Page 281 of 340

Controleren en bijvullen
VOORZICHTIG
De antennes aan de binnenzijde van de ruiten
ku nnen be
schadigd raken als voorwerpen die
in de wagen vervoerd worden erlangs schuren
of met reinigingsmiddelen of andere chemi-
sche corroderende of zuur bevattende stoffen
behandeld worden. Plak geen stickers op de
verwarmingsdraden en maak de binnenzijde
van de ruiten nooit met corroderende of zuur
bevattende reinigingsmiddelen, of een ander
soortgelijk chemisch product, schoon. Let op
Als er elektrische apparaten in de buurt van
de in het gl a
s ingebouwde antenne worden
gebruikt, kan de ontvangst op het AM-fre-
quentiebereik van de radio gestoord worden. Informatie over reparaties van SEAT
ATTENTIE
Onjuist uitgevoerde reparaties of wijzigingen
ku nnen s
chade aan en storingen in de werk-
ing van de wagen veroorzaken en van invloed
zijn op de werking van de hulpsystemen voor
de bestuurder en het airbagsysteem. Dit kan
ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitv
oeren door een gespecialiseerde
werkplaats. Wagens aan einde van levensduur in-
z
amel
en en
verschroten Wagens aan einde van levensduur inzamelen
In v
eel
Europese landen bestaat al een uitge-
breid netwerk van inzamelingscentra voor ge-
bruikte wagens. Na het inleveren van de wa-
gen ontvangt u een vernietigingsbewijs waar-
op staat aangegeven dat de wagen in over-
eenstemming met de regelgeving en milieu-
vriendelijk verschroot zal worden.
U kunt de wagen gratis inleveren, mits u aan
de landelijke wettelijke voorschriften voldoet.
Neem contact op met een technische dienst
voor meer informatie over het inzamelen en
verschroten van wagens aan het einde van
hun levensduur.
Verschroting
Als de wagen of afzonderlijke delen van het
airbagsysteem en de gordelspanners worden
verschroot, moeten altijd de bestaande vei-
ligheidsvoorschriften worden opgevolgd. De-
ze voorschriften zijn bekend bij de gespecia-
liseerde werkplaatsen. Controleren en bijvullen
T ank
en
In
leiding tot thema De tankklep zit rechtsachter op de wagen.
ATTENTIE
Het onvoorzichtig tanken of werken met
brand s
tof kan een brand of ontploffing ver-
oorzaken met ernstige brandwonden en let-
sel tot gevolg.
● Zorg ervoor dat de vuldop steeds correct
ges
loten is om het verdampen en morsen van
brandstof te voorkomen.
● Brandstoffen zijn hoogst ontvlambare en
explo
sieve stoffen die brandwonden en ander
ernstig letsel kunnen veroorzaken.
● Als tijdens het tanken de motor niet is uit-
gezet
of het vulpistool niet volledig in de vu-
lopening van de brandstoftank is gestoken,
kan deze eruit vallen of kan er brandstof ge-
morst worden. En dit kan leiden tot brand, ex-
plosies en ernstig lichamelijk letsel.
● Tijdens het tanken moeten de motor, de in-
terieurv
oorverwarming ( ››› pag. 187) en het
contact om veiligheidsredenen uitgeschakeld
worden. » 279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 282 of 340

Aanwijzingen
●
Sch ak
el steeds uw mobiele telefoon en ra-
dio-installatie of andere elektronische appa-
raten uit voordat u begint te tanken. Elektro-
magnetische golven kunnen vonken
produceren en brand veroorzaken.
● Stap nooit in de wagen terwijl u tankt. Als
het abso
luut nodig zou zijn om in te stappen,
sluit dan het portier en raak een metalen op-
pervlak aan voordat u het vulpistool opnieuw
aanraakt. Op deze manier voorkomt u dat er
vonken ontstaan door elektrostatische ontla-
ding. Tijdens het tanken kunnen vonken
brand veroorzaken.
● Het tanken of vullen van jerrycans in de
buurt
van open vuur, vonken of voorwerpen
die langzaam branden (bijvoorbeeld sigaret-
ten) is ten strengste verboden.
● Voorkom elektrostatische ladingen en elek-
tromagneti
sche straling tijdens het tanken.
● Neem de veiligheidsvoorschriften van het
tanks
tation in acht.
