Page 73 of 340

Airbagsysteem
●
De g or
delspanners en oprolautomaten mo-
gen niet gerepareerd worden en moeten dus
worden vervangen. Milieu-aanwijzing
De airbagmodules en gordelspanners kunnen
per ch
loraat bevatten. Leef de wettelijke bepa-
lingen voor hun verwijdering na. Airbagsysteem
K or
t
e inleiding
Inleiding tot thema Het voertuig beschikt over voorairbags voor
bes
t
uurder en voorpassagier. De voorairbags
kunnen extra bescherming bieden aan de
thorax en het hoofd van de bestuurder en
voorpassagier als de stoelen, veiligheidsgor-
dels en hoofdsteunen en, in het geval van de
bestuurder, het stuurwiel, correct gebruikt en
ingesteld worden. Airbags zijn een extra vei-
ligheidsvoorziening. Een airbag is geen ver-
vanging van de veiligheidsgordel, die altijd
moet worden gebruikt, zelfs als de voorstoe-
len voorairbags hebben. ATTENTIE
Vertrouw nooit blindelings op het airbagsys-
teem a l
s beschermingsmaatregel.
● Zelfs wanneer de airbag geactiveerd wordt,
gaat het
nog slechts om een aanvullende be-
scherming.
● Het airbagsysteem biedt een optimale be-
schermin
g wanneer de veiligheidsgordels
correct omgegespt zijn, waardoor het letselri-
sico vermindert ››› pag. 67, Hoe worden vei-
ligheidsgordels goed vastgegespt? .
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
correct
e zithouding aannemen, de veilig-
heidsgordel van hun plaats goed omgespen en die blijven dragen tijdens het rijden. Dit
gel
dt
voor alle inzittenden. ATTENTIE
Indien er zich voorwerpen bevinden tussen
de in zitt
enden en het werkingsgebied van de
airbags, verhoogt het risico op letsel bij acti-
vering van de airbags. Hierdoor wordt het
ontplooiingsgebied van de airbag gewijzigd
of worden de voorwerpen tegen het lichaam
geslingerd.
● Draag nooit voorwerpen in de hand of op
schoot
tijdens het rijden.
● Vervoer nooit voorwerpen op de bijrijders-
stoel
. Bij bruusk remmen of plotselinge ma-
noeuvres kunnen voorwerpen terechtkomen
in de actieradius van de airbags en door het
interieur geslingerd worden bij activering er-
van.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge-
bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of voorwerpen bevinden.
Zorg ervoor dat zowel de kinderen als de an-
dere inzittenden deze aanbeveling naleven. ATTENTIE
De beschermende werking van het airbagsys-
teem i s
slechts voor één ongeval toereikend.
Na activering van de airbag moet het systeem
vervangen worden.
● Laat de geactiveerde airbags en de hier-
door beïnvloede onderdel
en van het systeem» 71
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 74 of 340

Veiligheid
vervangen door nieuwe onderdelen die door
SEA
T g
oedgekeurd zijn voor de wagen.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitv
oeren door een gespecialiseerde
werkplaats. De gespecialiseerde werkplaat-
sen beschikken over de noodzakelijke ge-
reedschappen, diagnose-apparatuur, repara-
tie-informatie en gekwalificeerd personeel.
● Bouw nooit airbagonderdelen in die gerecy-
cled of
afkomstig zijn van gebruikte wagens.
● Voer nooit veranderingen uit aan de onder-
delen v
an het airbagsysteem. ATTENTIE
Wanneer de airbags afgaan kan fijn stof vrij-
komen. Dit i
s normaal en geen teken van vuur
in de wagen.
● Dit fijnstof kan de huid en ogen irriteren en
ademha
lingsmoeilijkheden veroorzaken,
vooral bij personen die lijden aan astma of
andere aandoeningen van de luchtwegen. Om
de ademhalingsmoeilijkheden te verminde-
ren, verlaat de wagen en open portieren en
ruiten voor de ventilatie van het interieur.
● Als u in aanraking komt met het stof, was
uw handen en g
ezicht met een milde zeep en
water vóór de volgende maaltijd.
● Voorkom dat het stof in aanraking komt
met de ogen of
met open wonden.
