Page 145 of 340

Lichten en zicht
●
Gebruik in de w
inter alleen ruitensproeiers
met voldoende antivries.
● Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij
winter
se temperaturen zonder eerst de voor-
ruit met het ventilatiesysteem te verwarmen.
De antivries kan op de voorruit bevriezen en
zo het zicht bemoeilijken. ATTENTIE
Versleten of vieze ruitenwisserbladen vermin-
der en het
zicht en verhogen het risico op on-
gevallen en ernstig letsel.
● Vervang de ruitenwisserbladen altijd als ze
besc
hadigd of versleten zijn en de voorruit
niet goed schoonmaken. VOORZICHTIG
Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor het
eers t
aanzet, controleer of de ruitenwisser-
bladen niet zijn vastgevroren. Bij koud weer
kan het helpen de ruitenwissers in de servi-
cestand te zetten wanneer u de wagen par-
keert ›››
pag. 56. VOORZICHTIG
Als het contact met ingeschakelde ruitenwis-
sers w
ordt uitgeschakeld, beginnen de rui-
tenwissers weer op hetzelfde niveau te wis-
sen wanneer u het contact opnieuw inscha-
kelt. Bij vorst, sneeuw en andere voorwerpen
kunnen de ruitenwissers en de ruitenwisser-
motor beschadigd raken. Let op
● De ac ht
erruitwisser werkt alleen bij inge-
schakeld contact en gesloten motorkap res-
pectievelijk achterklep.
● Het intervalwissen van de ruitenwissers is
afhankelijk
van de snelheid van de wagen.
Hoe hoger de snelheid is, des te vaker de rui-
tenwissers bewegen.
● De achterruitwisser gaat automatisch aan
wanneer de ruiten
wissers aan staan en de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Functies van de ruitenwisser
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Als de wagen
stilstaatDe geactiveerde stand gaat tijdelijk
naar de voorgaande stand.
Tijdens de
werking van
de wis/was-
automaatDe airco schakelt 30 seconden in de re-
circulatiefunctie in om te voorkomen
dat de ruitensproeiervloeistof in het in-
terieur van de wagen te ruiken is.
Bij interval-
wissenDe intervallen werken volgens de snel-
heid. Hoe hoger de snelheid, des te
korter het interval.
Verwarmbare ruitensproeiers
D
e
v
erwarming ontdooit alleen de bevroren
sproeiers, niet het water in de slangen. De
verwarmbare ruitensproeiers stellen hun ver-
warmingsvermogen automatisch bij het in- schakelen van het contact in, afhankelijk van
de omgev
ingstemperatuur.
Koplampwisser/-sproeiersysteem
Het koplampwisser/-sproeiersysteem dient
om de koplampen schoon te maken.
Na het inschakelen van het contact, en wan-
neer de ruitensproeiers voor het eerst en ie-
dere vijf keer worden ingeschakeld, worden
ook de koplampen schoongemaakt. Daarom
moet de ruitenwisserhendel naar het stuur
worden toegetrokken wanneer het dimlicht of
het grootlicht brandt. Het vuil dat zich moge-
lijk op de koplampen heeft vastgezet (zoals
insectenresten) moet regelmatig worden
schoongemaakt (bijv. bij het tanken).
Om de werking van het koplampsproeiersys-
teem in de winter te garanderen, moet de
sneeuw worden verwijderd die zich in de
sproeiers van de bumper kan hebben verza-
meld. Mocht het nodig zijn, dan kan het ijs
met een antivriesspray worden verwijderd. Let op
Bij een obstakel op de voorruit probeert de
ruiten w
isser dit obstakel weg te schuiven. In-
dien het obstakel de ruitenwisser blijft blok-
keren, blijft de ruitenwisser stil staan. Verwij-
der het obstakel en zet de ruitenwisser weer
aan. 143
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 146 of 340

Bedienen
Regensensor* Afb. 143
Ruitenwisserhendel: regensensor Aafstellen.
Afb. 144
Gevoelig oppervlak van de regen-
sen sor
. De geactiveerde regensensor stuurt de rui-
t
en
w
isserinterval afhankelijk van de regenval
››› . De gevoeligheid van de regensensor
k an h
andm
atig worden ingesteld. Ruitenwis-
sers handmatig bedienen ››› pag. 142. Hendel in de gewenste stand drukken
›››
afb.
