het vloeistofpeil voor het was-
sen van de spiegels is te laag.›››
pag. 142
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag. 279
knippert: motoroliesysteem de-
fect.
›››
pag. 290
brandt: motoroliepeil te laag.
Storing in het systeem van air-
bags en gordelspanners.›››
pag. 75
De voorairbag van de bijrijder
is uitgeschakeld (
).››› pag. 75
"AdBlue" bijvullen, of er is een
storing in het "AdBlue"-sys-
teem.›››
pag. 284
De benzinetank is niet goed ge-
sloten.›››
pag. 279
De rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld, maar niet
actief.›››
pag. 234 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag. 135
Alarmlichten aan.››› pag. 139
Trap het rempedaal in!
Schakelen
››› pag. 201
Remmen
››› pag. 196
Snelheidsregelsysteem actief.›››
pag. 232
de rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld en actief.›››
pag. 234
Grootlicht aan of grootlichtsig-
naal in werking gesteld.
›››
pag. 135 Grootlichtregeling (Light As-
sist) ingeschakeld.
Elektronische wegrijblokkering
actief.›››
pag. 191
Service-intervalindicatie.›››
pag. 108» 35
Airconditioning
●
Zor g er a
ltijd voor dat u de airconditioning
en de achterruitverwarming correct gebruikt
om goed te kunnen zien wat er buiten de wa-
gen allemaal gebeurt.
● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende een
lang
e periode aan. Wanneer het koelsysteem
niet werkt en de circulatiefunctie aan staat,
kunnen de ruiten snel beslaan en kan het
zicht zo aanzienlijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t.ATTENTIE
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en
leidt t
ot concentratieverlies van de bestuur-
der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
● Schakel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit
en gebruik de luchtcirculatiefunc-
tie niet gedurende een lange tijd omdat de
lucht in de wagen niet ververst wordt. VOORZICHTIG
● Als
u vermoedt dat de airconditioning de-
fect is, moet u deze onmiddellijk uitzetten.
Hierdoor wordt bijkomende schade voorko-
men. Laat de wagen door een gespecialiseer-
de werkplaats nakijken.
● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-
tioning v
ereisen bijzondere vakkennis en
speciaal gereedschap. SEAT raadt u aan de
Technische Dienst te raadplegen. ●
In wag en
s met airconditioning mag niet ge-
rookt worden wanneer de luchtcirculatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. Let op
● Als
het koelsysteem uitgeschakeld is,
wordt de lucht die van buiten wordt aangezo-
gen, niet ontvochtigd. Om te voorkomen dat
de ruiten beslaan raadt SEAT aan de koeling
(compressor) ingeschakeld te laten. Druk
hiervoor op de toets A/C . Het controlelampje
in de toet s
moet gaan branden.
● Bij hoge luchtvochtigheid buiten en hoge
buitent
emperaturen kan condenswater van de
verdamper van de airconditioning lekken en
onder de wagen een waterplas vormen. Dit is
normaal en betekent niet dat er een lek is!
● De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van
ijs, sneeu
w of bladeren zijn, opdat verwar-
ming en airconditioning optimaal kunnen functioneren en het beslaan van de ruiten
wordt voorkomen. Bedieningselementen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 38 De betreffende toets indrukken om een func-
tie in- of uit t
e schakelen. Om de functie uit te
schakelen, nogmaals op de toets drukken.
De led in elk bedieningselement gaat bran-
den om aan te geven dat de betreffende
functie van een bedieningselement ingescha-
keld is.
Een aantal bedieningselementen van de Cli-
matronic kan zich ook op het bedieningspa-
neel van de airconditioning, achterin in de
middenconsole bevinden. Deze elementen
dienen voor de afstelling voor de plaatsen
achterin. Let op
● In -fu
nctie zijn niet alle knoppen van de
Climatronic actief.
● Tijdens het ontwasemen blijft de toets geblokkeerd.
