Page 41 of 380

WAARSCHUWING!
Een veiligheidsgordel waarvan degesp in de verkeerde sluiting is
bevestigd, biedt onvoldoende be-
scherming. Het heupgedeelte valt
dan mogelijk te hoog over uw li-
chaam, waardoor inwendig letsel
kan worden veroorzaakt. Gesp
uw gordel altijd vast in de gesp-
sluiting direct naast u.
Een te losse veiligheidsgordel biedt onvoldoende bescherming.
Tijdens een noodstop kunt u te
ver naar voren bewegen, waar-
door er een grotere kans is op
letsel. Zorg dat de gordel nauw
aansluit.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk een veiligheids-gordel onder de arm door te dra-
gen. Uw lichaam kan bij een aan-
rijding dan hard in aanraking
komen met de binnenzijde van de
auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt. Als
de gordel onder de arm wordt ge-
dragen, neemt het risico op in-
wendig letsel toe. De ribbenkast is
minder sterk dan de schouders.
Draag de gordel altijd over uw
schouder, zodat het sterkste been-
dergestel van uw lichaam de klap
opvangt bij een aanrijding.
Een schoudergordel die achter uw rug is geplaatst, biedt geen enkele
bescherming bij een aanrijding.
Als u de schoudergordel niet
draagt, is bij een aanrijding de
kans op hoofdletsel groter. Het
heup- en schoudergedeelte van de
gordel behoren samen te worden
gebruikt. 4. Leg de heupgordel over uw dijen,
onder de buik. Om een losse heupgor-
del strak te trekken, moet u het schou-
dergedeelte van de gordel aantrekken.
Om een te strakke heupgordel losser
te maken, kantelt u de gesp en trekt u
aan de heupgordel. Een nauw aan-
sluitende gordel verkleint het risico
dat u onder de gordel doorglijdt bij
een aanrijding.
Losse gordel straktrekken
35
Page 42 of 380

WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordtgedragen, kan het risico van letsel
bij een aanrijding vergroten. De
krachten op de gordel worden
dan niet opgevangen via de sterke
heupbeenderen en het bekken,
maar via de buik. Draag het
heupdeel van de gordel altijd zo
laag mogelijk en zorg dat de gor-
del strak zit.
Een verdraaide gordel biedt mo- gelijk onvoldoende bescherming.
Bij een aanrijding kan de gordel
dan zelfs snijwonden veroorza-
ken. Controleer of de gordel recht
loopt. Als u een van de gordels in
uw auto niet meer recht krijgt,
bezoek dan onmiddellijk uw er-
kende dealer om het defect te la-
ten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw
borstkas dat deze comfortabel zit en
niet tegen de hals rust. Het oprolme-
chanisme spant de gordel automa-
tisch aan. 6. Om de gordel los te maken drukt u
op de rode knop op de gespsluiting.
De gordel wordt dan automatisch op-
gerold. Indien nodig schuift u de gesp
over de gordel zodat deze volledig kan
worden opgerold.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel
kan bij een aanrijding scheuren,
waardoor u niet langer beschermd
bent. Controleer de veiligheidsgor-
dels van tijd tot tijd op scheuren,
rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk ver-
vangen. Probeer niet zelf de gordels
aan te passen of uit elkaar te halen.
Gordelsystemen moeten na een
aanrijding direct worden vervan-
gen als ze zijn beschadigd (oprol-
mechanisme verbogen, scheuren in
de gordel, enz.).
VERSTELBAAR ANKERPUNT
SCHOUDERGORDEL
Bij de voorste zitplaatsen kan het an-
kerpunt van de schoudergordel naar
beneden of boven worden versteld, zodat de gordel niet langer langs uw
hals loopt. Druk de knop boven de
gordel helemaal in om de verankering
te ontgrendelen en schuif deze vervol-
gens omhoog of omlaag naar de ge-
wenste positie.
Als u minder lang bent dan gemid-
deld, zult u een lagere positie gebrui-
ken. Als u langer bent dan gemiddeld,
zult u een hogere positie gebruiken.
Probeer na het loslaten van de knop
de verankering nog eens op en neer te
bewegen, om te controleren of deze
stevig is vergrendeld.
Op de achterbank moet u meer naar
het midden van de bank gaan zitten
om de gordel niet langs de hals te laten
lopen.
Schoudergordel afstellen
36
Page 43 of 380