● Spoel uw ogen met water uit als er stof in
gekomen i
s. ATTENTIE
Door schoonmaakmiddelen met oplosmidde-
len w or
dt het oppervlak van de airbagmodu-
les poreus. Als de airbag bij een ongeval af-
gaat, kan het loskomen van plastic onderde-
len ernstig letsel veroorzaken.
● Reinig het dashboard en het oppervlak van
de airbagmodul
es nooit met schoonmaak-
middelen met oplosmiddelen. Beschrijving van het airbagsysteem
Het airbagsysteem is geen vervanging van de
v
ei
ligheid
sgordel! Het airbagsysteem biedt
in combinatie met de veiligheidsgordels een
bijkomende bescherming voor de bestuurder
en bijrijder.
Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk van
de installatie) uit de volgende modules:
● Elektronisch regelapparaat
● Voorairbags voor de bestuurder en bijrijder
● Knie-airbag voor de bestuurder
● Zijairbags
● Hoofdairbags
● Controlelampje van de airbag in het
in-
strumentenpaneel
● Sleutelschakelaar voor de voorairbag van
de bijrijder ●
Contro
lelampje voor het uitschakelen/in-
schakelen van de voorairbag.
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd. Telkens wanneer
het contact wordt ingeschakeld, gaat het air-
bagcontrolelampje enkele seconden branden
(zelfdiagnose).
Er is een storing in het systeem als het con-
trolelampje :
● gaat niet branden wanneer het contact
wordt
ingeschakeld,
● niet na ca. vier seconden uitgaat nadat het
contact
werd ingeschakeld,
● weer gaat branden nadat het contact werd
inge
schakeld en het controlelampje uitging,
● gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den.
Het airbag
systeem wordt niet geactiveerd
bij:
● uitgeschakeld contact,
● lichte frontale botsingen,
● lichte botsingen van opzij;
● botsingen van achteren;
● over de kop slaan.
72
Page 75 of 340

Airbagsysteem
ATTENTIE
● De m ax
imale beschermende werking van de
veiligheidsgordels en het airbagsysteem
wordt alleen bij een correcte zitpositie be-
reikt ››› pag. 59.
● Als er een storing in het airbagsysteem is,
moet het sy
steem direct in een werkplaats
van een officiële dealer worden gecontro-
leerd. Anders bestaat het gevaar dat de air-
bags bij een botsing helemaal niet of niet op-
timaal worden geactiveerd. Airbag activeren
De airbag wordt in een fractie van een secon-
de en met
hog
e s
nelheid opgeblazen om bij
een ongeval extra bescherming te kunnen
bieden.
Het airbagsysteem is enkel klaar voor werk-
ing met ingeschakeld contact.
In bijzondere omstandigheden van ongeval-
len kunnen verscheidene airbags tegelijk af-
gaan.
Bij lichte botsingen frontaal, van opzij of van
achteren, kantelen of doorrollen van het voer-
tuig, zullen de airbags niet afgaan.
Factoren van activering
Er kunnen geen algemene uitspraken worden
gedaan over de omstandigheden die leiden
tot het activeren van het airbagsysteem in elke situatie. Wel zijn er een aantal factoren
die een belangrijk
e rol spelen, zoals bijvoor-
beeld de eigenschappen van het voorwerp
dat botst tegen het voertuig (hard/zacht),
botshoek, rijsnelheid enz.
Doorslaggevend voor de activering van de
airbags is het traject van vertraging.
Het regelapparaat analyseert het traject van
de botsing en activeert het betreffende be-
vestigingssysteem.
Indien tijdens de botsing de gemeten vertra-
ging van het voertuig die daaruit volgt onder
de vooraf ingestelde referentiewaarden in het
regelapparaat blijft, zullen de airbags niet af-
gaan zelfs al kan het voertuig ernstig ver-
vormd worden.
Bij ernstige frontale botsingen worden de
volgende airbags geactiveerd:
● Voorairbag van de bestuurder.
● Voorairbag van de bijrijder.
● Knie-airbag voor de bestuurder.
Bij ernstig
e botsingen van opzij worden de
volgende airbags geactiveerd:
● Zij-airbag vooraan aan de zijde van het on-
geval
.
