Page 105 of 340

Bestuurdersgedeelte
Bedienen
B e
s
tuurdersgedeelte
Algemeen schema Binnengreep van het portier
. . . . . .125
Knop voor het centraal ver- en ont-
grendel en
van de wagen / . . . . 117
Schakelaar voor het verstellen van
de buiten
spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . 145
– Afs t
elling buitenspiegels
– Verwarming buitenspiegels
– Buitenspiegels naar binnen klap-
pen
Regelaar van de lichtsterkte van het
instrumentenpaneel en de bedie-
ningselementen . . . . . . . . . . . . . . .135
Lichtbundelhoogteverstelling . .135
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . .135
– Licht uit
– automatische rijlichtregeling
– Stads-/dimlicht /
– Mistlicht
Hendel voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
– Grootlicht
– Grootlichtsignaal
– Knipperlichten
1 2
3
4
5
6
7 –
Park
eerlic
ht
Instrumentenpaneel: – Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
– Disp
lay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
– Waars
chuwings- en controlelamp-
jes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Stuurwiel met claxon en
– Bes
tuurdersairbag . . . . . . . . . . . . . . 19
– Bediening
voor boordcomputer .28
– Bediening
stoetsen voor radio, te-
lefoon, navigatiesysteem en
spraakbedieningssysteem ››› bro-
chure Radio
– Hendels voor tiptronic-bediening
(automatische transmissie) . . . . .204
Ruitensproeier- en ruitenwisserhen-
del . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
– Ruit en
wissers –
– Interval-wissen
– "Tipwissen" x
– Ruitenwissers
– Automatisch wissen voor was-
sen/reinigen van ruitenwissers
– Ruitenwisser achter
– Automatisch wissen voor was-
sen/reinigen van de achterruit
8
9
10 –
Hendel met
knop
pen voor het be-
dienen van het SEAT-informatie-
systeem – / . . . . . . . . . . .28
Regelaar voor linkerstoelverwar-
ming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
R
adio- of navigatiesysteem (gemon-
teerd af
fabriek) ››› brochure Radio
of ››› brochure Navigatiesysteem
Opbergvak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Schakelaar voor aan- en uitzetten
van de alarm
lichten . . . . . . . . . . . 139
Schakelaars voor: – Handbediende elektris
che aircon-
ditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
– Clim atr
onic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Regelaar voor rechterstoelverwar-
ming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
T oets
voor:
– Aandrijfslipr
egeling (ASR)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
– Werk in
g Start-Stop . . . . . . . . . . .217
– Parkeerhu
lp (ParkPilot) . . . . . .221
– Inparkeer
systeem (Park Assist)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
– Indicator b
andenspanning
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
– Dyn
amische onderstelregeling
(DCC)
– Openen van de achterklep . . . 128»
11 12
13
14
15
16
17
103
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 106 of 340

Bedienen
– Openen en s luit
en
van de elektri-
sche schuifdeuren . . . . . . . . . . .126
Hendel met slot om het dashboard-
kas
tje te openen . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Plaats in het dashboard waar de
voorairb
ag van de voorpassagier
zich bevindt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Sleutelschakelaar in het dash-
boardk
astje voor het buiten werk-
ing stellen van de bijrijdersair-
bag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Controlelampje van het buiten
werkin
g stellen van de bijrijdersair-
bag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Hendel voor:
– Schak
elbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
– Autom ati
sche versnellingsbak . .201
18 19
20
21
22 12 V stopcontact
. . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Schakelaar van Auto Hold
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Schakelaar van de elektronische
parkeerr
em . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
Startknop (Keyless Access sluit- en
star
tsysteem zonder sleutel)
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Pedalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Hefboom voor aanpassing van de
stuurk
olom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Afdekking van de zekeringenhou-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Hendel voor:
– Snelheidsre
gelsysteem (GRA)
– – – – –
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
23 24
25
26
27
28
29
30
31 Hendel voor het ontgrendelen van
de mot
ork
ap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287
Knop
pen voor:
– Elektris
che ruitbediening . . . . .131
– Kinderbeveiligin
g . . . . . . . . . . . . 125 Let op
● Enkel e
van de hier vermelde uitrustingen
horen bij bepaalde type-uitvoeringen of zijn
optioneel.
