Page 265 of 340

Verzorging en onderhoud
Naderhand inbouwen van zendappa-
r at
uur Om zendapparatuur in de wagen te kunnen
ge
bruik
en, is een buitenantenne nodig.
Het naderhand inbouwen van elektrische of
elektronische apparaten is onderhevig aan
de goedkeuring ervan voor de wagen. In be-
paalde gevallen kan daardoor de wettelijke
goedkeuring voor uw wagen worden inge-
trokken.
SEAT heeft voor uw wagen het gebruik van
zendapparatuur onder de volgende voor-
waarden vrijgegeven:
● De buitenantenne moet op deskundige wij-
ze w or
den ingebouwd.
● Een maximaal zendvermogen van 10 watt.
All
een met een buitenantenne wordt het opti-
male bereik van de apparaten bereikt.
Wanneer u zendapparatuur met een zendver-
mogen van meer dan 10 watt wilt gebruiken,
neem dan contact op met een gespecialiseer-
de werkplaats. Zij zijn vertrouwd met de tech-
nische mogelijkheden van de installatie.
SEAT raadt u aan de Technische Dienst te
raadplegen.
Houd rekening met de wettelijke bepalingen
en de aanwijzingen en inbouwinstructies van
zendapparatuur. ATTENTIE
Als de zendapparatuur los vervoerd wordt of
niet g oed i
s vastgemaakt, kan deze bij bruusk
remmen, plotselinge manoeuvres, of een on-
geval door het interieur van de wagen worden
geslingerd en letsel veroorzaken.
● Zendapparatuur moet tijdens het rijden al-
tijd op de juist
e wijze en buiten het werkings-
gebied van de airbags worden bevestigd, of
op een veilige plaats worden opgeslagen. ATTENTIE
Als u zendapparatuur gebruikt die niet op de
buit en
antenne aangesloten is, kan het maxi-
mum elektromagnetische stralingsniveau in
de wagen overschreden worden. Hetzelfde
gebeurt als de buitenantenne verkeerd geïn-
stalleerd is.
● Gebruik alleen zendapparatuur in de wagen
als
deze aangesloten is op een volgens de in-
structies aangesloten buitenantenne. Door regelapparaten opgeslagen ge-
g
ev
en
s Uw wagen bevat in de fabriek ingebouwde
el
ektr
oni
sche regelapparaten die onder an-
dere het motormanagement en de versnel-
lingsbak regelen. De regelapparaten contro-
leren daarnaast de goede werking van het
uitlaatgassysteem en het airbagsysteem. Deze elektronische regelapparaten analyse-
ren hierv
oor onder het rijden constant de wa-
gengegevens. Als er storingen of afwijkingen
met betrekking tot de theoretische waarden
optreden, worden alleen die gegevens in het
geheugen opgeslagen. In het algemeen geldt
dat de storingen worden aangeduid via de
controlelampjes in het instrumentenpaneel.
Deze gegevens kunnen alleen met speciale
apparaten worden geraadpleegd en geanaly-
seerd.
Omdat de gegevens in het geheugen worden
opgeslagen, kunnen de gespecialiseerde
werkplaatsen de storingen detecteren en ver-
helpen. In het geheugen kunnen onder ande-
re de volgende gegevens zijn opgeslagen:
● Gegevens over de motor en de versnel-
lings
bak
● Snelheid
● Rijrichting
● Remkracht
● Detectie van veiligheidsgordel
De in de wag
en geïntegreerde regelappara-
ten nemen in geen geval de in de wagen ge-
voerde gesprekken op.
In wagens met noodoproepfunctie via de mo-
biele telefoon of andere aangesloten appara-
ten kan de huidige positie worden doorgege-
ven. Als het regelapparaat een ongeval regi-
streert waarbij de airbags geactiveerd zijn, »
263
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 266 of 340

Aanwijzingen
dan kan het systeem automatisch een sig-
n aal
s
turen. Dit hangt van de netwerkbeheer-
der af. Normaal gesproken kunnen de signa-
len alleen verzonden worden in zones met
een groot bereik.
Geheugenmodule voor opslaan van ongeval-
gegevens (Event Data Recorder)
De wagen is niet uitgerust met een geheu-
genmodule voor het opslaan van ongevalge-
gevens.