● Zij-airbag achteraan aan de zijde van het
ongev
al.
● Hoofdairbag aan de zijde van het ongeval. Bij een ongeval met activering van de airbag:
●
gaan de lampjes van het interieur branden
(indien de sch
akelaar voor binnenverlichting
in portierschakelaarstand staat);
● worden de knipperlichten tegelijk inge-
sch
akeld;
● worden alle portieren ontgrendeld;
● wordt de toevoer van brandstof naar de
motor afg
esloten.
Veiligheidsaanwijzingen voor
de airbags V
oorairbags Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 19. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de voorair-
bags
steeds vrij.
● Maak nooit voorwerpen vast aan de dek-
sels noc
h in het werkingsgebied van de air-
bagmodules, bv. blikjes- of telefoonhouders.
● Tussen de personen voorin en het wer-
king
sbereik van de airbag mogen zich verder » 73
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 76 of 340

Veiligheid
geen personen, dieren of voorwerpen
bevinden.
●
Maak
geen enkel voorwerp aan de voorruit
aan de kant
van de voorpassagier vast boven
de voorairbag.
● Plak geen stickers op de opgevulde plaat
van het s
tuurwiel noch het oppervlak van de
voorairbagmodule in het dashboard aan de
zijde van de voorpassagier, noch deze delen
anderszins bedekken of veranderen. ATTENTIE
De voorairbags worden ontvouwen voor het
s tuur
wiel ›››
afb. 25 en het dashboard
››› afb. 26.
● Tijdens het rijden moet u het stuurwiel al-
tijd met beide handen aan de b
uitenste rand
vasthouden: positie van 9 en 3 uur.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat er ten
minst
e 25 cm ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel. Als het door
uw lichaamsbouw niet mogelijk is om hieraan
te voldoen, neem dan onmiddellijk contact op
met een gespecialiseerde werkplaats.
● Verstel de bijrijdersstoel zo dat de afstand
tus
sen de voorpassagier en het dashboard zo
groot mogelijk is. Knie-airbag*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 20. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● De airbag voor de knieën wordt ontvouwen
voor de knieën v
an de bestuurder. Houd het
werkingsgebied van de airbag voor de knieën
steeds vrij.
● Plaats geen voorwerpen op het deksel noch
in het werk
ingsgebied van de airbag voor de
knieën.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat min-
sten
s 10 cm (4 inch) ruimte tussen de knieën
en de airbag voor de knieën aanwezig is. Als
het door uw lichaamsbouw niet mogelijk is
om hieraan te voldoen, neem dan onmiddel-
lijk contact op met een gespecialiseerde
werkplaats. Zijairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 21. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de zijairbags
steed
s vrij.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge- bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dier
en of
voorwerpen bevinden.
● Hang enkel lichte kledingstukken aan de
haken
van de wagen. Laat geen zware of
scherpe voorwerpen achter in de zakken.
● Monteer geen accessoires in de portieren.
● Gebruik alleen stoelhoezen die goedge-
keurd
zijn voor de wagen. Bij een ongeval zou
de zijairbag anders niet ontvouwen kunnen
worden. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de bestuurders- en
b ijrijder s
stoel kan de correcte werking van de
zijairbag beïnvloeden en ernstig letsel ver-
oorzaken.
● Bouw de voorstoelen nooit uit en wijzig
geen enkel
onderdeel ervan.
● Door overmatige druk uit te oefenen op de
zijkant
en van de rugleuningen, is het moge-
lijk dat de zijairbags niet correct, helemaal
niet of onverwacht geactiveerd worden.
● Beschadigingen aan de originele stoelhoe-
zen of de n
aad in de module van de zijairbag
moeten direct door een gespecialiseerde
werkplaats worden gerepareerd. Hoofdairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 21.
74
Page 77 of 340

Airbagsysteem
ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de hoofdair-
bags
steeds vrij.
● Plaats geen voorwerpen op het deksel noch
in het werk
ingsgebied van de hoofdairbag.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge-
bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of voorwerpen bevinden.
● Hang enkel lichte kledingstukken aan de
haken
van de wagen. Laat geen zware of
scherpe voorwerpen achter in de zakken.