VERDRAAIDE
DRIEPUNTSGORDEL
ONTWARREN
Gebruik de volgende methode om een
verdraaide driepuntsgordel te ont-
warren:
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk
naar het ankerpunt toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15
tot 30 cm boven de gesp en draai de
gordel 180° om een vouw te maken
die direct boven de gesp begint.
3. Schuif de gesp omhoog over de
dubbelgevouwen gordel. De dubbel-
gevouwen gordel moet aan de boven-
zijde van de gesp door de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot
de dubbelgevouwen gordel vrijkomt.
VEILIGHEIDSGORDELS OP
PASSAGIERSZITPLAATSEN
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen achterin zijn voorzien
van een automatisch blokkerend op-
rolmechanisme, dat wordt gebruiktvoor het bevestigen van een kinder-
zitje. Raadpleeg de paragraaf "Kin-
derzitjes bevestigen met de veilig-
heidsgordel" in het hoofdstuk
"Kinderzitjes" voor meer informatie
hierover. In de onderstaande tabel
wordt het type voorziening voor elke
zitplaats vermeld.
Be-
stuur- der Mid-
den Passa-
gier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
Als de passagierszitplaats is voorzien
van een automatisch blokkerend op-
rolmechanisme en voor het gebruike-
lijke doeleinde wordt gebruikt:
Trek juist voldoende gordelband uit
het oprolmechanisme om het middel van de inzittende comfortabel te kun-
nen omvatten, zonder het automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme te
activeren. Als het automatisch blok-
kerend oprolmechanisme toch wordt
geactiveerd, hoort u een ratelend ge-
luid terwijl de gordel wordt ingetrok-
ken. Laat in dat geval de gordel vol-
ledig intrekken en trek vervolgens
juist voldoende gordelband uit het op-
rolmechanisme om het middel van de
inzittende comfortabel te kunnen om-
vatten. Schuif de gesp in de gespslui-
ting totdat u een 'klik' hoort.
AUTOMATISCH
BLOKKEREND
OPROLMECHANISME
Deze functie zorgt ervoor dat de
schoudergordel automatisch in een
van te voren ingestelde positie wordt
geblokkeerd. De schoudergordel
wordt nog steeds aangespannen. De
automatische blokkeerfunctie is be-
schikbaar op alle passagierszitplaat-
sen met een driepuntsgordel. Gebruik
altijd de automatische blokkeerfunc-
tie als een kinderzitje is aangebracht
op een zitplaats die is voorzien van
37
Page 44 of 380

een gordel met dit systeem. Kinderen
van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt op de achterbank
worden vervoerd.
Gebruik van de automatische
blokkeerfunctie
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte en trek
dit omlaag tot de hele gordel is uitge-
rold.
3. Laat de gordel weer terugrollen.
Terwijl de gordel wordt opgerold
hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan
dat de automatische blokkeerfunctie
is geactiveerd.
De automatische blokkeerfunctie
uitschakelen
Maak de gesp van de driepuntsgordel
los en laat de gordel helemaal terug-
rollen om zo automatische blokkeer-
functie uit te schakelen en de normale
blokkering weer te activeren.WAARSCHUWING!
Laat de gordel en het oprolme-chanisme vervangen als het auto-
matisch blokkerend oprolmecha-
nisme of een andere functie van
de veiligheidsgordels niet correct
werkt bij een controle volgens de
procedures in de onderhouds-
handleiding.
Als u gordel en het oprolmecha- nisme niet laat vervangen wan-
neer dat nodig is, verhoogt u de
kans op letsel bij aanrijdingen.
SPANKRACHTBEGRENZER
In deze auto is het veiligheidsgordel-
systeem voor de voorste zitplaatsen
voorzien van een spankrachtbegren-
zer, die bij frontale aanrijdingen helpt
om het risico van letsel verder te ver-
lagen.
Dit veiligheidsgordelsysteem heeft
een oprolmechanisme dat de gordel-
band op een gecontroleerde manier
afwikkelt. Deze functie is bedoeld om
de kracht te verminderen die de gor-
del op de borstkas van de inzittende
uitoefent.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide
voorstoelen zijn voorzien van gor-
delspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak ge-
trokken bij een aanrijding. Deze ap-
paraten verbeteren de werking van de
veiligheidsgordels door ervoor te zor-
gen dat de gordel al in een vroeg sta-
dium van een aanrijding strak over
het lichaam van de inzittende komt te
liggen. Gordelspanners werken bij
alle lichaamsafmetingen, ook bij ge-
bruik van kinderzitjes.
OPMERKING: Bij gebruik van
een gordelspanner dient de veilig-
heidsgordel nog steeds op de juiste
wijze worden omgedaan. De gor-
del moet nauw aansluiten en op de
juiste wijze worden gedragen.
De gordelspanners worden geacti-
veerd door de controller van het be-
veiligingssysteem voor inzittenden.
Net als de airbags zijn ook de gor-
delspanners slechts geschikt voor een-
malig gebruik. Een geactiveerde gor-
delspanner of airbag dient
onmiddellijk te worden vervangen.
38
Page 45 of 380