143:
Regensensor gedeactiveerd.
Regensensor actief; wis/was-automaat
indien nodig.
De gevoeligheid van de regensensor af-
stellen– de knop naar rechts instellen: hogere
gevoeligheid.
– de knop naar links instellen: lagere ge-
voeligheid.
Na het uitschakelen en opnieuw inschakelen
van het contact, blijft de regensensor geacti-
veerd en werkt hij weer zodra de ruitenwis-
sers in stand 1 staan en er harder dan 4
km/u (2 mph) w or
dt
gereden.
Gewijzigd gedrag van de regensensor
Mogelijke oorzaken van storingen en verkeer-
de interpretaties in het gebied van het gevoe-
lige oppervlak ››› afb. 144 van de regensen-
sor zijn o.a.:
● Beschadigde wisserbladen: een laagje wa-
ter op de bes
chadigde wisserbladen kan de
activeringstijd verlengen, de sproei-interval-
len verminderen of snel en continu wissen
veroorzaken.
● Insecten: door de aanwezigheid van insec-
ten k u
nnen de ruitenwissers geactiveerd wor-
den. 0 1
A ●
Str ooiz
out
op straat: in de winter kan het
zout dat op de straten wordt gestrooid een
overdreven lang wissen met een vrijwel dro-
ge voorruit veroorzaken.
● Vuil: droog stof, was, glasbekleding (lotus-
effect) of r
esten reinigingsmiddel (wasstraat)
kunnen de effectiviteit van de regensensor
verminderen of tot gevolg hebben dat deze
later of langzamer reageert of niet werkt.
● Barstje in de voorruit: door de inslag van
een steen w
ordt één wisbeweging met inge-
schakelde regensensor teweeggebracht. Ver-
volgens detecteert de regensensor dat het
gevoelige oppervlak verminderd is en stelt
zichzelf af. Afhankelijk van de omvang van de
inslag van de steen kan het gedrag van de
sensor anders zijn. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de regensensor de regen
niet v
oldoende detecteert en de ruitenwissers
inschakelt.
● Indien nodig schakelt u de ruitenwissers
met de hand in w
anneer het water het zicht
door de voorruit hindert. Let op
● Maak r
egelmatig het gevoelige oppervlak
van de regensensor schoon en controleer de
wisserbladen op mogelijke beschadigingen
››› afb. 144 (pijl).144
Page 147 of 340

Lichten en zicht
●
Om wa s
en afzettingen te verwijderen
wordt het gebruik van een glasreiniger met
alcohol aanbevolen. Achteruitkijkspiegel
Inl eidin
g tot thema ATTENTIE
De automatisch dimmende binnenspiegel be-
v at een el
ektrolytvloeistof die vrij kan komen
wanneer het glas van de spiegel breekt. Deze
vloeistof is irriterend voor de huid, de ogen
en de ademhalingsorganen.
● De elektrolytvloeistof is irriterend voor de
huid, de ogen en de ademh
alingsorganen,
met name voor personen die aan astma of an-
dere aandoeningen lijden. Zorg dat er vol-
doende frisse lucht de wagen inkomt en uit-
gaat als het niet mogelijk is om alle portieren
en ramen open te zetten.
● Als de ogen of huid met de elektrolytvloei-
stof
in contact komen, ten minste gedurende
15 minuten met ruim water spoelen en een
arts raadplegen.
● Als de schoenen of kleding met de elektro-
lytvloeis
tof in contact komen, ten minste ge-
durende 15 minuten met ruim water spoelen.
Voordat u ze weer gebruikt, uw schoenen en
kleding wassen.
● In geval van inname via de mond van de
elektro
lytvloeistof, de mond ten minste gedu- rende 15 minuten met ruim water spoelen.
Pro
beer niet
te braken tenzij dit op advies van
de arts gebeurt. Roep onmiddellijk medische
hulpverlening in. VOORZICHTIG
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende b innens
piegel breekt, kan er elektro-
lytvloeistof vrijkomen. Deze vloeistof kan de
kunststof oppervlakken aantasten. Daarom
dient u deze zo snel mogelijk met bijvoor-
beeld een spons schoon te maken. Binnenspiegel
Afb. 145
Handmatig dimmende binnenspie-
g el
. Afb. 146
Automatisch dimmende binnenspie-
gel . De bestuurder moet altijd de binnenspiegel
af
s
t
ellen zodat deze voldoende zicht via de
achterruit naar achteren biedt.