In een geheugenmodule voor het opslaan
van ongevalgegevens wordt de wageninfor-
matie tijdelijk geregistreerd. Op deze manier
kan er bij een ongeval gedetailleerde infor-
matie over de oorzaak van het ongeval ver-
kregen worden. In wagens met airbagsys-
teem kunnen bijvoorbeeld gegevens over de
snelheid op het moment van de botsing, de
status van de gespen van de veiligheidsgor-
dels, de standen van de stoel en de active-
ringstijden van de airbags in het geheugen
worden opgeslagen. Het gegevensvolume is
afhankelijk van de fabrikant.
Alleen als de autobezitter toestemming
geeft, mag een geheugenmodule voor het
opslaan van ongevalgegevens worden inge-
bouwd. In sommige landen zijn er wetten die
dit regelen. Regelapparaten herprogrammering
In het alg
emeen worden alle gegevens die
nodig zijn voor het beheren van onderdelen
in de regelapparaten opgeslagen. De pro-
grammering van sommige comfortfuncties,
zoals de knipperlichten, het afzonderlijk ope-
nen van portieren en de aanduidingen op het
scherm, kunnen met speciale apparaten die
in de gespecialiseerde werkplaatsen aanwe-
zig zijn worden gewijzigd. Als dit het geval is,
dan komen de informatie en beschrijvingen
uit het instructieboekje niet overeen met de
oorspronkelijke functies. SEAT raadt daarom
aan altijd elk type wijziging in het hoofdstuk
"Andere aantekeningen van de werkplaats"
van het Onderhoudsprogramma te raadple-
gen.
De technische dienst moet van elke wijziging
in de programmering op de hoogte worden
gebracht.
Uitlezen van het storingsgeheugen van de
wagen
In het interieur van de wagen bevindt zich
een diagnoseconnector voor het lezen van
het storingsgeheugen van de wagen. In het
storingsgeheugen worden de storingen en af-
wijkingen met betrekking tot de theoretische
waarden van de elektronische regelappara-
ten geregistreerd.
De diagnoseconnector bevindt zich in de voe-
tenruimte van de bestuurder, naast de hen- del voor het openen van de motorkap, onder
een deksel.
Het
storingsgeheugen mag alleen door een
gespecialiseerde werkplaats geraadpleegd
en geactiveerd worden.
Mobiele telefoon gebruiken zonder
aansluitin
g op buitenantenne Mobiele telefoons zenden radiogolven uit en
ontv
an
gen deze, zowel tijdens telefoonge-
sprekken als tijdens de wachtmodus. In hui-
dige wetenschappelijke publicaties wordt
vermeld dat radiogolven die bepaalde waar-
den overschrijden, schadelijk voor het men-
selijk lichaam kunnen zijn. Landen en inter-
nationale commissies hebben bereiken en
richtlijnen opgesteld met als doel de elektro-
magnetische straling afkomstig van mobiele
telefoons binnen bepaalde grenzen te hou-
den die niet schadelijk zijn voor de gezond-
heid. Toch zijn er geen onomstotelijke weten-
schappelijke bewijzen die aangeven dat
draadloze telefoons helemaal veilig zijn.
Daarom raden sommige deskundigen aan de
mobiele telefoon met mate te gebruiken tot
de resultaten van onderzoeken die nog lo-
pen, gepubliceerd worden.
Gebruikt u in de auto een mobiele telefoon
die niet op de buitenantenne voor telefoons
aangesloten is, dan kan de elektromagneti-
sche straling hoger zijn dan wanneer de
264
Page 267 of 340

Verzorging en onderhoud
mobiele telefoon aangesloten zou zijn op
een in g
e
bouwde antenne of een andere aan-
gesloten buitenantenne.
Als de wagen uitgerust is met een geschikt
handsfree apparaat, dan voldoet u aan de
wetgeving van vele landen die alleen het ge-
bruik van mobiele telefoons in wagens toe-
staan als dat met handsfree toestellen ge-
beurt.
Het in de fabriek ingebouwde handsfree sys-
teem is ontworpen voor gebruikt met conven-
tionele mobiele telefoons, en mobiele tele-
foons met Bluetooth-technologie. De mobiele
telefoons moeten in een geschikte telefoon-
houder worden geplaatst. Aan de andere
kant moet de telefoonhouder altijd volgens
de instructies op de basisplaat vastgeklikt
worden. Alleen op deze manier is de mobiele
telefoon goed op het dashboard vastge-
maakt, altijd binnen het bereik van de be-
stuurder en aangesloten op de buitenanten-
ne van de wagen.