● Monteer geen accessoires in de portieren.
● Plaats geen gordijnen aan de ruiten die niet
uitdrukkelijk
goedgekeurd zijn voor gebruik
in de wagen.
● Draai de rolgordijnen enkel naar de ruiten
indien geen enkel
voorwerp, bv. balpen of ga-
ragedeuropener, aan de gordijnen vastge-
maakt zijn. Airbags buiten werking stellen
C ontr
o
lelampje Afb. 90
Controlelampje in het dashboard voor
de uits c
h
akeling van de voorairbag van de
voorpassagier.
Gaat branden in het instru-
mentenpaneel
Storing in het
systeem van air-
bags en gordel-
spanners.Laat het systeem onmiddellijk door
een specialist controleren.
Gaat branden in het dash-
board
Storing in het air-
bagsysteem.Laat het systeem onmiddellijk door
een specialist controleren.
Voorairbag van
de voorpassagier
buiten werking
gesteld.Controleer of de airbag uitgescha-
keld moet blijven Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Indien de voorairbag van de bijrijder uitge-
schakeld is en het controlelampje
niet blijft branden , of brandt samen
met het controlelampje van het instru-
mentenpaneel, kan het zijn dat er een storing
aanwezig is in het airbagsysteem ››› .
ATTENTIE
In geval van storing van het airbagsysteem, is
het mog elijk
dat de airbag moeilijk, helemaal
niet of onverwacht afgaat. Dit kan ernstig of
zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
● Laat het airbagsysteem onmiddellijk door
een ges
pecialiseerde werkplaats nakijken.
● Monteer nooit een kinderzitje op de voor-
stoel
››› pag. 82, of verwijder het ingebouw-
de kinderzitje! De voorairbag van de voorpas-
sagier zou ondanks het defect af kunnen
gaan bij een aanrijding. » 75
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 78 of 340

Veiligheid
VOORZICHTIG
Let altijd op de brandende controlelampjes
en neem de daarb ij behor
ende beschrijvingen
en aanwijzingen in acht om geen schade aan
de wagen te veroorzaken. Handmatig in- en uitschakelen van de
front
airb
ag aan bijrijderszijde met de
sleutelschakelaar Afb. 91
In het dashboardkastje, aan de bijrij-
der sz
ijde: sleutelschakelaar om de voorair-
bag aan bijrijderszijde in en uit te schakelen. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 20.
De frontairbag aan bijrijderszijde moet bui-
ten werking worden gesteld wanneer een
kinderzitje met de rugleuning naar het dash-
board gekeerd op de stoel wordt geïnstal-
leerd. Voorairbag van de voorpassagier in paraat-
heid breng
en
● Contact uitschakelen.
● Open het dashboardkastje aan de bijrij-
dersz
ijde.
● Voer de sleutelbaard in de gleuf in die voor-
zien is
op de schakelaar voor uitschakeling
van de bijrijdersairbag ››› afb. 91. De baard
moet ca. 3/4 van zijn lengte ingevoerd wor-
den, tot tegen de aanslag.
● Draai de sleutel vervolgens zachtjes om de
stand op
te plaatsen. Oefen geen druk uit
indien u weerstand ondervindt en zorg ervoor
dat de sleutelbaard tot het einde ingevoerd
is.
● Sluit het dashboardkastje aan de bijrijders-
zijde.
● Contr
oleer of met het contact ingeschakeld
het contr
olelampje in
het dashboard niet gaat branden ››› pag. 75.
Hoe kunt u zien dat de voorairbag van de
voorpassagier uitgeschakeld is
Het uitschakelen van de frontairbag van de
bijrijder wordt enkel aangegeven door het
permanent branden van het controlelampje
in het dashboard (
brandt continu geel) ›››
pag. 75, Controle-
lampje.
Indien het controlelampje
in de middenconsole niet permanent
blijft branden of gaat branden in combinatie met het controlelampje in het ins
trumen-
tenpaneel, mag om veiligheidsredenen geen
bevestigingssysteem voor kinderen inge-
bouwd worden in de bijrijdersstoel. De voor-
airbag van de voorpassagier zou kunnen bij
een aanrijding afgaan. ATTENTIE
De voorairbag van de voorpassagier mag al-
leen in s pec
iale gevallen uitgeschakeld wor-
den.
