Page 193 of 340

Rijden
●
Indien de interieur v
oorverwarming ver-
schillende malen en gedurende langere tijd
gebruikt wordt, kan hierdoor de accu van de
wagen ontladen. Om de accu opnieuw te la-
den, dient u een lang traject af te leggen met
de wagen. Als algemene regel geldt: rijd even
lang als de tijd dat de accu gefunctioneerd
heeft. Rijden
Mot
or s
t
arten en afzetten
Inleiding tot thema Indicatie wegrijblokkering
Al
s
u een niet-passende sleutel gebruikt of
als er een systeemstoring optreedt, wordt
mogelijk of Wegrijblokkering ac-
tief op het instrumentenpaneel weergege-
ven. De motor kan niet worden gestart.
Duwen of slepen
De wagen kan om technische redenen door
aanslepen niet worden geduwd of gestart.
Probeer in plaats hiervan de wagen met be-
hulp van startkabels te starten. ATTENTIE
Als u de motor tijdens het rijden uitzet, is de
wag en moei
lijker te stoppen; u kunt dan de
controle over de wagen verliezen en een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● De remhulpsystemen, de stuurbekrachti-
ging, het airb
agsysteem, de veiligheidsgor-
dels en bepaalde veiligheidsvoorzieningen
zijn alleen actief als de motor draait.
● Zet de motor alleen uit wanneer de wagen
stil
staat. ATTENTIE
Als de motor draait of als de motor wordt
aang ez
et, neemt het risico op ernstige ver-
wondingen af.
● Start de motor nooit of laat de motor nooit
draaien in een ong
eventileerde of gesloten
ruimte. De uitlaatgassen van de motor bevat-
ten onder andere koolmonoxide, een giftige,
kleurloze en geurloze substantie. Koolmono-
xide kan tot bewusteloosheid leiden en dode-
lijk zijn.
● Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd acht
er. De wagen kan plotseling
gaan rijden of er kan onverwachts iets gebeu-
ren waardoor schade of ernstig letsel kan
ontstaan.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten.
Spra
ys voor koud starten kunnen ontploffen
of een plotselinge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken. ATTENTIE
De onderdelen van het uitlaatsysteem kun-
nen enorm heet w or
den. Dit kan brand of aan-
zienlijke schade veroorzaken.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel v
an het uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout,
bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).
● Breng nooit een bodembeschermingslaag
of corr
osiewerend middel op uitlaten, kataly-
satoren, hitteschilden of dieselroetfilter aan. 191
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 194 of 340

Bedienen
Contactslot Afb. 197
Standen van de autosleutel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 25
Autosleutels
››› afb. 197
Zonder autosleutel in contactslot: de stuurkolom-
vergrendeling kan geactiveerd zijn.
1Contact uitgeschakeld, alle elektrische verbruikers
uitgeschakeld. U kunt de autosleutel uit het con-
tactslot trekken.
2Contact is ingeschakeld. Voorverwarmen van de
dieselmotor. U kunt de stuurkolomvergrendeling
ontgrendelen.
3De motor van de wagen starten. Laat de autosleu-
tel los wanneer de motor gestart is. De sleutel
keert na het loslaten terug naar de stand 2
. Sleutel die niet voor wagen geautoriseerd is
W
or
dt
een sleutel in het contactslot gestoken
die niet voor deze wagen geautoriseerd is,
trek de sleutel dan op de volgende wijze uit
het contactslot:
● Automatische versnellingsbak: op deze ma-
nier k
an de sleutel niet uit het contact wor-
den getrokken. Druk de vergrendelingsknop
van de keuzehendel in en laat de knop los. U
kunt de autosleutel uit het contactslot trek-
ken.
● Handgeschakelde versnellingsbak: trek de
s
leutel uit het contact. ATTENTIE
Als u de autosleutel onbeheerst of ongecon-
tro l
eerd uit het contactslot trekt, kan dit tot
ernstig letsel leiden.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
all
e sleutels mee. Anders zou iemand de mo-
tor kunnen aanzetten en elektrische uitrus-
tingen, zoals bijv. de ruiten, kunnen bedie-
nen. Dit kan tot ernstig letsel leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wag
en achter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den. ●
Trek
de sleutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wagen nog in beweging is. De stuur-
inrichting kan vergrendeld raken en het
stuurwiel kan niet meer worden gedraaid. Let op
● Als
de sleutel zich in het contactslot be-
vindt en de motor langere tijd uitstaat, ont-
laadt de accu zich.