183
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Airconditioning
●
Wanneer het k
oelsysteem niet werkt en de
circulatiefunctie aanstaat, kunnen de ruiten
snel aandampen en kan het zicht zo aanzien-
lijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t.VOORZICHTIG
In wagens met airconditioning mag niet ge-
r ookt w
orden wanneer de luchtcirculatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. Let op
Climatronic: Wanneer de automatische rui-
ten w
issers-/sproeiers werken, wordt bij het
achteruit schakelen de circulatiefunctie inge-
schakeld om te vermijden dat de uitlaatgas-
sen het interieur binnenkomen. Interieurvoorverwarming* (ex-
tr
a
v
erwarming)
Inleiding tot thema De interieurvoorverwarming wordt gevoed
met
br
and
stof van de wagentank en kan zo-
wel gebruikt worden tijdens het rijden als wanneer de wagen stilstaat. Selecteer in het
instrument
enpaneel de gewenste gebruiks-
wijze (verwarmen of ventileren ) ››› pag.
189.
In de winter kan de interieurvoorverwarming
gebruikt worden in de functie verwarmen
om de voorruit vrij te maken van ijs, damp en
sneeuw (indien het gaat om een dunne laag)
alvorens weg te rijden. ATTENTIE
De gassen van de interieurvoorverwarming
bevatt en o
.a. koolmonoxide, een giftige,
kleur- geurloze substantie. Koolmonoxide
kan tot bewusteloosheid leiden en dodelijk
zijn.
● Gebruik de interieurvoorverwarming nooit
in ges
loten of slecht geventileerde ruimtes.
● Programmeer de interieurvoorverwarming
nooit z
odanig dat deze in afgesloten of niet-
geventileerde ruimtes ingeschakeld wordt en
gaat werken. ATTENTIE
De onderdelen van het uitlaatsysteem van de
interieur v
oorverwarming worden zeer warm.
Hierdoor kan brand ontstaan.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel v
an het uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals
droog gras). VOORZICHTIG
Zet nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v
oorwerpen die warmtegevoelig zijn
vóór de luchtroosters. De voedingsmiddelen,
medicijnen of andere voorwerpen die warmte-
gevoelig zijn kunnen beschadigd of onbruik-
baar raken als gevolg van de lucht die uit de
luchtroosters stroomt. Interieurvoorverwarming in- en uit-
sc
h
akelen
Interieurvoorverwarming inschakelen:
Handmatig, met de toets voor on-
middellijke inschakeling.›››
pag.
183
Handmatig, met de afstandsbedie-
ning.›››
pag.
188
Automatisch, met de geprogram-
meerde en geactiveerde tijd van in-
schakeling.››› pag.
189
Interieurvoorverwarming uitschakelen:
Handmatig, met de toets voor on-
middellijke inschakeling van de
airconditioning.›››
pag.
183
Handmatig, met de afstandsbe-
diening.›››
pag.
188
Automatisch, na afloop van de ge-
programmeerde tijd.››› pag.
189» 187
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Rijden
●
Indien de interieur v
oorverwarming ver-
schillende malen en gedurende langere tijd
gebruikt wordt, kan hierdoor de accu van de
wagen ontladen. Om de accu opnieuw te la-
den, dient u een lang traject af te leggen met
de wagen. Als algemene regel geldt: rijd even
lang als de tijd dat de accu gefunctioneerd
heeft. Rijden
Mot
or s
t
arten en afzetten
Inleiding tot thema Indicatie wegrijblokkering
Al
s
u een niet-passende sleutel gebruikt of
als er een systeemstoring optreedt, wordt
mogelijk of Wegrijblokkering ac-
tief op het instrumentenpaneel weergege-
ven. De motor kan niet worden gestart.
Duwen of slepen
De wagen kan om technische redenen door
aanslepen niet worden geduwd of gestart.
Probeer in plaats hiervan de wagen met be-
hulp van startkabels te starten. ATTENTIE
Als u de motor tijdens het rijden uitzet, is de
wag en moei
lijker te stoppen; u kunt dan de
controle over de wagen verliezen en een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● De remhulpsystemen, de stuurbekrachti-
ging, het airb
agsysteem, de veiligheidsgor-
dels en bepaalde veiligheidsvoorzieningen
zijn alleen actief als de motor draait.
● Zet de motor alleen uit wanneer de wagen
stil
staat. ATTENTIE
Als de motor draait of als de motor wordt
aang ez
et, neemt het risico op ernstige ver-
wondingen af.