● De voorairbag van de voorpassagier mag al-
len met uit
geschakeld contact worden in- en
uitgeschakeld. Anders zou het airbagsysteem
beschadigd kunnen raken.
● De verantwoordelijkheid voor de juiste
stand
van de sleutelschakelaar ligt bij de be-
stuurder.
● Schakel de voorairbag van de voorpassa-
gier all
een uit wanneer, in uitzonderlijke ge-
vallen, een kinderzitje geplaatst moet wor-
den.
● Schakel de voorairbag van de voorpassa-
gier weer in z
odra het kinderzitje in de voor-
stoel niet langer gebruikt wordt.
● Laat de sleutel in geen geval in de schake-
laar v
oor uitschakeling van de airbag zitten,
want de sleutel kan beschadigd worden of de
airbag kan bij het rijden in werking of buiten
werking gesteld worden. 76
Page 79 of 340

Veilig vervoer van kinderen
Veilig vervoer van kinderen
V ei
ligheid
van kinderen
Inleiding tot thema Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 22.
Om baby's en kinderen te vervoeren in een
kinderzitje of ander gordelsysteem voor kin-
deren geplaatst op de bijrijdersstoel, dient
eerst de informatie over het airbagsysteem
volledig gelezen te worden.
Deze informatie is van groot belang voor de
veiligheid van de bestuurder en alle andere
inzittenden, met name baby's en kinderen.
SEAT adviseert kinderzitjes uit het SEAT-ac-
cessoireprogramma te gebruiken. Deze kin-
derzitjes zijn voor het gebruik in SEAT-wa-
gens ontwikkeld en getest. Bij uw Technische
Dienst kunt u kinderzitjes met verschillende
gordelsystemen aanschaffen.
Gebruik een gordelsysteem voor kinderen
met steunplaat of voet
Sommige gordelsystemen voor kinderen wor-
den bevestigd aan de stoel door middel van
een steunplaat of voet. Voor sommige uitrus-
tingen kunnen bijkomende accessoires ver-
eist zijn (bijvoorbeeld, een element voor de
vloer) om het gordelsysteem voor kinderen
correct en veilig te bevestigen. ATTENTIE
Kinderen die niet of niet correct vastgemaakt
zijn, lopen het ri
sico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel tijdens de rit.
● Als op de bijrijdersstoel een kinderzitje
wordt
gemonteerd, betekent dit bij een aan-
rijding een grotere kans op, mogelijk dode-
lijk, lichamelijk letsel bij het kind.
● Een geactiveerde bijrijdersairbag kan een
kinderz
itje, dat met de rug naar het dash-
board is gekeerd, raken en dit met volle
kracht tegen het portier, de hemelbekleding
of de rugleuning werpen.
● Nooit een kinderzitje op de bijrijdersstoel
beves
tigen waarbij het kind met de rug naar
het dashboard is gekeerd en de frontairbag in
paraatheid is - levensgevaarlijk! Wanneer het
in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk is een
kind op de bijrijdersstoel mee te nemen,
moet de frontairbag aan de bijrijderszijde
buiten werking worden gesteld ››› pag. 75. In-
dien de bijrijdersstoel over een hoogterege-
ling bezit, plaats deze dan zo ver mogelijk
naar achteren en in de hoogste positie. Als de
stoel over een vast zitje bezit, plaats daar
dan geen kinderzitje op.
● In de versies zonder sleutelschakelaar voor
het uits
chakelen van de airbag dient de uit-
schakeling door een Technische Dienst te
worden verricht.
● Kinderen t/m 12 jaar moeten altijd op de
zitpl
aatsen achterin worden vervoerd. ●
Bev ei
lig kinderen in de wagen altijd met
een goedgekeurd bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en lengte.
● Gesp de veiligheidsgordel steeds correct
om bij de kinder
en en laat hen een juiste zit-
houding aannemen.
● Zet de rugleuning rechtop wanneer op deze
plaat
s een kinderzitje gebruikt wordt.