Door de mobiele telefoon op een in de wagen
geïntegreerde antenne of op een op de mobi-
ele telefoon aangesloten buitenantenne aan
te sluiten, vermindert de elektromagnetische
straling die de telefoon uitzendt en bijgevolg
de effecten daarvan op het menselijk li-
chaam. Bovendien neemt de kwaliteit van de
verbinding ook toe.
Als u de mobiele telefoon zonder het hand-
sfree systeem in de wagen gebruikt, dan is de mobiele telefoon niet stevig bevestigd en
niet op de buit
enantenne voor de telefoon
aangesloten. Tevens wordt de telefoon via de
houder opgeladen. Ook kunnen de gevoerde
telefoongesprekken onderbroken worden en
zal de kwaliteit van de verbinding slechter
zijn.
Gebruik de mobiele telefoon alleen in de wa-
gen als de telefoon op een handsfree sys-
teem met buitenantenne aangesloten is. ATTENTIE
Als de mobiele telefoon los vervoerd wordt of
al s
niet goed is vastgemaakt, kan deze bij
bruusk remmen, plotselinge manoeuvres, of
een ongeval door het interieur van de wagen
worden geslingerd en letsel veroorzaken.
● Mobiele telefoons moeten tijdens het rijden
altijd op de juis
te wijze en buiten het wer-
kingsgebied van de airbags worden beves-
tigd, of op een veilige plaats worden opgesla-
gen. ATTENTIE
Als u een mobiele telefoon of zendapparatuur
ge bruikt
die niet op de buitenantenne aange-
sloten is, kan het maximum elektromagneti-
sche stralingsniveau in de wagen overschre-
den worden. Hetzelfde gebeurt als de buiten-
antenne verkeerd geïnstalleerd is.
● Houd tussen de antennes van de mobiele
telef
oon en een pacemaker een afstand aan
van ten minste 20 centimeter, omdat mobiele telefoons de goede werking van de pacema-
ker k
u
nnen beïnvloeden.
● Draag de mobiele telefoon nooit standby in
de borstz
ak direct op de pacemaker.
● Wanneer u denkt dat er interferentie is,
moet u de mob
iele telefoon direct uitschake-
len. 265Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 268 of 340

Aanwijzingen
Steunpunten om de wagen omhoog te
br en
g
en Afb. 233
Voorste steunpunten om de wagen
met een hefbrug of
k
rik omhoog te brengen. Afb. 234
Achterste steunpunten om de wagen
met een hefbrug of
k
rik omhoog te brengen.Voor het omhoogbrengen van de wagen mo-
g
en al
l
een de in de illustraties ››› afb. 233 en
››› afb. 234 aangeduide punten worden ge-
bruikt. Als de wagen niet op de aangeduide
punten omhoog gebracht wordt, kunnen er beschadigingen
›››
ontstaan en kan er ern-
s tig l
etsel
veroorzaakt worden ››› .
D e w
ag
en mag niet omhoog gebracht worden
met hefbruggen met dempingen die vloeistof
bevatten.
Om een wagen met een hefbrug of een krik
omhoog te brengen, moeten er eerst een
aantal voorzorgsmaatregelen genomen wor-
den. Hef de wagen nooit op met een hefbrug
of krik als u niet beschikt over de opleiding,
kennis en ervaring die nodig zijn om dit vei-
lig te doen.
Informatie over het met een krik opkrikken
van de wagen ›››
pag. 50. ATTENTIE
Als het hefbrug of de krik niet correct ge-
bruikt w or
den, kunnen er bij het opheffen van
de wagen ongevallen ontstaan. Dit kan tot
ernstig letsel leiden.
● Neem voor het opheffen van de wagen de
instructie
s van de fabrikant van het hefbrug
of de krik in acht, en indien nodig ook de wet-
telijke voorschriften.
● Bij het omhoog brengen van de wagen, of
als
deze eenmaal omhoog is gebracht, mag er
niemand in zitten.
● Hef de wagen alleen omhoog op de punten
die op de afbeelding
en ››› afb. 233 en ››› afb.