Handmatig dimmende binnenspiegel
● Basisstand: nok aan de onderkant van de
spieg
el naar voren laten wijzen.
● Om te dimmen de hendel naar achteren
trekken ›
›› afb. 145.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Legenda van afb. 146:
Controlelampje
Knop
Sensor die de lichtinval detecteert
Deze functie kan in- en uitgeschakeld worden
door knop van de binnenspiegel ››› afb. 146 »
1 2
3
145
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 148 of 340

Bedienen
2 in te drukken. Wanneer deze ingescha-
k el
d i
s, licht het controlelampje 1 op.
Bij in g
e
schakeld contact zet de sensor 3 au-
tomatis c
h
de binnenspiegel in de antiverblin-
dingsstand afhankelijk van het van achter in-
vallende licht.
De automatische dimfunctie wordt uitgescha-
keld wanneer de achteruit wordt ingescha-
keld of de binnenverlichting of de leeslamp-
jes branden. Let op
Wanneer de lichtinval op de sensor belet
wor dt
of wordt tegengehouden, bijvoorbeeld
door een rolgordijn, werkt de binnenspiegel
met automatische dimfunctie niet helemaal
perfect. Buitenspiegels
Afb. 147
In het bestuurdersportier: knop van
de b uit
en
spiegels. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 18
Draaiknop in de gewenste stand draaien:
Elektrisch inklappen van de buitenspiegels
››› .
Buitenspiegelverwarming inschakelen. De
spiegels worden alleen verwarmd als de omge-
vingstemperatuur lager is dan +20°C (+68°F).
De linker buitenspiegel instellen door de knop
naar voren, achteren, rechts of links te draaien.
De rechter buitenspiegel instellen door de
knop naar voren, achteren, rechts of links te
draaien.
Nulstand. Buitenspiegel uitgeklapt, verwar-
ming van de buitenspiegel uitgeschakeld, de
buitenspiegel kan niet worden ingesteld. Synchrone spiegelverstelling
● Selecteer in het menu Instellingen -
Comfort als
de b
uitenspiegels synchroon
moeten worden ingesteld ›››
pag. 28.
● De knop in stand L draaien.
● De link
er buitenspiegel instellen. De rech-
ter buit
enspiegel wordt gelijktijdig (syn-
chroon) mee ingesteld.
● Indien nodig, de instelling van de rechter
buiten
spiegel corrigeren: draai de knop in de
stand R.
Automatisch dimmende buitenspiegel aan
bestuurderszijde
De automatisch dimmende buitenspiegel
wordt samen met de automatisch dimmende
binnenspiegel aangestuurd ››› pag. 145.
Instellingen van de buitenspiegel van de bij-
rijder opslaan voor het achteruitrijden ● Kies de wagensleutel waar de instelling
moet wor
den opgeslagen.
● Ontgrendel de wagen met de sleutel.
● Schakel de automatische parkeerrem in.
● Draai de knop van de buitenspiegel in
stand
R (bijrijderszijde).
● Contact inschakelen.
● Zet de versnellingsbak in neutraal.
146
Page 149 of 340

Lichten en zicht
● Ga n
aar het
menu Instellingen op het
display in het instrumentenpaneel met be-
hulp van het multifunctiestuurwiel en selec-
teer Comfort .
● Selecteer de functie Helling achter-
uitkijkspiegel (indien deze optie al g
e-
markeerd is, deselecteert u ze en selecteert u
ze opnieuw).
● Schakel de achteruitversnelling in.
● Stel de buitenspiegel aan bijrijderszijde zo
in dat u de s
toeprand goed kunt zien.
● De ingestelde positie van de spiegel wordt
automati
sch opgeslagen en toegewezen aan
de sleutel waarmee de wagen wordt ontgren-
deld. Bij wagens met stoelgeheugen, zie
››› pag. 152.
De instellingen van de buitenspiegel aan bij-
rijderszijde activeren
● Draai de knop van de buitenspiegel in
stand
R.
● Schakel de achteruitversnelling in bij inge-
sch
akeld contact.