● Start de motor nooit of laat de motor nooit
draaien in een ong
eventileerde of gesloten
ruimte. De uitlaatgassen van de motor bevat-
ten onder andere koolmonoxide, een giftige,
kleurloze en geurloze substantie. Koolmono-
xide kan tot bewusteloosheid leiden en dode-
lijk zijn.
● Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd acht
er. De wagen kan plotseling
gaan rijden of er kan onverwachts iets gebeu-
ren waardoor schade of ernstig letsel kan
ontstaan.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten.
Spra
ys voor koud starten kunnen ontploffen
of een plotselinge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken. ATTENTIE
De onderdelen van het uitlaatsysteem kun-
nen enorm heet w or
den. Dit kan brand of aan-
zienlijke schade veroorzaken.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel v
an het uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout,
bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).
● Breng nooit een bodembeschermingslaag
of corr
osiewerend middel op uitlaten, kataly-
satoren, hitteschilden of dieselroetfilter aan. 191
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Rijden
Tijdens het stationair draaien duurt het heel
l an
g
voordat de motor op bedrijfstempera-
tuur is. Tijdens het warmdraaien zijn echter
de slijtage en de uitstoot van schadelijke
stoffen bijzonder hoog. Daarom na het star-
ten direct wegrijden. Hoge toerentallen ver-
mijden.
Bandenspanning aanpassen.
Als de banden de juiste bandenspanning
hebben, vermindert dat de weerstand met
het wegdek waardoor het brandstofverbruik
afneemt. Als u de bandenspanning een beet-
je (+0,2 bar (2,9 psi / 20 kPa)) verhoogt, kunt
u brandstof besparen.
Als u genoegen neemt met een beetje minder
comfort, dan kunt u de banden tot de aanbe-
volen bandenspanning voor een volledig be-
laden wagen oppompen. Dit geldt ook wan-
neer u alleen en zonder bagage rijdt.
Let er bij het kopen van nieuwe banden op
dat ze geoptimaliseerd zijn voor het rollen
met de minst mogelijke weerstand.
Onnodige ballast vermijden
Hoe lichter de wagen, des te zuiniger en eco-
logischer u zult rijden. Met een extra gewicht
van bijvoorbeeld 100 kg neemt het brand-
stofverbruik toe met maximaal 0,3 liter/100
km.
Verwijder alle voorwerpen en onnodige bal-
last uit de wagen. Verwijder optionele uitrustingen en onnodi-
ge acc
essoires
Hoe aerodynamischer de wagen, des te min-
der het brandstofverbruik. Accessoires en op-
tionele uitrustingen (zoals dakdragersyste-
men of fietsenrekken) verminderen het aero-
dynamische voordeel.
Daarom wordt aangeraden deze onnodige
optionele uitrustingen en dakdragersyste-
men te verwijderen, en vooral als u met hoge
snelheden wilt rijden.
Andere factoren waardoor het brandstofver-
bruik toeneemt (voorbeelden):
● Storing in motormanagement.
● Rijden in de bergen.
● Rijden met aanhangwagen. ATTENTIE
Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
st and aan t
ot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer. Motorregeling en uitlaatgasrei-
nigin
g
s
systeem
Inleiding tot thema ATTENTIE
De onderdelen van het uitlaatsysteem kun-
nen enorm heet w or
den. Hierdoor kan brand
ontstaan.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel v
an het uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals
droog gras).
● Breng nooit een bodembeschermingslaag
of corr
osiewerend middel op uitlaten, kataly-
satoren, hitteschilden of dieselroetfilter aan. Controlelampjes
Springt aan
Storing in het benzi-
nemotormanage-
ment.Zo snel mogelijk een gespeciali-
seerde werkplaats opzoeken en
de motor laten controleren.
Springt aan
Voorgloeisysteem
(dieselmotoren).
Het voorgloeisysteem van de
motor werd geactiveerd. Wan-
neer het controlelampje uit gaat,
kunt u de motor direct weer star-
ten.