● Bij de uitvoeringen met stuurwiel aan rech-
terz
ijde, is de indeling van de bedieningsele-
menten licht verschillend. Maar de symbolen
die toegewezen zijn aan deze bedieningsele-
menten stemmen overeen met die van de uit-
voeringen met stuurwiel aan de linkerzijde. 32
33
104
Page 107 of 340

Bestuurdersgedeelte
Instrumenten Ov er
z
icht van het instrumentenpaneel Afb. 117
Instrumentenpaneel, in het dashboard. Uitleg over de instrumenten
››
›
afb. 117:
Gelijkzetknop voor de klok 1)
.
– Druk op de toets om de indicatie van
het uur of de minuten te selecteren.
– Druk op 0.0 / SET
› ››
afb
. 117 7 om
door t e g
aan met
de instelling. Houd de
toets ingedrukt om de cijfers snel te
veranderen.
– Druk opnieuw op de toets om de in-
stelling van het uur af te sluiten.
1 Toerenteller (v
an de dr
aaiende mot
or, in
duizend omwentelingen per minuut).
De toerenteller geeft u, samen met de
toerentalindicatie, de mogelijkheid om
de motor van uw wagen altijd te gebrui-
ken op het meest geschikte toerental. Het
begin van het rode gebied ››› afb. 117
geeft het maximale toerental voor de mo-
tor op bedrijfstemperatuur aan. Vóór het
bereiken van dit gebied moet u opscha-
kelen of de keuzehendel in stand D zet-
2 ten of de voet van het gaspedaal nemen
› ›
›
. Beter is het echter om de hoge toe-
r ent
al
len te mijden en te letten op de ver-
snellingsindicaties. Voor aanvullende in-
formatie, zie ››› pag. 206.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
››› pag. 293.
Elementen op het display ››› pag. 106.
Indicatie van de brandstofreserve ››› pag.
279. »
3 4
5
1)
Naargelang de uitvoering van de wagen kan het
uur ook aan g
epast worden via het menu instel-
lingen op het display van het instrumentenpaneel
››› pag. 32.
105
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 108 of 340

Bedienen
Snelheidsmeter.
T erug
s
telknop voor de dagteller-weerga-
ve (trip ).
– Druk op de knop 0.0 / SET om te reset-
t en. ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijden
s het rijden bedienen. VOORZICHTIG
Om de motor niet te beschadigen, mag de
naa l
d van de toerenteller slechts beperkte
tijd in de rode zone blijven. Milieu-aanwijzing
Door op voorhand op te schakelen, vermin-
dert
zowel het brandstofverbruik als het la-
waai. Elementen op het beeldscherm
Op het display van het instrumentenpaneel
› ›
›
afb. 117 4 kan uiteenlopende informatie
w eer
g
egeven worden, naargelang van de uit-
voering van de wagen:
● Waarschuwings- en informatieteksten.
6 7 ●
Af g
el
egde afstand.
● Tijd.
● Buitentemperatuur.
● Kompas.
● Keuzehendelstanden ›››
pag. 201.
● Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
vers
nellingsbak) ››› pag. 201.
● Multifunctie-indicatie (MFA) en menu's voor
vers
chillende instellingsopties ›››
pag.
28.
● Service-intervalindicatie. ›››
pag. 108.
● Tweede snelheidsindicatie (menu Confi-
guratie ) ›››
pag. 28.
● Statusweergave voor de Start-Stop-werking
›››
pag. 107.
Waarschuwings- en informatieteksten
Bij het inschakelen van het contact of tijdens
het rijden worden enkele functies en wagen-
componenten gecontroleerd op hun toe-
stand. De storingen in de werking worden
weergegeven op het display door middel van
rode en gele symbolen, alsook door berich-
ten op het display van het instrumentenpa-
neel ( ››› pag. 110) en, in bepaalde gevallen,
door middel van akoestische signalen. Af-
hankelijk van de uitvoering van het instru-
mentenpaneel, kan de weergave variëren.
Waarschuwing met prioriteit 1 (rode symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
Zet de wagen stil! Gevaar ››› in Waarschuwings-
en controlelampjes op pag. 110 !
De functie met de storing controleren en de storing ver-
helpen. Roep indien nodig de hulp in van gespeciali-
seerd personeel.