234 zijn aangeduid. Wordt de wagen niet op
de aangeduide punten opgetild, dan kan deze
van de hefbrug vallen bij bijv. het uitvoeren van demontagewerkzaamheden van de motor
of de
v
ersnellingsbak.
● De steunpunten van de wagen moeten zo
centraa
l en plat mogelijk boven de steunpla-
ten van de hefbrug worden gehouden.
● De motor nooit starten met opgekrikte wa-
gen! De w
agen zou van de hefbrug kunnen
vallen ten gevolge van de motortrillingen.
● Moet u bij deze hoogtes onder de wagen
werken, m
aak deze dan met geschikte monta-
gebokken met voldoende draagvermogen
vast.
● Nooit op de hefbrug klimmen.
● Controleer altijd of het gewicht van de wa-
gen de laa
dcapaciteit van de hefbrug niet
overschrijdt. VOORZICHTIG
● Hef de w ag
en nooit omhoog aan het carter
van de motorolie, de versnellingsbak, de ach-
teras of de vooras.
● Om tijdens het omhoogbrengen van de wa-
gen sc
hade aan het onderstel van de wagen
te voorkomen, moet u altijd een rubberen tus-
sensteun gebruiken. Controleer ook of de ar-
men van de hefbrug vrij bewogen kunnen
worden.
● De armen mogen de zijbeugels en andere
wagenonder
delen niet raken.266
Page 269 of 340

Verzorging en onderhoud
Verzorging en reiniging van de
w ag
en, b
uitenzijde
Inleiding tot thema Door de wagen regelmatig te wassen en goed
te
v
erzorgen blijft de waarde van de wagen
behouden. Dit kan één van de voorwaarden
zijn voor het behoud van garantie-aanspra-
ken bij eventuele corrosie en lakschade aan
de carrosserie.
Bij elke technische dienst zijn geschikte ver-
zorgingsproducten verkrijgbaar. ATTENTIE
Verzorgingsproducten van de wagen kunnen
giftig en g ev
aarlijk zijn. Als de verzorgings-
producten niet geschikt zijn of verkeerd ge-
bruikt worden, kunnen ze ongevallen, ernstig
letsel, brandwonden en vergiftigingen veroor-
zaken.
● Daarom mogen de verzorgingsproducten al-
leen goed af
gesloten in de originele verpak-
king bewaard worden.
● Neem de aanwijzingen van de fabrikant in
acht.
● B
ewaar verzorgingsproducten nooit in lege
blikken w
aarin voedingsmiddelen hebben ge-
zeten, lege flessen of andere verpakkingen
om verwarring te voorkomen.
● Houd alle verzorgingsproducten uit de
buurt
van kinderen. ●
Tijdens het
gebruik kunnen er schadelijke
dampen ontstaan. Gebruik de verzorgings-
producten daarom alleen in de buitenlucht of
in goed geventileerde ruimtes.
● Gebruik nooit brandstof, terpentine, motor-
olie, acet
on of andere heel vluchtige vloei-
stoffen voor het wassen, verzorgen of
schoonhouden van de wagen. Deze zijn giftig
en snel ontvlambaar. ATTENTIE
Als u onderdelen van de wagen op de verkeer-
de m anier v
erzorgt en schoonhoudt, kan dit
de veiligheid van de wagen benadelen. Hier-
door neemt het risico op ernstig letsel toe.
● De onderdelen van de wagen mogen alleen
vol
gens de richtlijnen van de fabrikant wor-
den schoongemaakt en verzorgd.
● Gebruik goedgekeurde of aanbevolen ver-
zorgin
gsproducten. VOORZICHTIG
Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel tas-
ten het m
ateriaal aan en kunnen het bescha-
digen. Milieu-aanwijzing
● Wa s
de auto alleen op speciaal daarvoor
bedoelde wasplaatsen opdat het eventueel
door olie, vet of brandstof verontreinigde wa-
ter niet in het riool terechtkomt. In bepaalde gebieden is autowassen buiten zulke was-
pl
aat
sen verboden.
● Geef de voorkeur aan milieuvriendelijke
producten.