● Bij wagens met automatische versnellings-
bak kan de s
leutel alleen uit het contactslot
worden getrokken als de keuzehendel zich in
stand P bevindt. Druk in dit geval de vergren-
delingsknop van de keuzehendel in en laat de
knop los. 192
Page 195 of 340

Rijden
Startknop Afb. 198
In de middenconsole: startknop van
het s
luit
- en startsysteem zonder sleutel Key-
less Access. Bij wagens met rechts stuur is de
opstelling symmetrisch. Afb. 199
Noodstarten in wagens met Keyless
A c
c
ess. De startknop mag enkel gebruikt worden als
er een p
as
sende sleutel in de wagen aanwe-
zig is. Door het bestuurdersportier te openen
wan-
neer u de auto
verlaat, wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld ››› pag. 206.
Het contact inschakelen of uitschakelen
● Druk de startknop ›››
afb. 198 één keer kort
in zonder daarbij het koppelings- of rempe-
daal in te trappen ››› .
Nood s
t
opfunctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn, wanneer de batterij van de autosleutel
bijvoorbeeld bijna leeg is of leeg is:
● Hou de autosleutel direct na het indrukken
van de st
artknop altijd bij de stuurkolom
››› afb. 199.
● Het contact wordt ingeschakeld en, zo no-
dig, slaat
de motor automatisch aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 1 seconde de startknop twee
keer in of druk
de startknop in en houd de
knop minimaal 2 seconden ingedrukt ››› .●
De mot
or g
aat automatisch uit.
Functie om de motor weer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan ern s
tig letsel tot gevolg hebben.
● Trap na het indrukken van de startknop niet
op het r
em- of koppelingspedaal omdat an-
ders de motor meteen gestart wordt. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sl eut
els kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autos
leutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier sytemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. » 193
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 196 of 340

Bedienen
Let op
Voor wagens met een dieselmotor en het
Keyl e
ss Access-systeem kan even duren voor-
dat de motor aanslaat als hij moet voorver-
warmen. Starten van de motor
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
gev
en
volgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.Bij wagens met handgeschakelde versnellings-bak: trap het koppelingspedaal volledig in enhoud het ingetrapt totdat de motor aanslaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of zet de keuzehendel in stand P of N.
3.
Alleen in wagens met
dieselmotor: draai de
sleutel in het contact-
slot in de stand ››› afb.
197 2
voor het voor-
verwarmen. Een contro- lelampje in het instru- mentenpaneel gaat branden
.
Wagens zonder
Keyless AccessWagens met
Keyless Access
4.
Zet de sleutel in het
contactslot in de stand ››› afb. 197 3
; trap
het gaspedaal niet in.
Druk de startknop in ››› afb. 198; trap het
gaspedaal niet in. Om de motor te kunnenstarten moet er een
passende sleutel in de wagen aanwezig zijn.
5.
Laat na het aanslaan
van de motor de sleu- tel in het contactslot los.Laat na het aanslaan
van de motor de start- knop los.
6.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Voer indien nodig een noodstop uit ››› pag.
193.
7.Schakel de elektronische parkeerrem uit wanneer u met de wagen wilt gaan rijden ››› pag. 196. ATTENTIE
Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd ac ht
er. De wagen kan plotseling
gaan rijden, met name als een versnelling of
rijstand ingeschakeld is, waardoor schade of
ernstig letsel kan ontstaan. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een p lot
selinge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten. VOORZICHTIG
● Als
u tijdens het rijden de motor probeert te
starten of de motor direct nadat u deze hebt
uitgezet start, kan de motor of startmotor be-
schadigd raken.
● Vermijd hoge motortoerentallen als de mo-
tor nog koud i
s, geef niet vol gas en belast de
motor niet sterk.