● Mors nooit brandstof in de wagen of de ba-
gageruimt
e. ATTENTIE
SEAT raadt u in verband met de veiligheid aan
geen j err
ycan in de wagen mee te nemen.
Vooral bij een ongeval kan brandstof of res-
ten van brandstof uit de jerrycan lopen en
ontsteken, ook wanneer de jerrycan leeg is.
Dit kan leiden tot explosies, brand en licha-
melijk letsel. ●
Indien het ab so
luut nodig zou zijn brand-
stof in een jerrycan te moeten vervoeren,
houd dan rekening met het volgende:
–Plaats de jerrycan voor het vullen nooit in
of op de wagen (bijv. in de bagageruimte
of op de achterklep). Tijdens het vullen
kunnen de gassen van de brandstof ont-
steken door de elektrostatische lading.
– Zet de jerrycan altijd op de grond wan-
neer u deze vult.
– Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening van de jerrycan.
– Als u een metalen jerrycan gebruikt, dan
moet het vulpistool de jerrycan aanraken
wanneer deze gevuld wordt, om elektro-
statische ladingen te voorkomen.
– Neem de wettelijke voorschriften over het
gebruik, de opslag en het vervoer van jer-
rycans in acht.
– Let erop dat de jerrycan voldoet aan de
fabricagenormen, bijv. ANSI of
ASTM F852-86. VOORZICHTIG
● Ver w
ijder onmiddellijk gemorste brandstof
op de wagenlak om de wielkast, band en lak
niet te beschadigen.
● Het tanken van benzine in een dieselmotor
of v
ice versa kan de motor en het brandstof-
systeem ernstig beschadigen. Dergelijke sto-
ringen zijn niet inbegrepen in de SEAT-garan-
tie. Indien u bij vergissing een verkeerd
brandstoftype tankt, mag u in geen geval de motor starten. Zelfs als u maar een kleine
hoeveelheid
v
an de verkeerde brandstof ge-
tankt hebt. Roep de hulp van vakmensen in.
Als de motor draait, kan de samenstelling van
de verkeerde brandstof ervoor zorgen dat het
brandstofsysteem en de motor ernstig be-
schadigd raken.
● In wagens met dieselmotor mag nooit ben-
zine, ker
osine, verwarmingsolie of eender
welk ander brandstoftype dat niet uitdrukke-
lijk goedgekeurd is voor dieselmotoren ge-
tankt, of ermee gereden worden. Andere
brandstoftypen kunnen de motor en het
brandstoftoevoercircuit ernstig beschadigen,
waarvoor de SEAT-garantie elke verantwoor-
delijkheid afwijst. Milieu-aanwijzing
Brandstoffen kunnen het milieu verontreini-
gen. V
ang uitgelopen vloeistoffen op en lever
deze bij de desbetreffende inzamelingspun-
ten in. Let op
Bevat geen enkel noodmechanisme om de
tankk l
ep te ontgrendelen. Roep indien nodig
de hulp in van gespecialiseerd personeel. 280
Page 283 of 340

Controleren en bijvullen
Controlelampjes en brandstofmeter Afb. 235
In het instrumentenpaneel: brand-
s t
of
meter voor benzine en diesel.
Gaat branden.
Stand van de meter in de
rode markering (pijl)
››› afb. 235
De brandstoftank is
bijna leeg ››› . De
brandstofreserve
wordt gebruikt ››› pag.
41.Tanken zodra dit mogelijk is
››› .
Springt aan
De benzinetank is niet
goed gesloten.De wagen tot stilstand bren-
gen en de tankdop correct slui-
ten.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lamp
jes uit.
Wanneer het controlelampje of gaat
branden, worden de extra verwarming en de
hulpverwarming die op benzine werkt auto-
matisch uitgeschakeld. ATTENTIE
Als u met een te lage brandstofreserve rijdt,
kan de w ag
en midden in het verkeer tot stil-
stand komen. Dit kan ernstige ongevallen tot
gevolg hebben.
● Als het brandstofpeil te laag is, kan de
brands
toftoevoer van de motor verstoord ra-
ken, vooral bij het op- en afrijden van hellin-
gen.
● Als de motor "smoort" of afslaat door het
gebr
ek aan of de onregelmatige toevoer van
brandstof, vallen de stuurinrichting, alle
hulpsystemen voor de bestuurder en het rem-
hulpsysteem uit.