Waarschuwing met prioriteit 2 (gele symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
De storing in een functie of het te lage vloeistofpeil kan
schade aan de wagen veroorzaken en deze kan uitein-
delijk defect raken! ›››
in Waarschuwings- en contro-
lelampjes op pag. 110 !
Controleer de functie met storing zo snel mogelijk. Roep
indien nodig de hulp in van gespecialiseerd personeel.
Informatietekst
Informatie met betrekking tot de verschillende proces-
sen van de wagen. Afgelegde afstand
D
e
tot
ale kilometerteller registreert de totaal
afgelegde afstand van de wagen.
De dagkilometerteller (trip ) geeft het aantal
kilometers of mijlen weer dat na de laatste
keer terugzetten van de dagteller is afgelegd.
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl weer.
106
Page 109 of 340

Bestuurdersgedeelte
Indicator buitentemperatuur
W anneer de b
uit
entemperatuur lager is dan
+4°C (+39°F), wordt samen met deze tempe-
ratuur het symbool "ijskristal" weergegeven
(waarschuwing risico op ijzel). Aanvankelijk
knippert dit symbool en dan blijft het continu
branden tot de buitentemperatuur hoger is
+6°C (+43°F) ››› .
W anneer de w
ag
en stilstaat en de interieur-
voorverwarming werkt ( ››› pag. 187), of bij
het rijden met zeer lage snelheid, is het mo-
gelijk dat de aangegeven temperatuur iets
hoger is dan de werkelijke buitentempera-
tuur, wegens de warmte die de motor afgeeft.
Het meetbereik van de temperatuur gaat van
-40°C tot +50°C (-40°F tot +122°F).
Kompas
Wanneer het contact is ingeschakeld en het
navigatiesysteem is aangezet, wordt op het
display van het instrumentenpaneel de wind-
streek overeenkomstig de rijrichting van de
wagen weergegeven ››› pag. 108.
Keuzehendelstanden
De mogelijke schakelstanden van de keuze-
hendel worden getoond aan de zijkant van
de hendel en op het display van het instru-
mentenpaneel. In de posities D en S, alsook
bij de tiptronic, wordt op het display tevens
de overeenkomstige versnelling weergege-
ven. Aanbevolen versnelling (schakelbak)
Tijdens het
rijden wordt op het display van
het instrumentenpaneel de aanbevolen ver-
snelling getoond om brandstof te besparen
››› pag. 201.
Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)
Naast de gewone weergave van de snel-
heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheid
ook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-
lometer per uur) getoond worden. Daarvoor
selecteert u in het menu Instellingen de
optie Tweede snelheid ›››
pag. 28.
Voertuigen zonder menu-indicatie in het in-
strumentenpaneel:
● De motor van de wagen starten.
● Druk drie maal op de toets . De weer
ga-
ve van de totale kilometerstand zal knippe-
ren op het scherm van het instrumentenpa-
neel.
● Druk een maal op de toets 0.0 / SET . In
p l
aats
van de totale kilometerstand zal kort
"mph" of "km/u" weergegeven worden.
● Hierdoor wordt de tweede snelheidsmeter
inge
schakeld. Om deze optie uit te schake-
len, gaat u op dezelfde wijze te werk.
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den waar de tweede snelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden. Indicatie van de start/stop-werking
Op het dis
play van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 217. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. ATTENTIE
Zelfs als de buitentemperatuur boven het
vries p
unt ligt, kunnen wegen en bruggen
glad zijn.
● Ook bij buitentemperaturen boven +4°C
(+39°F) kunnen
zich ijsplekken vormen op de
weg, zelfs zonder dat het symbool "ijskri-
stal" weergegeven wordt.
● Vertrouw nooit blindelings op de buiten-
temperat
uurmeter! Let op
● Er z ijn
verschillende typen instrumentenpa-
nelen, dus kunnen de versies en indicaties
van het display verschillen. Bij wagens zon-
der weergave van waarschuwings- of informa-
tieteksten op het display worden storingen
uitsluitend door controlelampjes weergege-
ven. » 107
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 110 of 340

Bedienen
●
Wanneer er v
erschillende waarschuwingen
zijn, worden de symbolen na elkaar geduren-
de een aantal seconden getoond en blijven ze
branden tot de storing wordt verholpen. Kompas*
Afb. 118
Magnetische zones. In wagens waarin het navigatiesysteem ge-
mont
eer
d i
s af fabriek, dient het kompas niet
gekalibreerd te worden. De optie kompas
verdwijnt.