● D
e resten van verzorgingsproducten horen
niet bij het
huisvuil. Neem de aanwijzingen
van de fabrikant in acht. Wassen van de wagen
Hoe langer insectenresten, uitwerpselen van
vog
el
s, boomhars, straat- en industriestof,
teer, strooizout en andere agressieve stoffen
op de lak blijven zitten, hoe groter de scha-
delijke werking ervan is. Hoge temperaturen,
bijvoorbeeld door intensieve zonnestralen,
versterken de bijtende werking ervan. De bo-
demplaat van de wagen moet ook regelmatig
grondig worden gewassen.
Wasstraat
Let op de aanwijzingen op de poster bij de
wasstraat. Neem de gebruikelijke voorzorgs-
maatregelen voor het automatisch wassen
(alle ruiten en het dak sluiten, buitenspiegels
inklappen) om schade te voorkomen. Als er
speciale onderdelen op de wagen gemon-
teerd zijn (spoilers, bagagerek, antenne
enz.), praat dan eerst met de leidinggevende
van de wasstraat ››› .
»
267
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 270 of 340

Aanwijzingen
De wagenlak is zo sterk dat de wagen nor-
m aal
g
esproken in automatische wasinstalla-
ties kan worden gewassen. De werkelijke slij-
tage waaraan de lak echter blootstaat is af-
hankelijk van het type wasstraat. SEAT raadt
wasstraten zonder borstels aan.
Neem de volgende aanwijzingen in acht om
mogelijke bestaande wasrestanten van de
ruiten te verwijderen en te voorkomen dat de
ruitenwisserbladen gaan krassen ››› pag.
269, Ruiten en buitenspiegels schoonmaken .
Met de hand wassen
Als de wagen met de hand wordt gewassen,
eerst het vuil met ruim water laten weken en
vervolgens zo goed mogelijk afspoelen.
Daarna de wagen met een zachte spons, een
washand of een autoborstel met lichte druk
schoonmaken. Begin hiertoe bij het dak en
werk van boven naar beneden. Alleen bij
hardnekkig vuil shampoo gebruiken.
De spons of de washand vaak uitspoelen.
Wielen, dorpels en dergelijke als laatste
schoonmaken. Hiervoor een andere spons
gebruiken. ATTENTIE
Scherpe onderdelen van de wagen kunnen
ver w
ondingen veroorzaken.
● Bescherm uw handen en armen tegen
scherpe del
en, bijvoorbeeld bij het schoon- maken van de bodemplaat of de binnenzijde
van de w
ielk
asten. ATTENTIE
Vanwege de vochtigheid (en sneeuw in de
w int er) r
emt de wagen na het wassen minder
goed, waardoor de remweg toeneemt.
● "Droog ze en verwijder het ijs" door voor-
zichtig t
e remmen. Doe dit zonder andere
weggebruikers in gevaar te brengen en zon-
der verkeersregels te overtreden. VOORZICHTIG
● De t emper
atuur van het water mag niet ho-
ger zijn dan +60°C (+140°F).
● Was de wagen niet direct in de zon om
sch
ade aan de lak te voorkomen.
● Gebruik geen ruwe sponsen of iets soortge-
lijks
voor het verwijderen van de restanten
van insecten omdat u anders het oppervlak
zou kunnen beschadigen.
● Maak de koplampen nooit met een droge
spons
of doek schoon, maar gebruik een nat-
te doek of spons. Bij voorkeur zeepsop ge-
bruiken.
● Autowassen bij koud weer: wanneer u de
wagen met
een slang afspuit, moet u erop let-
ten de waterstraal niet direct op de sloten of
de naden van de portieren of van het dak te
richten. De sloten en naden kunnen namelijk
bevriezen! VOORZICHTIG
Neem de volgende punten in acht voordat u
met u w w
agen een automatische wasinstalla-
tie binnenrijdt, om schade aan de wagen te
voorkomen:
● Vergelijk de afstand tussen de wielen van
de wagen met
de afstand tussen de geleide-
rails van de wasstraat om de wielen en ban-
den niet te beschadigen!
● Schakel de regensensor en de functie Auto
Hold uit
voordat u met de wagen de wasstraat
inrijdt.
● Vergelijk de hoogte en de breedte van uw
wagen met
de doorrijhoogte en -breedte van
de wasinstallatie!
● Buitenspiegels inklappen. Buitenspiegels
die elektris
ch ingeklapt kunnen worden mo-
gen niet met de hand, maar alleen elektrisch
in en uit worden geklapt.