● Duw of sleep de wagen niet aan om de mo-
tor te s
tarten. Niet verbrande brandstof kan
de katalysator beschadigen. Milieu-aanwijzing
Verwarm de motor niet door deze stationair te
lat en dr
aaien. Ga direct rijden als het zicht
goed is. Hierdoor bereikt de motor sneller
zijn bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. Let op
● Als
de batterij van de sleutel bijvoorbeeld
bijna leeg is of leeg is, kan de motor niet met
de startknop gestart worden. In dit geval
moet u de startknop uit het contactslot halen
en in plaats hiervan de sleutel plaatsen. 194
Page 197 of 340

Rijden
●
Bij het s t
arten van de motor worden de be-
langrijkste stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Na het starten van een koude motor kunnen
er om techni
sche redenen korte tijd sterke
trillingen voelbaar zijn. Dit is normaal en
geen reden om u zorgen te maken.
● Bij temperaturen onder de +5°C (+41°F)
kan er een beetje r
ook onder de wagen ont-
staan wanneer de hulpverwarming ingescha-
keld is. Motor afzetten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev
en
volgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Breng de wagen onmiddellijk tot stilstand ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot de
wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische ver-
snellingsbak, plaatst u de keuzehendel in stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
196.
5.Draai de sleutel in het
contactslot in de stand
››› afb. 197 1
.
Druk de startknop kort
in
››› afb. 198. Als de
motor niet stopt, voer
dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 193.
Wagens zonder
Keyless AccessWagens met
Keyless Access
6.Schakel in geval van een handgeschakelde ver-
snellingsbak de 1ste versnelling of de achteruit- versnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit als de wagen in bewe-
ging i s. U
zou de controle over de wagen kun-
nen verliezen en een ernstig ongeval veroor-
zaken.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werkin
g als het contact is uitgeschakeld.
● De rembekrachtiger werkt niet bij uitge-
sch
akelde motor. Om de wagen stil te zetten
moet het rempedaal krachtiger worden inge-
trapt.
● Omdat de stuurbekrachtiging bij niet-draai-
ende motor niet w
erkt, moet u meer kracht
voor het sturen gebruiken.
● Als u de autosleutel uit het contactslot
trekt, wor
dt de stuurkolom vergrendeld en
kan de wagen niet meer bestuurd worden. VOORZICHTIG
● Zodr a u s
topt en het start/stop-systeem*
de motor afzet, blijft het contact ingescha-
keld. Controleer of het contact is uitgescha-
keld voordat u de wagen verlaat, om te voor-
komen dat de accu wordt ontladen.
● Als u de wagen gedurende lange tijd met
een hoog motort
oerental gereden hebt, kan de motor na het uitzetten oververhit raken.
Laat de mot
or on
geveer twee minuten statio-
nair draaien voordat u de motor uitzet om te
voorkomen dat de motor beschadigd raakt. Let op
● Bij w agen
s met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
● Na het stoppen van de motor is het moge-
lijk dat
de ventilator in de motorruimte nog
enkele minuten blijft draaien, ook als het
contact uitgeschakeld is of de sleutel uit het
contactslot gehaald is. De ventilator van de
radiateur gaat automatisch uit. Elektronische startblokkering
De wegrijblokkering voorkomt dat de motor
met
een niet
-g
eautoriseerde sleutel kan wor-
den aangezet en de wagen in beweging kan
worden gebracht.
In de sleutel zit een microchip die de elektro-
nische wegrijblokkering automatisch uitscha-
kelt als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken.
Zodra u de sleutel uit het contact neemt,
wordt de elektronische wegrijblokkering au-
tomatisch weer geactiveerd. Bij wagens met »
195
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 198 of 340

Bedienen
het Keyless Access-systeem moet de auto-
s l
eut
el zich buiten de wagen bevinden
››› pag. 120.
Daarom kan de motor alleen met een passen-
de, gecodeerde en originele SEAT-sleutel
worden gestart. De gecodeerde sleutels zijn
verkrijgbaar bij Technische Diensten ››› pag.
115.
Als u een niet-geautoriseerde sleutel ge-
bruikt, wordt op het display van het instru-
mentenpaneel het bericht SAFE of Wegrij-
blokkering actief weergegeven. De wa-
gen kan dan niet worden gestart. Let op
Een goede werking van de wagen kan alleen
gew aarbor
gd worden met originele SEAT-
sleutels. Remmen en parkeren
In l
eidin
g tot themaDe r
emhulpsystemen zijn het antiblokkeer-
sy s
teem (ABS), de remkrachtassistent (BAS),
de elektronische differentieelvergrendeling
(EDS), de antislipregeling (ASR) en de Elek-
tronische Stabiliserings Controle (ESC). ATTENTIE
Als u met versleten remblokken of met storin-
gen in het r
emsysteem rijdt, kunt u een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● Als de gaat branden, apart of in combi-
natie met
een bericht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren en eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. ATTENTIE
Als u de wagen op de verkeerde manier par-
keer t, k
an dit tot ernstig letsel leiden.