● Ga tanken zodra de tank nog maar voor 1/4
gevu
ld is, om het stilvallen van de wagen
door brandstofgebrek te voorkomen. VOORZICHTIG
● Let a
ltijd op de brandende controlelampjes
en neem de daarbij behorende beschrijvingen
en aanwijzingen in acht om geen schade aan
de wagen te veroorzaken.
● Vul de brandstoftank nooit helemaal. Als de
brands
toftoevoer onregelmatig is, kan dit tot
overslaan van de ontsteking leiden, en de niet verbrande brandstof kan in het uitlaat-
ga
s
systeem terechtkomen. Met deze brand-
stoffen zou het filter van de katalysator of het
dieselroetfilter beschadigd kunnen raken! Let op
Het pijltje naast het vulpistool in het instru-
ment enpaneel
››› afb. 235 geeft aan aan wel-
ke kant van de wagen zich de tankklep be-
vindt. Benzine of diesel tanken
Afb. 236
Geopende tankklep met vastgehaak-
t e t
ank
dop. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 41
Tanken
Aan de binnenzijde van de tankklep bevindt
zich een label waarop de voor de wagen te »
281
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 284 of 340

Aanwijzingen
gebruiken brandstof weergegeven is ››
› pag.
282.
● Zodra het volgens de voorschriften bedien-
de vu
lpistool voor de eerste keer wordt uitge-
schakeld, is de brandstoftank vol ››› .
● Niet blijven tanken na het uitschakelen! Als
u d at
t
och doet, wordt de ruimte van de tank
die voor de evt. uitzetting bedoeld is gevuld.
Brandstof zou uit de tank kunnen morsen,
ook vanwege de opwarming ervan. ATTENTIE
Als het vulpistool de brandstoftoevoer stopt,
ga d an niet
door met tanken. U tank kan an-
ders te vol raken. Hierdoor kan de brandstof
met kracht eruit lopen en weglekken. En dit
kan leiden tot brand, explosies en ernstig li-
chamelijk letsel. VOORZICHTIG
● Ver w
ijder onmiddellijk gemorste brandstof
op de wagenlak om de wielkast, band en lak
niet te beschadigen. Milieu-aanwijzing
De uitgelopen brandstof kan het milieu ver-
vui l
en. Brandstof
B en
z
inesoorten Welke benzinesoort voor uw wagen geschikt
is, s
t
aat aan de binnenzijde van de tankklep.
De wagen is met een katalysator uitgerust en
mag alleen op loodvrije benzine rijden. De
benzine moet voldoen aan de Europese norm
EN 228 resp. de Duitse norm DIN 51626-1 en
moet loodvrij zijn. U mag brandstoffen tan-
ken die maximaal 10% ethanol (E10) bevat-
ten. De diverse types benzine verschillen qua
octaangetal (RON) .
De volgende benamingen komen overeen
met die op de sticker op de tankklep:
Loodvrij super met octaangetal 95 of loodvrij
normaal met octaangetal van min. 91
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 95 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij normaal
met een octaangetal van 91, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Loodvrij super met octaangetal van min. 95
U moet loodvrij super met een octaangetal
van min. 95 gebruiken.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tal
l
en en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Loodvrij super met octaangetal 98 of loodvrij
super met octaangetal van min. 95
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 98 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij super
met een octaangetal van 95, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Benzinetoevoegingen
De brandstofkwaliteit beïnvloedt het soepel
draaien van de motor, het vermogen en de le-
vensduur van de motor. Daarom moet me-
taalvrije kwaliteitsbenzine getankt worden
met geschikte additieven, reeds toegevoegd
door de aardolie-industrie. Deze toevoegin-
gen beschermen tegen corrosie, reinigen het
brandstofsysteem en voorkomen aanslag in
de motor.
282
Page 285 of 340

Controleren en bijvullen
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
t aalvrij
e a
dditieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› .
Het i
s
gebleken dat niet alle benzine-additie-
ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T r
aadt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet
als op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoev
eelheid ethanol (bijv. E50, E85) be-
vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
systeem. ●
Eén keer t ank
en van loodhoudende brand-
stof of ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruik
en die zijn goedgekeurd door SEAT.