● Om de lak van de motorkap niet te bescha-
digen onders
teunt u de ruitenwisserbladen
nadat deze gedroogd zijn. Laat ze niet vallen!
● Vergrendel de achterklep om te voorkomen
dat de ac
hterklep in de wasstraat onverwacht
geopend wordt. Wassen met een hogedrukreiniger
Let bij het autowassen met een hogedrukrei-
nig
er be
s
list op de gebruiksaanwijzingen
voor de hogedrukreiniger. Let speciaal op de
druk en de afstand die de waterstraal ten
268
Page 271 of 340

Verzorging en onderhoud
opzichte van de carrosserie moet hebben
› ›
›
.
Houd v
o
ldoende afstand tot zacht materiaal,
zoals flexibele rubberen leidingen of isolatie-
materiaal, en tot de sensoren van de parkeer-
hulp De sensoren van de parkeerhulp bevin-
den zich in de achterbumper, en in geval van
uw wagen in de voorbumper ››› .
Ge bruik
in g
een geval rondstraalsproeikop-
pen of vuilfrezen ››› .
ATTENTIE
Als u hogedrukreinigers verkeerd gebruikt,
kan dit l
eiden tot permanente schade, zicht-
baar of niet, aan de banden en ander materi-
aal. Dit kan ernstige ongevallen tot gevolg
hebben.
● Zorg voor voldoende afstand tussen de rui-
tens
proeier en de banden.
● Maak de banden nooit met een rondstraals-
proeikop ("v
uilfrees") schoon. Zelfs wanneer
de spuitafstand betrekkelijk groot is en er
kort gespoten wordt, kunnen de banden -
zichtbaar of niet- hierdoor beschadigd wor-
den. ATTENTIE
Vanwege de vochtigheid (en sneeuw in de
wint er) r
emt de wagen na het wassen minder
goed, waardoor de remweg toeneemt.
● "Droog ze en verwijder het ijs" door voor-
zichtig t
e remmen. Doe dit zonder andere weggebruikers in gevaar te brengen en zon-
der v
erk
eersregels te overtreden. VOORZICHTIG
● De t emper
atuur van het water mag niet ho-
ger zijn dan +60°C (+140°F).
● Was de wagen niet direct in de zon om
sch
ade aan de lak te voorkomen.
● De sensoren in de bumper moeten schoon
en ijsvrij b
lijven om de goede werking van de
parkeerhulp en het inparkeersysteem te kun-
nen garanderen. Bij het schoonmaken met
hogedrukreinigers of dampstralers alleen
kort direct sproeien en altijd een afstand van
meer dan 10 cm aanhouden.
● Maak bevroren of met sneeuw bedekte rui-
ten niet met
een hogedrukreiniger schoon.
● Autowassen bij koud weer: wanneer u de
wagen met
een slang afspuit, moet u erop let-
ten de waterstraal niet direct op de sloten of
de naden van de portieren of van het dak te
richten. De sloten en naden kunnen namelijk
bevriezen! Af fabriek gemonteerde kleeffolies
De volgende aanwijzingen moeten gevolgd
w
or
den om s
chade aan de kleeffolies te voor-
komen:
● Niet wassen met hogedrukapparaten. ●
Geen glas- of
ijsschraper gebruiken om de
folies vrij te maken van ijs of sneeuw.
● De kleeffolies niet polijsten.
● Geen vuile doeken of sponzen gebruiken.
● Bij voorkeur wassen met een zachte spons
en zac
hte, neutrale zeep.
Ruiten en buitenspiegels schoonma-
ken Ruiten en buitenspiegels schoonmaken
M
aak
de ruit
en en buitenspiegels met een
universele glasreiniger op alcoholbasis
schoon.
Droog de glazen oppervlakken met een scho-
ne zeem of met een lap zonder pluisjes. Op
een zeem waarmee de lak is afgenomen blij-
ven smerige resten verzorgingsmiddel ach-
ter. Daarmee zouden de ruiten vuil gemaakt
kunnen worden.
Verwijder rubber-, olie-, vet- of kitresten met
een ruitenreiniger of siliconenverwijderaar
››› .
W a
sr
esten verwijderen
Wasstraten en andere verzorgingsproducten
kunnen op alle glazen oppervlakken wasres-
ten achterlaten. Deze resten kunnen alleen
met een speciaal product of schoonmaak-
doekje verwijderd worden. Door resten was »
269
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 272 of 340

Aanwijzingen
op de voorruit kunnen de ruitenwissers gaan
bo bber
en.