● Trek de sleutel nooit uit het contactslot zo-
lang de w
agen nog in beweging is. De stuur-
kolom kan worden vergrendeld waarna het
stuurwiel niet meer gedraaid en de wagen
niet meer bestuurd kan worden.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel v
an het uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout,
bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).
● Telkens wanneer u de wagen stilzet of par-
keert, moet
u de elektronische parkeerrem in-
schakelen.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen acht
er in de wagen. Zij kunnen de elek-
tronische parkeerrem uitschakelen, de keuze-
hendel of de versnellingshendel bedienen en
de wagen in beweging zetten. Dit kan ernsti-
ge ongevallen tot gevolg hebben. ●
Neem telk en
s wanneer u de wagen verlaat
alle sleutels mee. Iemand zou de motor kun-
nen aanzetten en elektrische uitrustingen,
zoals bijv. de ruiten, kunnen bedienen. Dit
kan tot ernstig letsel leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wag
en achter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den. VOORZICHTIG
● Wee s
extra voorzichtig op plaatsen met een
verhoogde stoeprand of vaste afsluitingen.
Voorwerpen die uitsteken uit de grond kun-
nen de bumper en andere delen van de wagen
tijdens het manoeuvreren beschadigen. Stop
voordat de wielen de stoeprand of afsluiting
raken om schade te voorkomen.
● Let in het bijzonder op voor inritten, hellin-
gen, st
oepranden en ander voorwerpen, enz.
De onderste delen van de wagen zoals bum-
pers, spoilers en elementen van het onder-
stel, alsook de motor en het uitlaatsysteem,
kunnen beschadigd raken wanneer erover-
heen wordt gereden. 196
Page 199 of 340

Rijden
Waarschuwings- en controlelampjes Gaat rood branden
Samen met het con-
trolelampje op de
knop: Elektronische
parkeerrem ingescha-
keld.››› pag. 198
Storing in remsys-
teem. Zet de wagen onmiddellijk
stil!
Roep de hulp in van een vak-
man! ››› pag. 200.
Remvloeistofpeil on-
voldoende. Niet meer verder rijden!
Controleer het remvloeistofpeil
››› pag. 297.
Samen met het ABS-
controlelampje :
ABS is defect.Raadpleeg een gespecialiseer-
de werkplaats. De wagen kan
zonder ABS remmen.
Gaat rood branden
Rempedaal niet inge-
trapt!Rempedaal helemaal intrap-
pen.
Gaat geel branden
Remblokken voor ver-
sleten.Raadpleeg onmiddellijk een
gespecialiseerde werkplaats.
Alle remblokken controleren
en indien nodig vervangen.
Gaat geel branden
ESC uitgeschakeld
door het systeem.Contact in- en uitschakelen. Rij
zo nodig een kort traject.
Storing in ESC.Raadpleeg een gespecialiseer-
de werkplaats.
Samen met het ABS-
controlelampje :
storing in ABS.Raadpleeg een gespecialiseer-
de werkplaats. De wagen kan
zonder ABS remmen.
De accu is opnieuw in-
geschakeld.››› pag. 299
Gaat geel branden
ASR handmatig buiten
werking gesteld.ASR inschakelen
››› pag. 217.
Als het contact wordt in- en uit-
geschakeld, wordt de ASR au-
tomatisch geactiveerd.
Gaat geel branden
Samen met ESC-con-
trolelampje : storing
in ABS.Raadpleeg een gespecialiseer-
de werkplaats. De wagen kan
zonder ABS remmen.
Samen met waarschu-
wingslampje of :
ABS is defect.
Gaat geel branden
Knippert samen met
waarschuwingslampje
: Storing in elektro-
nische parkeerrem.Raadpleeg een gespecialiseer-
de werkplaats.
Gaat groen branden
Rempedaal niet inge-
trapt.