Additieven die het octaangetal verhogen of
de klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hog
e toerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U ku nt
benzine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schik
baar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
l
ep.
Geadviseerd wordt om diesel te gebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal 51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfi
lter, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
Winterdiesel
Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden. VOORZICHTIG
● De w ag
en is niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze brandstof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeist
ofverbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. 283
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 286 of 340

Aanwijzingen
Selectieve katalytische reduc-
tie* (AdBlue) In l
eidin
g tot themaIn wagens met "Selective Catalytic Reducti-
on" (Selectiev
e K
atalytische Reductie) wordt
een speciale oplossing van ureum (AdBlue)
in het uitlaatgassysteem geïnjecteerd, voor
een katalysator, om de uitstoot van stikstof-
oxiden te verminderen.
Het verbruik van AdBlue hangt af van de indi-
viduele rijstijl, de temperatuur van het sys-
teem en de omgevingstemperatuur.
AdBlue bevindt zich in een aparte tank in de
voertuig en moet bijgevuld worden bij een of-
ficiële dealer. De vulhoeveelheid van de Ad-
Blue-tank is ongeveer 17 liter.
De AdBlue-vulhoeveelheid moet gecontro-
leerd worden wanneer er servicewerkzaam-
heden worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de AdBlue-vulhoeveelheid te laag is, is
het mog elijk
dat de wagen na het uitschake-
len van het contact niet opnieuw gestart kan
worden. De wagen kan ook niet met een
noodstop of starthulp gestart worden!
● Vul voldoende hoeveelheid AdBlue bij, als
er nog 1.000 km (600 mijlen) te g
aan zijn.
● De AdBlue-tank niet leeg rijden. ATTENTIE
AdBlue is een irriterende en corroderende
vloeis t
of die verwondingen veroorzaken kan
als de vloeistof in contact komt met de huid,
de ogen of de ademhalingsorganen.
● Indien AdBlue in contact komt met de ogen
of de huid, moet min
stens 15 minuten ge-
spoeld worden met ruim water en een arts ge-
raadpleegd worden.
● In geval van inname van AdBlue, dient u de
mond gedurende min
stens 15 minuten te
spoelen met ruim water. Probeer niet te bra-
ken tenzij dit op advies van de arts gebeurt.
Roep onmiddellijk medische hulpverlening
in. VOORZICHTIG
AdBlue beschadigt oppervlakken zoals bij-
voorbeel d g
elakte onderdelen van de wagen,
kunststoffen, kleding en vloerbedekkingen.
Verwijder weggelekte AdBlue zo snel moge-
lijk met een natte doek en voldoende koud
water.
● Als de AdBlue gestold is, verwijder de Ad-
Blue dan met l
auw water en een spons. Waarschuwings- en controlelampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Het AdBlue-ni-
veau is te laag.Stop de wagen op een geschik-
te, veilige en vlakke plaats en
vul de minimale hoeveelheid
AdBlue bij ››› pag. 285.
Gaat rood brandensamen met
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Storing in het
AdBlue-systeem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Gaat geel branden
De reservehoeveel-
heid AdBlue is klein.
Vul AdBlue bij binnen het aan-
gegeven aantal kilometer (of
mijl)
››› pag. 285. SEAT raadt
aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadple-
gen. 284
Page 287 of 340

Controleren en bijvullen
Gaat geel brandensamen met
Er is een storing in
het AdBlue-systeem
opgetreden, of er is
een AdBlue-vloeistof
gebruikt die niet vol-
doet.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden branden terwijl een
werkingscontrole wordt uitgevoerd. Na enke-
le seconden gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. Informatie over AdBlue
Als er nog 2.400 km te gaan zijn, wordt er
een beric
ht
op het
instrumentenpaneel weer-
gegeven waarin staat dat de AdBlue bijge-
vuld moet worden ››› pag. 285. Als dit be-
richt genegeerd wordt, kan de motor vervol-
gens niet meer gestart worden ››› pag. 284.
SEAT raadt aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadplegen. Als u geen gespecialiseerde werkplaats kunt opzoeken,
moet u tijdelijk minim
aal 5,0 liter AdBlue bij-
vullen. Vul enkel AdBlue bij die uitdrukkelijk
is goedgekeurd door SEAT.
Wanneer de controlelampjes en tege-
lijk gaan branden, is er een storing. SEAT
raadt aan de dichtstbijzijnde gespecialiseer-
de werkplaats op te zoeken.