SEAT raadt aan na elke wasbeurt
de wasresten op de ruit met een doek te ver-
wijderen.
Om te voorkomen dat de ruitenwisserbladen
gaan krassen, kunt u het waterreservoir van
de ruitenwissers vullen met een ruitenreini-
gingsmiddel waarin was wordt opgelost. Let
bij het bijvullen van het ruitenreinigingsmid-
del op de aanwijzingen wat het mengen be-
treft. Vetverwijderingsmiddelen verwijderen
geen wasrestanten ››› .
Bij elk e t
ec
hnische dienst zijn speciale reini-
gingsmiddelen of zemen ruitendoekjes ver-
krijgbaar. Om de wasresten te verwijderen
raadt SEAT de volgende reinigingsmiddelen
aan:
● Voor de heetste tijd van het jaar: het ruiten-
reiniging
smiddel voor de zomer
G 052 184 A1. Mengverhouding 1:100
(1 deel reinigingsmiddel, 100 delen water) in
ruitensproeiervloeistofreservoir.
● Voor het hele jaar: het ruitenreinigingsmid-
del G 052 164 A2; men
gverhouding 1:2 in
ruitensproeiervloeistofreservoir (1 deel ge-
concentreerd reinigingsmiddel, 2 delen wa-
ter) in de winter, tot -0,4°F (-18°C), of 1:4
voor de rest van het jaar.
● Zemen ruitendoekjes G 052 522 A1 voor al-
le ruiten en b
uitenspiegels. Sneeuw verwijderen
Gebruik een h
andveger om de sneeuw van
ruiten en buitenspiegels te verwijderen.
IJs verwijderen
Gebruik bij voorkeur een ontdooispray voor
het verwijderen van ijs. Wanneer u een ijs-
krabber gebruikt, moet u deze niet heen en
weer bewegen, maar slechts in één richting
schuiven. Als u de ijskrabber naar achteren
beweegt, kan het vuil de ruit bekrassen. ATTENTIE
Vieze en beslagen ruiten verminderen het
zic ht
in alle richtingen en verhogen het risico
op ongevallen en ernstig letsel.
● Rijd alleen wanneer u goed zicht hebt door
all
e ruiten!
● Verwijder ijs en sneeuw van de ruiten en
verw
ijder het vocht aan de binnen- en buiten-
zijde. VOORZICHTIG
● Men g on
ze aanbevolen reinigingsmiddelen
in het ruitensproeiervloeistofreservoir nooit
met andere. De onderdelen kunnen gaan
vlokken waardoor de ruitenwissersproeiers
verstopt kunnen raken.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verw
ijderen van sneeuw of ijs van de ruiten
en buitenspiegels. Anders kan de ruit bescha-
digd raken! ●
De v
erwarmingsdraden zitten aan de bin-
nenzijde van de achterruit. Plak geen stickers
op de verwarmingsdraden en maak de bin-
nenzijde van de ruiten nooit met agressieve
of zuur bevattende reinigingsmiddelen, of
een ander soortgelijk chemisch reinigings-
product, schoon.
● De antennes aan de binnenzijde van de rui-
ten ku
nnen beschadigd raken als voorwerpen
die in de wagen vervoerd worden erlangs
schuren of met reinigingsmiddelen of andere
chemische corroderende of zuur bevattende
stoffen behandeld worden. Plak geen stickers
op de verwarmingsdraden en maak de bin-
nenzijde van de ruiten nooit met agressieve
of zuur bevattende reinigingsmiddelen, of
een ander soortgelijk chemisch reinigings-
product, schoon. Conserveren en polijsten van de wa-
g
en
l
ak Conserveren
Het
g
e
bruik van geschikte producten be-
schermt de lak van de wagen. Uiterlijk wan-
neer op de schone lak het water niet meer
duidelijk als ronde druppels is te zien, de wa-
gen door het aanbrengen van een vaste was
opnieuw beschermen.
Ook als in de automatische wasinstallatie re-
gelmatig een vloeibare was wordt gebruikt,
beveelt SEAT aan de lak ten minste tweemaal
per jaar met vaste was te beschermen.
270