Het kompas van voertuigen die niet beschik-
ken over navigatiesysteem gemonteerd af fa-
briek, wordt voortdurend en automatisch ge-
kalibreerd. Indien naderhand elektronische
of metalen accessoires geïnstalleerd worden
in het voertuig (mobiele telefoon, televisie-
toestel), moet het kompas opnieuw handma-
tig gekalibreerd worden. De magnetische zone instellen
● Contact inschakelen.
● Het menu Instellingen selecter
en en
daarna de optie Kompas en Zone kiezen.
● De magnetische zone selecteren naarge-
lang de po
sitie van de wagen ››› afb. 118.
● De magnetische zone instellen en bevesti-
gen (1-15 ).
K
ompas kalibreren
Om het kompas te kalibreren, moet men zich
bevinden in een van de geldige magnetische
zones en beschikken over voldoende ruimte
om een omtrek te maken met de wagen.
● Contact inschakelen.
● Het menu Instellingen selecter
en en
daarna de optie Kompas en Kalibreren
kiezen.
● Het bericht Een volledige omtrek
maken om het kompas te kalibreren
beves
tigen met OK en daarna in een volledi-
g e c
irk
el rijden met een snelheid van onge-
veer 10 km/u (6 mpu).
Wanneer de windstreek op het display ver-
schijnt, is de kalibratie voltooid. Service-intervalindicatie De indicatie van de servicebeurt verschijnt op
het di
s
play van het instrumentenpaneel
››› afb. 117 4 .
Bij S EA
T wordt het onderscheid gemaakt tus-
sen een service met vervanging van de mo-
torolie (Onderhoudsservice) en een service
zonder vervanging van de motorolie (Contro-
leservice). De service-intervalindicatie infor-
meert alleen over de data van de servicebeur-
ten waarbij de motorolie ververst moet wor-
den. De data van de andere servicebeurten
(bijv. de volgende inspectiebeurt of vervan-
ging van de remvloeistof) worden aangege-
ven op de sticker in de stijl van het portier of
in het Onderhoudsprogramma.
In wagens met Service volgens de tijd of de
kilometerstand zijn de service-intervallen al
vooraf ingesteld.
In wagens met LongLife Service worden de
intervallen afzonderlijk bepaald. Dankzij de
technische vooruitgang kunnen de service-in-
tervallen aanzienlijk worden verlengd. Met
de LongLife Service introduceert SEAT een
technologie waarmee u slechts een Onder-
houdsservice hoeft laten uit te voeren wan-
neer dit echt nodig is. Om de Onderhouds-
service te bepalen (max. 2 jaar), wordt reke-
ning gehouden met de gebruiksomstandig-
heden van de wagen en de persoonlijke rijst-
ijl. De aankondiging van de service verschijnt
voor het eerst 20 dagen voor de berekende
108
Page 111 of 340

Bestuurdersgedeelte
datum voor de overeenkomstige service. De
nog r e
s
terende kilometers worden steeds op
100 km afgerond en de tijd op volledige da-
gen. Het actuele servicebericht kan niet ge-
raadpleegd worden tot 500 km na de laatste
service. Tot dan verschijnen enkel streepjes
op de indicator.
Herinnering aan een onderhoudsbeurt
Wanneer het bijna tijd is voor een service,
verschijnt bij het inschakelen van het contact
een Serviceherinnering.
In voertuigen zonder tekstberichten wordt op
het display van het instrumentenpaneel een
Engelse sleutel en een weergave in km
getoond. Het weergegeven aantal kilometers
is de maximale afstand die nog kan afgelegd
worden tot de volgende servicebeurt. Na en-
kele seconden verandert de weergavefunctie.
Er verschijnt een klok-symbool en het aantal
dagen tot de komende servicebeurt.
In wagens met tekstberichten wordt op het
display van het instrumentenpaneel Servi-
ce in --- km of --- dagen getoond.
Datum van de onderhoudsbeurt
Wanneer de datum van de service bereikt
wordt, weerklinkt een akoestisch signaal bij
het inschakelen van het contact en knippert
de Engelse sleutel op het display gedu-
rende enkele seconden. In wagens met tekst- berichten wordt op het display van het instru-
mentenp
aneel Service nu getoond.