● De opgeslagen stand van de buitenspiegel
aan bijrijders
zijde voor de achteruit wordt ge-
wist wanneer men zo'n 15 km/u (9 mph)
vooruit rijdt of de knop vanuit stand R in een
andere stand draait. ATTENTIE
Het onachtzaam in- en uitklappen van de bui-
ten s
piegel kan verwondingen veroorzaken.
● Klap de buitenspiegel alleen in of uit wan-
neer er zic
h niemand in de baan van de spie-
gel bevindt.
● Let er bij het bewegen van de buitenspiegel
op dat u
w vingers niet tussen de spiegel en
de spiegelsteun ingeklemd kunnen raken. ATTENTIE
Het niet goed inschatten van de afstand met
de acht er
opkomende wagen kan tot ongeval-
len met ernstige gevolgen leiden.
● Convexe of asferische spiegels vergroten
het blik
veld maar de voorwerpen worden klei-
ner en verderaf weerspiegeld.
● Het gebruik van deze spiegels om de af-
stand t
ot de volgende wagen in te schatten
wanneer u van rijstrook veranderd, is on-
nauwkeurig en kan ongevallen met ernstige
gevolgen veroorzaken.
● Gebruik zo mogelijk de binnenspiegel om
de afst
and tot het achteropkomend verkeer of
in andere omstandigheden te beoordelen.
● Zorg dat u voldoende zicht naar achteren
hebt. VOORZICHTIG
● U moet de b uit
enspiegels altijd inklappen
wanneer u door een wasstraat rijdt. ●
De el ektri
sch inklapbare buitenspiegels
mogen mechanisch worden uit- of ingeklapt
omdat hierdoor de elektrische bediening be-
schadigd kan worden. Milieu-aanwijzing
De verwarming van de buitenspiegels moet
niet lan
ger dan nodig aan blijven staan. An-
ders wordt onnodig veel brandstof verbruikt. Let op
● De v
erwarming van de buitenspiegels ver-
warmt in het begin op het hoogste vermogen,
na ongeveer 2 minuten verwarmt deze afhan-
kelijk van de buitentemperatuur.
● Bij een storing kunnen de elektrisch be-
diende buiten
spiegels met de hand worden
ingesteld door tegen de rand van het spiege-
loppervlak te drukken. 147
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 150 of 340

Bedienen
Stoelen en hoofdsteunen
St oel
en en hoof
dsteunen ver-
stellen
Stoelen handmatig verstellen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 15 ATTENTIE
Belangrijke informatie, tips, adviezen en
waar s
chuwingen die u in het belang van uw
eigen veiligheid en de veiligheid van uw pas-
sagiers moet lezen en in acht nemen, vindt u
in het hoofdstuk Veilig rijden ››› pag. 58. ATTENTIE
● Ver s
tel de voorstoelen uitsluitend terwijl de
wagen stil staat. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken.
● Voorzichtig bij het verstellen van de stoel-
hoogte! Door on
gecontroleerd of onachtzaam
te verstellen kunt u bekneld komen te zitten -
levensgevaarlijk!
● De rugleuningen van de voorstoelen mogen
niet te
veel achterover staan tijdens het rij-
den. Anders kunnen de veiligheidsgordels en
het airbagsysteem hun beschermfunctie niet
vervullen, met het bijbehorend risico op ern-
stige letsels bij ongeval. Bestuurdersstoel elektrisch verstel-
l
en* Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 16 ATTENTIE
Het onachtzaam of ongecontroleerd gebrui-
ken v
an de elektrische voorstoelen kan ern-
stig letsel veroorzaken.
● De voorstoelen kunnen ook elektrisch ver-
stel
d worden met het contact uitgeschakeld.
Laat nooit kinderen of hulpbehoevende per-
sonen alleen achter in de wagen.
● In geval van nood, onderbreekt u de elektri-
sche
verstelling door op een andere toets te
drukken. VOORZICHTIG
Om de elektronische onderdelen van de voor-
st oel
en niet te beschadigen, mag u nooit op
de stoelen knielen noch geconcentreerde
druk uitoefenen op een enkel punt van de zit-
ting of rugleuning. Let op
● Indien de acc u
van de wagen bijna leeg is,
is het mogelijk dat de stoel niet elektrisch
versteld kan worden.
● Bij het starten van de motor, wordt de mo-
gelijkheid om de s
toel te verstellen onderbro-
ken. Stoelen achterin verstellen
Afb. 148
Stoelen achterin verstellen.