● Zorg ervoor dat het hoofd van het kind of
een ander lichaamsdeel
nooit in het wer-
kingsgebied van de zijairbags terecht kan ko-
men.
● Let op een correct gordelverloop.
● Draag baby's of kinderen nooit op schoot of
in de armen.
● Op elke zitplaats voor kinderen mag
slec
hts één kind tegelijk vervoerd worden.
● Als u een kinderzitje met basis of voet ge-
bruikt, dan moet u er a
ltijd voor zorgen dat
deze basis of voet correct en veilig inge-
bouwd is.
● Als de wagen in de voetenruimte voor de
laats
te zitrij over een opbergvak beschikt,
dan kunt u dit opbergvak niet zoals bedoeld
is, gebruiken; integendeel: u moet het op-
bergvak met een speciaal accessoire vullen
zodat de basis of voet correct op het gesloten
opbergvak past en het kinderzitje volgens de
voorschriften vastgemaakt is. Als u een kin-
derzitje met basis of voet gebruikt en dit op-
bergvak niet goed vastmaakt, kan het op-
bergvak tijdens een ongeval breken en wordt
het kind uit het stoeltje gelanceerd. Dit kan
leiden tot ernstig letsel. » 77
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 80 of 340

Veiligheid
●
Lee s
de gebruiksaanwijzingen van de fabri-
kant van het kinderzitje en volg ze op. ATTENTIE
Bij bruusk remmen, plotselinge manoeuvres
of on g
eval, kan een leeg en losstaand kinder-
zitje door het interieur geslingerd worden en
letsel veroorzaken.
● Indien het kinderzitje niet gebruikt wordt
tijdens het
rijden, moet het stevig vastge-
maakt worden of in de bagageruimte opge-
borgen worden. Let op
Na een ongeval moet het kinderzitje vervan-
gen w or
den, aangezien het onzichtbare scha-
de geleden kan hebben. Belangrijke aanwijzingen voor de
v
oor
airb
ag van de bijrijder Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 22.
Neem de veiligheidsaanwijzingen van de vol-
gende hoofdstukken in acht:
● Kinderzitjes en airbag aan bijrijderszijde
›››
pag. 80, Gebruik van het kinderzitje op
de bijrijdersstoel. ●
Veiligheid
safstand tot de airbag aan bijrij-
derszijde ››› in Inleiding tot thema op
p ag. 71
.
● V
oorwerpen tussen de bijrijder en de air-
bag aan bijrijder
szijde ››› in Voorairbags
op p ag. 73
Kinder z
itjes
Veiligheid
saanwijzingen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 22. ATTENTIE
De onderste verankeringen voor kinderzitjes
zijn g een og
en om last te bevestigen. Maak
kinderzitjes alleen vast in de onderste veran-
keringen. ATTENTIE
De kinderzitjes met verankeringen onderaan
en beve s
tigingsriem bovenaan in overeen-
stemming met de aanwijzingen van de fabri-
kant moeten worden ingebouwd. Anders kan
dit tot ernstig letsel leiden.
● Maak steeds een enk
ele bevestigingsgor-
del van een kinderzitje vast aan de bevesti-
gingsring (voor TOP TETHER) van de rugleu-
ning van de stoel achterin in de bagageruim-
te. ●
Maak de k
inderzitjes nooit vast aan de
ogen voor bevestiging van last in de bagage-
ruimte.
● Bevestig nooit kinderzitjes op de beweeg-
bare onder
delen in wagens met railsystemen
en verankeringselementen . ATTENTIE
In het algemeen is de achterbank steeds de
v ei lig
ste plaats voor juist omgegespte kinde-
ren bij een ongeval.
● Een geschikt, juiste geplaatst en gebruikt
kinderz
itje op een van de zitplaatsen achterin
biedt de hoogst mogelijke bescherming voor
baby's en kleine kinderen in het merendeel
van de ongevallensituaties. ATTENTIE
Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het
rijden kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val.
● Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen s
tilstaat. Let op
Om het kinderzitje met steunplaat of steun-
voet c
orrect en wettelijk te monteren zijn mo-
gelijk andere accessoires vereist. Rijd naar
een Technische Dienst of gespecialiseerde
werkplaats. 78