Een servicemededeling raadplegen
Wanneer het contact is ingeschakeld, de mo-
tor niet draait en de wagen stilstaat, kan de
actuele servicemededeling geraadpleegd
worden: ● Druk verschillende malen op de toets
op het ins
trumentenpaneel tot het symbool
van de Engelse sleutel weergegeven
wordt.
● OF: Selecteer het menu Instellingen.
● Select
eer in het submenu Service de op-
tie Info .
Na het ov
erschrijden van de servicedatum ,
wordt het minteken weergegeven voor de in-
dicatie van de kilometers of dagen. In wa-
gens met tekstberichten wordt het volgende
getoond op het display: Service sinds
--- km of --- dagen .
Terugzetten van de service-intervalindicatie
Indien de service niet uitgevoerd is bij een
Technische Dienst, kan de indicator op de
volgende wijze gereset worden:
In wagens met tekstberichten:
Selecteer het menu Instellingen.
In wagens met tekstberichten:
In het submenu Service selecteert u de optie Terug-
zetten (Reset).
Bevestigen met OK wanneer het systeem dit vraagt.
In wagens zonder tekstberichten:
Contact uitschakelen.
Houd de toets 0.0 / SET ingedrukt.
Schakel het contact opnieuw in.
Laat de toets 0.0 / SET los en druk tijdens de volgende
20 seconden op de toets . De indicator tussen twee intervallen niet t
e-
rug z
etten, omdat de weergegeven indicaties
dan niet correct zullen zijn.
Indien de indicatie handmatig op nul wordt
gezet, wordt het volgende service-interval
weergegeven zoals in wagens met vaste ser-
vice-intervallen. Geadviseerd wordt daarom
om de service-intervallenindicatie uitsluitend
te laten resetten door een officiële SEAT-dea-
ler ››› brochure Onderhoudsprogramma. Let op
● Het ser v
icebericht verdwijnt na enkele se-
conden, bij het starten van de motor of het
drukken op de toets OK .
● In wagens met LongLife Service waarvan de
acc u g
edurende langere tijd losgekoppeld is » 109
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 112 of 340

Bedienen
geweest, kan de datum van de volgende ser-
vic
e niet
berekend worden. Daarom kunnen
de service-indicaties soms verkeerde bereke-
ningen tonen. Houd u in dat geval aan de
maximaal toegestane onderhoudsintervallen
››› brochure Onderhoudsprogramma. Controlelampjes
Waar s
chuwings- en controlelampjes Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 34
De controle- en waarschuwingslampjes zijn
indicatoren voor mededelingen ››› , storin-
g en
›
›
› of bepaalde functies. Een aantal
c ontr
o
le- en waarschuwingslampjes gaat aan
wanneer het contact wordt ingeschakeld en
moet weer doven wanneer de motor in werk-
ing wordt gezet, of tijdens het rijden.
Naargelang het model kunnen op het display
van het instrumentenpaneel bijkomende
tekstberichten verschijnen, die informatie be-
vatten of u aansporen om een bepaalde actie
te ondernemen ››› pag. 105, Instrumenten.
Volgens de uitvoering van de wagen is het
mogelijk dat, in plaats van het branden van
een lampje, een symbool weergegeven wordt
op het display van het instrumentenpaneel. Wanneer bepaalde controle- en waarschu-
wing
slampjes gaan branden, weerklinkt ook
een geluidssignaal. ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waar s
chuwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen midden in het
verkeer, of kunnen zich ongevallen of ernstig
letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
neger
en.
● Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een vei
lige wijze mogelijk is.
● De wagen ver van het wegverkeer parkeren,
op een plaat
s waar geen brandbare materia-
len met het uitlaatsysteem in aanraking kun-
nen komen (bijv. droog gras, brandstoffen).
● Een defecte auto brengt een verhoogd risi-
co op ong
evallen met zich mee, zowel voor de
inzittenden als voor de andere weggebrui-
kers. Zet zo nodig de alarmlichten aan en
plaats de gevarendriehoek om andere be-
stuurders te waarschuwen.
● Alvorens de motorkap te openen, moet de
motor uitg
ezet worden en voldoende afkoe-
len.
● In elke wagen is de motorruimte een zone
die gevar
en inhoudt en ernstige letsel kan
veroorzaken ››› pag. 287. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de t ek
stberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. 110