FunctieNodige handelingen
1 Rugleuning ver-
stellen.
Trek aan de hendel en zet de rug-
leuning in de gewenste stand
›››
. De voorstoel moet vastklik-
ken wanneer de hendel wordt
losgelaten! In de derde zitrij en
de middelste stoel van de tweede
zitrij bevindt zich een handvat in
plaats van de hendel. De bedie-
ning gebeurt zoals met de hen-
del.
2 Enkel in de
tweede zitrij: Naar
voren of naar ach-
teren schuiven van
de stoel.Trek aan de hendel en verschuif
de stoel. De stoel moet vastklik-
ken wanneer de hendel wordt
losgelaten! 148
Page 151 of 340

Stoelen en hoofdsteunen
VOORZICHTIG
● Indien de rugleu nin
g van de tweede zitrij
helemaal naar achteren gekanteld wordt, kan
dit de hoedenplank beschadigen. Alvorens de
rugleuning te verstellen, dient u de hoeden-
plank uit te bouwen.
● Door de stoelen achterin in de lengterich-
ting te
verschuiven, kunnen voorwerpen die
zich in de bagageruimte bevinden bescha-
digd raken. Hoofdsteun verstellen
Afb. 149
A: Verstelling van de hoofdsteunen
z onder mog
elijk
heid voor afstelling in lengte-
richting; B: Verstelling van de hoofdsteunen
met mogelijkheid voor afstelling in lengte-
richting. Afb. 150
Verstelling van de hoofdsteunen van
de tweede of der
de zitrij. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 17
Alle plaatsen zijn uitgerust met hoofdsteu-
nen.
Omhoog of omlaag verstellen
● Breng de hoofdsteun omhoog in pijlrich-
ting of
verplaats deze omlaag - ››› afb. 149 of
››› afb. 150 1 - door op de knop
››
›
in
Hoof d
s
teunen uit- en inbouwen op pag. 151
te drukken.
● De hoofdsteun moet veilig in een stand
vas
tklikken. In de tweede zitrij zijn drie stan-
den mogelijk; in de derde zitrij zijn twee
standen mogelijk. »
149
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 152 of 340

Bedienen
Voorste hoofdsteunen verstellen
● Verplaats de hoofdsteun naar voren in pijl-
ric htin
g of
naar achteren ››› afb. 149 1 B
door op de knop t e drukk
en.
● D
e hoofdsteun moet veilig in een stand
vas
tklikken.
Juiste stand van de hoofdsteunen
Verstel de hoofdsteun zo dat de bovenrand
hiervan op dezelfde hoogte komt te staan als
de bovenzijde van het hoofd, in geen geval
tot onder ooghoogte. Houd de nek zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun.
Verstellen van de hoofdsteunen voor kleine
personen
Schuif de hoofdsteun helemaal omlaag, zelfs
als het hoofd onder de bovenrand ervan
blijft. Als de hoofdsteun volledig omlaag ge-
schoven is, is het mogelijk dat er tussen de
hoofdsteun en de rugleuning een kleine
spleet zit.
Verstellen van de hoofdsteunen voor grote
personen
Schuif de hoofdsteun helemaal omhoog. Hoofdsteunen uit- en inbouwen
Afb. 151
A: Inbouwen van de hoofdsteunen
z onder mog
elijk
heid voor afstelling in lengte-
richting, B: Inbouwen van de hoofdsteunen
met mogelijkheid voor afstelling in lengte-
richting. Afb. 152
Inbouwen van de hoofdsteunen van
de tweede of der
de zitrij. Alle plaatsen zijn uitgerust met hoofdsteu-
nen.
Uit
bou
w
en van de voorste hoofdsteunen bij
wagens zonder in lengterichting verstelbare
hoofdsteunen
● Verstel indien nodig de rugleuning om de
hoofds
teunen te kunnen inbouwen.
● Schuif de hoofdsteun helemaal naar boven
›››
.
● Verwijder de hoofdsteunen door de knop
v o
l
ledig in te drukken ››› afb. 151 1 A.
Inbou w
en
van voorste hoofdsteunen bij wa-
gens zonder in lengterichting verstelbare
hoofdsteunen
● Plaats de hoofdsteunen correct boven de
betreffende openin
gen in de rugleuning en
steek ze daarin.
150