ACTIEF
MOTORKAPSYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het actieve motorkapsysteem is be-
doeld om de bescherming van voet-
gangers te verhogen door de motor-
kap van de auto omhoog te laten
springen bij een aanrijding van een
voetganger of object. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden objecten het actieve
motorkapsysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor
activering
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt of de
actuatoren moeten worden geacti-
veerd bij een frontale aanrijding. Op
basis van de signalen van de bot-
singsensoren bepaalt de controllervan het beveiligingssysteem voor in-
zittenden wanneer de actuatoren ge-
activeerd worden. De botsingsensoren
bevinden zich bij de voorbumper.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onder-
delen van het actieve
motorkapsysteem wanneer de con-
tactschakelaar in de stand START of
ON/RUN staat. Als de sleutel zich in
de stand LOCK, in de stand ACC, of
buiten het contact bevindt, is het ac-
tieve motorkapsysteem niet ingescha-
keld en zal de actieve motorkap niet
geactiveerd worden.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden beschikt over
een reservevoeding, waardoor de ac-
tuatoren ook geactiveerd kunnen wor-
den wanneer de accu leeg is of is los-
gekoppeld.
Onderhoud van actief
motorkapsysteem
Als de controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden de actieve
motorkap heeft geactiveerd of een
storing in een van de onderdelen vanhet systeem detecteert, licht het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem op en verschijnt (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) het bericht
"SERVICE ACTIVE HOOD" (onder-
houd actieve motorkap noodzakelijk)
op het scherm van het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Een enkel geluidssignaal klinkt als
het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat branden na de
eerste keer starten. De module bevat
ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem laten branden wanneer een sto-
ring wordt geconstateerd die het
actieve motorkapsysteem zou kunnen
beïnvloeden. De diagnose meldt even-
eens de aard van het defect. Raad-
pleeg uw erkende dealer als het waar-
schuwingslampje voor het
airbagsysteem brandt of als het be-
richt "SERVICE ACTIVE HOOD"
(onderhoud actieve motorkap nood-
zakelijk) op het scherm van het elek-
tronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC) wordt weergegeven.
Als de actieve motorkap geactiveerd
is, dient u de auto door een erkende
39
Page 46 of 380

dealer te laten repareren. De scharnie-
ren van de motorkap moeten worden
gerepareerd en de actuatoren moeten
worden vervangen om de werking van
het systeem te herstellen.
Nadat de actieve motorkap is geacti-
veerd, kan de motorkap tijdelijke
worden teruggezet door de achterrand
boven de scharnieren omlaag te druk-
ken, wanneer de inwendige druk van
de actuatoren is afgelaten. De tijde-
lijke stand waarin de motorkap kan
worden teruggezet, dient om het zicht
over de motorkap bij vooruitrijden te
verbeteren totdat de auto kan worden
gerepareerd. In de tijdelijke stand
waarin de motorkap kan worden te-
ruggezet, ligt de motorkap ongeveer 5
mm boven het oppervlak van de spat-
borden.De voorbumper kan de goede werking
van het actieve motorkapsysteem
beïnvloeden. De onderdelen van de
voorbumper moeten op beschadigin-
gen worden gecontroleerd en, indien
nodig, worden vervangen na een fron-
tale botsing, zelfs bij een botsing met
lage snelheid.
OPMERKING: Na activering van
de actieve motorkap dient de auto
onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
LET OP!
Sluit ter voorkoming van mogelijke
schade de achterzijde van de mo-
torkap niet met kracht om deze in
zijn stand terug te zetten. Druk de
achterzijde van de motorkap om-
laag tot een klik hoorbaar en voel-
baar is (ongeveer 5 mm boven het
spatbord). Dit moet voldoende zijn
om beide terugzetmechanismen
van de scharnieren van de motor-
kap vast te zetten.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem op
het instrumentenpaneel of het be-
richt "SERVICE ACTIVE
HOOD" (onderhoud actieve mo-
torkap noodzakelijk) op het
EVIC negeert, kan dat betekenen
dat de actieve motorkap, en daar-
mee de bescherming van voetgan-
gers, niet functioneert. Als het
lampje niet gaat branden tijdens
de gloeilampcontrole wanneer u
de contactsleutel omdraait, blijft
branden nadat u de auto hebt ge-
start of gaat branden tijdens het
rijden, dient u een bezoek te
brengen aan uw erkende dealer.
Wijzigingen aan onderdelen van
het actieve motorkapsysteem kun-
nen tot gevolg hebben dat het sys-
teem bij een aanrijding niet functi-
oneert. Breng geen wijzigingen in
de onderdelen of bedrading aan.
Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosseriestruc-
tuur en monteer geen andere voor-
bumpers of kappen.
(Vervolgd)Service Actieve motorkap geactiveerd
40
Page 47 of 380