Trap het rempedaal in om een
rijstand te selecteren.
Trap op het rempedaal om de
elektronische parkeerrem uit
te schakelen
››› pag. 198.
Gaat rood knipperen
Storing in elektroni-
sche parkeerrem. Te-
gelijkertijd kan het
controlelampje
gaan branden of het
controlelampje op
de knop gaan knippe-
ren.
Neem contact op met een ge-
specialiseerde werkplaats om-
dat het mogelijk is dat u niet
veilig kunt parkeren.
Knippert geel
Regeling door ESC of
ASR.Haal de voet van het gaspe-
daal. Pas uw rijstijl aan aan de
toestand van het wegdek.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. » 197
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 200 of 340

Bedienen
ATTENTIE
Rijden met slechte remmen kan dit tot ernsti-
ge on g
evallen leiden.
● Als het controlelampje van het remsysteem
niet dooft
of onder het rijden gaat bran-
den, is het remvloeistofpeil in het reservoir te
laag of er is sprake van een storing in het
remsysteem. Zet de wagen onmiddellijk stil
en roep de hulp in van gespecialiseerd perso-
neel ››› pag. 297, Remvloeistofpeil controle-
ren.
● Als het controlelampje van de remmen
samen met het
ABS-controlelampje
brandt, kan de regelfunctie van het ABS zijn
uitgevallen. Hierdoor kunnen de achterwielen
relatief snel blokkeren als wordt geremd. Als
de achterwielen blokkeren, kunt u de controle
over de wagen verliezen! Verminder indien
mogelijk de snelheid en rij voorzichtig naar
de dichtstbijzijnde gespecialiseerde werk-
plaats om de motor te laten nakijken. Voor-
kom tijdens de rit naar de werkplaats bruusk
remmen en bruuske manoeuvres.
● Als het waarschuwingslampje van het ABS
niet uitg
aat of tijdens de rit naar de werk-
plaats gaat branden, dan werkt het ABS niet
correct. De wagen kan alleen worden stilge-
zet met normale remmen (zonder ABS). De
bescherming die het ABS biedt, is niet meer
beschikbaar. Ga zo snel mogelijk naar een
gespecialiseerde werkplaats.
● Als de gaat branden, apart of in combi-
natie met
een bericht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remb
lokk
en te controleren of eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. Elektronische parkeerrem
Afb. 200
Deel van de middenconsole: schake-
l aar
v
an elektronische parkeerrem. Elektronische parkeerrem inschakelen
D
e p
ark
eerrem kan wanneer de wagen stil-
staat altijd worden ingeschakeld, en ook
wanneer het contact is uitgeschakeld. Tel-
kens wanneer u de wagen verlaat of hebt ge-
parkeerd, moet u de parkeerrem inschakelen.
● Trek de knop omhoog tot het
controle-
lampje op de knop gaat branden.
● De parkeerrem is ingeschakeld wanneer
het contr
olelampje op het instrumenten-
paneel ››› pag. 197 brandt. Elektronische parkeerrem uitschakelen
● Contact inschakelen.
● Indrukken toets . Bij draaiende motor t
e-
gelijkertijd krachtig het rempedaal of licht
het gaspedaal intrappen.
● De controlemapjes op de knop en op
het ins
trumentenpaneel gaan uit.
Automatische uitschakeling van de elektroni-
sche parkeerrem bij het starten
De elektronische parkeerrem wordt automa-
tisch uitgeschakeld als de wagen in bewe-
ging wordt gezet, als het bestuurdersportier
gesloten is en de bestuurder de veiligheids-
gordel heeft omgedaan. In het geval van wa-
gens met schakelbak moet daarnaast ook
het koppelingspedaal helemaal worden inge-
trapt voordat de motor wordt gestart zodat
het systeem weet dat de parkeerrem uitge-
schakeld moet worden.
Noodstopfunctie
Gebruik de noodstopfunctie alleen als u de
wagen niet met het rempedaal kunt stilzetten
››› !
● Trek de knop omhoog en houd de knop
v a
s
t om de wagen krachtig te remmen. Tege-
lijkertijd klinkt er een waarschuwingssignaal.
● U kunt het remmen onderbreken door de
knop los t
e laten of het gaspedaal in te trap-
pen.
198