»
211
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trefwoordenlijst
Functiestoringen air c
onditionin
g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . 205
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
dynamische onderstelregeling (DCC) . . . . . . . 246
katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Functies van de stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 rugleuning van de bijrijdersstoel neerklappen . . .156
rugmassage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
toegangshulp voor de derde zitrij . . . . . . . . . . 154
G Geanodiseerde oppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . 271
Gebruikersinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Geheugenmodule voor opslaan van ongevalge- gevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Geïntegreerd kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
verloop van de gordel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Geluiden banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
remhulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Geluidssignaal veiligheidsgordel niet vastgegespt . . . . . . . . . . 64
Gevarendriehoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85, 139
Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
Gewicht van de combinatie . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
Gordel spannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 70 onderhoud en afvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Gordijnen
achter zijruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
GRA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232 zie snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Grootlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
H
Haak van beweegbare stang met kogelkop een fietsendrager monteren . . . . . . . . . . . . . . 252
Handrem zie Parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
Hefbrug . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Het contact in- en uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . 25
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150 in- en uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 149
Hoofdsteunen regelen hoofdsteunen achter . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 149
Hoogteverstelling veiligheidsgordels . . . . . . . . . . 69
Hulpsystemen achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
antislipregeling (ASR) . . . . . . . . . . . . . . 215, 217
auto Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . 246
bandenspanningsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . 248
bochtenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
detectie van verkeersborden . . . . . . . . . . . . . . 241
dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp(RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
dynamische onderstelregeling (DCC) . . . . . . . 245
Elektronisch beheer van het aandrijfkoppel (XDS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
elektronisch sperdifferentieel (EDS) . . . . . . . . 216
inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234 Launch-Control programma . . . . . . . . . . . . . . . 205
optisc
h parkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
park Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
rear View Camera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
remassistent (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
sign Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 241
Snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
start-Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
startassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 244
I
Inbraakbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122, 123
Info-oproep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
In geval van nood . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224 automatisch onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . 227
in- of uitschakelen (parkeerplaats verlaten) . . 227
in- of uitschakelen (parkeren) . . . . . . . . . . . . . 226
onderbreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
parkeerplaats verlaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
voorbereiding op parkeren . . . . . . . . . . . . . . . 225
Inrijden banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
nieuwe motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
instellen hoofdsteunen achter . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 149
lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
rugleuning van de bijrijdersstoel neerklappen . . .156
stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
327
Trefwoordenlijst
Regelapparaten herprogrammering . . . . . . . . . . 264
R e
g
elmatig onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
afdichtrubbers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
airbags (dashboard) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
binnenzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
bodembescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
Buitenzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
chromen delen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
geanodiseerde oppervlakken . . . . . . . . . . . . . 271
houten sierelementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
in het glas ingebouwde antenne . . . . . . . . . . . 278
kunststof delen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
portierslotcilinders ontdooien . . . . . . . . . . . . . 272
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
velgen schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
wagenlak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 controle van de functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Registratie van gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Rem rembekrachtiger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Remassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Rembekrachtiger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200, 214
Remhulpsysteem ingrijpen van remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Remhulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196 elektronische parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . 198
inrijden van de remblokken . . . . . . . . . . . . . . . 200
noodstopfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
remassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
remhulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
remvloei
stofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
remvloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 197
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
Reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261, 279 airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262
Reparatiewerkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Reservoir bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Rijden aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . 205
bodembescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
brandstofpeil te laag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Brandstofvoorraadmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
door water rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
opslag van gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
parkeren op een helling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
parkeren op hellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
terreinrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
veilig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
zuinig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Rijden in het buitenland koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . 315 brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
technische voorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Risico's als de veiligheidsgordels niet omge- daan worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
aanbevol en versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Rolgordijn achterruit openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
sluitkrachtbegrenzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Rugleuning van de bijrijdersstoel naar voren klappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Rugmassagefunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Ruiten ijs verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
Ruitensproeier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Ruitensproeiervloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Ruitenwisser achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 142
Ruitenwisserbladen vervangen . . . . . . . . . . . . 56, 90
Ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 142 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
koplampsproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
ruitenwisserhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
servicestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
verwarmbare sproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
wisserblad neerklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
wisserblad omhoog zetten . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Ruitenwissersbladen voor en achter . . . . . . . . . . . 90
S SAFE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122, 196
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36, 201 aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
automatische versnellingsbak . . . . . . . . 36, 202
een versnelling inschakelen (automatischeversnellingsbak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
331