AdBlue ®
is een geregistreerd handelsmerk in
de V.S., Duitsland, de Europese Unie en an-
dere landen die aangesloten zijn bij de Duit-
se vereniging van autofabrikanten ("Verband
der Automobilindustrie e. V.", VDA).
AdBlue bijvullen Afb. 237
Linksachter in de bagageruimte: Ad-
Blue-t ank, ac
ht
er een deksel. Afb. 238
AdBlue-tank met sluiting van vulope-
nin g en fl
e
s voor bijvullen. Om AdBlue bij te vullen, moet de wagen op
een
vl
ak
terrein staan en bijv. niet met een
zijde op de stoeprand of op een helling. In-
dien de wagen niet op een vlak terrein staat,
is het mogelijk dat de vulindicatie de toege-
voegde hoeveelheid niet juist aangeeft. »
285
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 288 of 340

Aanwijzingen
Vulopening van tank openen
● Achterklep openen.
● Draai de snelsluiting van het deksel rechts-
om ››
›
afb. 237 en open het deksel naar vo-
ren.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank ›
›› afb. 238 1 linksom los.
AdBlue b ij
v
ullen
Gebruik uitsluitend door SEAT goedgekeurde
AdBlue die aan de norm ISO 22241-1 vol-
doet. Gebruik uitsluitend originele flessen.
● Neem de instructies en informatie van de
fabrikant
van de bijvulfles in acht.
● Let op de uiterste gebruiksdatum.
● Schroef de dop van de bijvulfles los.
● Plaats de bijvulfles 2 met de hals omlaag
g eric
ht
verticaal op de vulopening van de
tank.
● Druk de bijvulfles tegen de vulopening en
houd de fles
zo vast.
● Vul minstens 5,0 liter AdBlue bij (6 fles-
sen). Een kl
einere hoeveelheid zal niet vol-
doende zijn.
● Wacht tot de inhoud van de bijvulfles in de
AdBlue-tank g
elopen is. De fles niet indruk-
ken of beschadigen!
● Schroef de bijvulfles linksom los en haal ze
voor z
ichtig naar buiten ››› .●
Wanneer de fl
e
s geen AdBlue meer bevat,
weet u dat de AdBlue-tank vol is.
Vulopening van tank sluiten
● Draai de dop van de vulopening van de
tank ›
›› afb. 238 1 rechtsom in tot hij vast-
k likt
.
● Pl
aats het deksel en draai de snelsluiting
linksom om z
e te sluiten.
Handelingen die voor het wegrijden moeten
worden uitgevoerd
● Schakel na het bijvullen all
een het contact
in.
● Houd het contact gedurende minimaal 30
seconden ing
eschakeld zodat het systeem
kan detecteren dat de tank bijgevuld is.
● Wacht tot de 30 seconden voorbij zijn voor-
dat u w
egrijdt! ATTENTIE
Bewaar AdBlue enkel in de originele fles, die
goed g e
sloten op een veilige plaats bewaard
moet worden.
● Bewaar AdBlue nooit in lege blikken, fles-
sen of andere
verpakkingen om te vermijden
dat andere personen het product verwarren
met een andere vloeistof.
● Bewaar AdBlue steeds buiten bereik van
kinderen. VOORZICHTIG
● Vu l
enkel AdBlue bij die uitdrukkelijk is
goedgekeurd door SEAT. Elk ander type van
AdBlue kan de motor beschadigen!
● AdBlue mag nooit gemengd worden met
water of
andere toevoegingen. Elke willekeu-
rige storing veroorzaakt door een mengsel
valt niet onder de garantie.
● Nooit AdBlue aan de dieseltank toevoegen!
De lekk
en kunnen immers leiden tot bescha-
diging van de motor.
● Neem de bijvulfles niet continu mee in de
wagen. A
ls gevolg van temperatuurschomme-
lingen en beschadigingen van de fles kan de
fles doorlaatbaar worden en kan de AdBlue
het interieur beschadigen. Milieu-aanwijzing
Lever de bijvulfles met het oog op milieube-
sc hermin
g in bij geschikte inzamelpunten. Let op
U kunt bij een SEAT-garage geschikte bijvul-
fle s
sen met AdBlue verkrijgen.286