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk zelf onderdelenvan het actieve motorkapsysteem
te repareren. Waarschuw ieder-
een die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een actief
motorkapsysteem.
Probeer geen onderdelen van het actieve motorkapsysteem te wij-
zigen. De actieve motorkap kan
per ongeluk omhoog schieten of
mogelijk niet goed meer werken
als deze is gewijzigd. Breng de
auto naar een erkende dealer voor
reparaties aan de motorkap.
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voetgangers. Let altijd op
voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen en obstakels. U bent ver-
antwoordelijk voor de veiligheid
en dient uw aandacht voortdu-
rend op de omgeving te richten.
Anders bestaat er een risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
GEAVANCEERD AUTOGOR-
DELWAARSCHUWINGS-
SYSTEEM (BeltAlert®)
BeltAlert® is een voorziening die de
bestuurder en voorpassagier (voor be-
paalde uitvoeringen/landen met
BeltAlert® voor de voorpassagier) er-
aan herinnert de veiligheidsgordel om
te doen. Deze voorziening is altijd ac-
tief wanneer het contact is ingescha-
keld. Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of voorpassagier niet is
vastgegespt, gaat het waarschuwings-
lampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat beide gordels vóór zijn
vastgegespt.
De BeltAlert® waarschuwingscyclus
begint wanneer de auto een snelheid
van meer dan 8 km/u bereikt: het
waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels knippert en er klinkt een
geluidssignaal met tussenpozen. Wan-
neer de cyclus is gestart, wordt deze
volledig afgewerkt of gestopt wanneer
de desbetreffende veiligheidsgordels
zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is
voltooid, blijft het waarschuwings-
lampje voor de veiligheidsgordels branden totdat de desbetreffende vei-
ligheidsgordels zijn vastgegespt. De
bestuurder behoort alle overige inzit-
tenden erop te wijzen hun veiligheids-
gordels vast te gespen. Als een veilig-
heidsgordel vóór niet is vastgegespt
bij een snelheid hoger dan 8 km/u,
geeft BeltAlert® zowel een geluidssig-
naal als een visuele aanduiding weer.
BeltAlert® voor de voorstoel aan pas-
sagierszijde is niet actief wanneer er
niemand in de stoel zit. BeltAlert®
kan worden geactiveerd wanneer zich
op de voorstoel aan passagierszijde
een dier of zwaar voorwerp bevindt of
wanneer de stoel is neergeklapt (voor
bepaalde uitvoeringen/landen). Het
wordt aanbevolen huisdieren aange-
lijnd, of in een met de veiligheidsgor-
dels bevestigde reismand, op de ach-
terbank te vervoeren en bagage goed
op te bergen.
41
Page 48 of 380

BeltAlert® kan door uw erkende dea-
ler worden in- en uitgeschakeld.
LANCIA raadt het uitschakelen van
BeltAlert® af.
OPMERKING:
Ook als BeltAlert®
is uitgeschakeld, blijft het waar-
schuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden zolang de be-
stuurdersgordel of de gordel van de
voorpassagier (voor uitvoeringen/
landen met BeltAlert®) niet zijn
vastgegespt.
VEILIGHEIDSGORDELS
EN ZWANGERE VROUWEN
Vrouwen die in verwachting zijn die-
nen altijd de veiligheidsgordel te dra-
gen. Dit biedt de beste bescherming
voor zowel de aanstaande moeder als
de nog ongeboren baby.
Zwangere vrouwen dienen het heupge-
deelte van de gordel laag over het mid-
del en zo strak mogelijk over de heupen
te dragen. Houd de gordel laag, zodat
deze niet over de buik loopt. Op deze
wijze zullen de heupen de krachten op-
vangen bij een aanrijding.
AIRBAGSYSTEEM
Deze auto is ter aanvulling op de veilig-
heidsgordels voorzien van geavan-
ceerde frontairbags voor zowel de be-
stuurder als de voorpassagier. De
geavanceerde frontairbag voor de be-
stuurder bevindt zich in het midden
van het stuurwiel. De geavanceerde
frontairbag voor de passagier bevindt
zich in het instrumentenpaneel, boven
het handschoenenkastje. De airbagpa-
nelen zijn voorzien van het opschrift
SRS/AIRBAG. Bovendien is de auto
aan de bestuurderszijde voorzien van
een knieairbag, die zich in het instru-
mentenpaneel onder de stuurkolom be-
vindt.
1 — Geavanceerde frontairbags
voor bestuurder en passagier
2 — Kniebescherming
3 — Extra knieairbag aan
bestuurderszijde/kniebeschermer
OPMERKING: De geavanceerde
frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn gecertificeerd vol-
gens de richtlijnen voor geavan-
ceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de ge-
avanceerde frontairbags heeft ver-
schillende stadia. De airbag kan zo
meer of minder krachtig worden op-
geblazen, afhankelijk van factoren
zoals de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Locaties van de geavanceerde
frontairbags en kniebescherming
42