Page 305 of 380

OPMERKING: Als de functiere-
gelknop (5) in de stand voor de
luchtfunctie staat en de pomp in
bedrijf is, wordt lucht alleen via de
luchtpompslang (7) gedoseerd,
niet via de afdichtingsslang (6).
Als er afdichtingsmiddel (witte
vloeistof) doorde afdichtingsslang
(6) stroomt:
1. Laat de pomp werken totdat er
geen afdichtingsmiddel meer door de
slang stroomt (dit duurt meestal 30
tot 70 seconden). Terwijl het afdich-
tingsmiddel door de afdichtingsslang
(6) stroomt, kan de drukmeter (3) een
waarde tot 5 bar aangeven. De
waarde van de drukmeter (3) neemt
snel af van ongeveer 5 bar tot de wer-
kelijke bandenspanning wanneer de
fles met afdichtingsmiddel (1) leeg is.
2.
Als de fles met afdichtingsmiddel
(1) leeg is, begint de pomp onmiddellijk
met het inspuiten van lucht in de band.
Laat de pomp werken en vul de band
totdat de bandenspanning is bereikt die
op de sticker op de B-stijl aan de be-
stuurderszijde is vermeld (aanbevolen bandenspanning). Controleer de ban-
denspanning op de drukmeter (3).
Als de band niet binnen 15 minu-
ten wordt gevuld tot een druk van
ten minste 1,8 bar:
De schade aan de band is te groot.
Probeer niet door te rijden. Schakel
hulp in.
OPMERKING: Druk, als de band
een te hoge spanning heeft, op de
knop Deflation (leeglopen) om de
bandenspanning te verminderen
tot de voorgeschreven banden-
spanning voordat u verder gaat.
Als de band binnen 15 minuten is
gevuld tot de aanbevolen banden-
spanning of tot een spanning van
ten minste 1,8 bar:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om
de TIREFIT-set uit te schakelen.
2. Verwijder de sticker met de snel-
heidslimiet van de bovenkant van de
fles met afdichtingsmiddel (1) en
breng de sticker aan op het instru-
mentenpaneel. 3. Maak de afdichtingsslang (6) on-
middellijk los van het ventiel, breng
de dop weer aan op de fitting aan het
uiteinde van de slang, en berg de
TIREFIT-set op de daarvoor be-
stemde plaats in de auto op. Ga snel
door naar (D) "Rijden met de auto".
LET OP!
De metalen fitting van de stekker
(8) kan na gebruik heet zijn en
moet daarom voorzichtig worden
gehanteerd.
Als u de dop niet op de fitting aan het uiteinde van de afdichtings-
slang (6) aanbrengt, kan afdich-
tingsmiddel in aanraking komen
met uw huid, kleiding en het in-
terieur van de auto. Ook kan dan
afdichtingsmiddel in contact ko-
men met interne onderdelen van
de TIREFIT-set, waardoor de set
onherstelbaar beschadigd kan ra-
ken.
299
Page 306 of 380

(D) Rijden met de auto:
Rijd onmiddellijk na het inspuiten
van het afdichtingsmiddel en het vul-
len van de band ongeveer 8 km of 10
minuten om ervoor te zorgen dat het
TIREFIT-afdichtingsmiddel goed in
de band wordt verdeeld. Rijd niet
sneller dan 88 km/u.
WAARSCHUWING!
Met TIREFIT kunt u een lekke
band niet permanent repareren.
Laat de band controleren, repare-
ren of vervangen na gebruik van
TIREFIT. Rijd niet sneller dan
88 km/u totdat de band is gerepa-
reerd of vervangen. Als geen gehoor
wordt gegeven aan deze waarschu-
wing, kan dit ernstig of dodelijk
letsel tot gevolg hebben voor u, uw
passagiers en anderen in uw omge-
ving.
(E) Na het rijden:
Parkeer op een veilige plaats. Lees
eerst "Wanneer u stopt om TIREFIT
te gebruiken" voordat u verder gaat. 1. Draai de functieregelknop (5) in
de stand voor de luchtfunctie.
2. Maak de stekker los en steek de
stekker in de 12 Volt-aansluiting van
de auto.
3. Maak de luchtpompslang (7)
(zwart) los en schroef de fitting aan
het uiteinde van de slang (7) op het
ventiel.
4. Controleer de bandenspanning op
de drukmeter (3).
Als de bandenspanning lager is
dan 1,3 bar, is de schade aan de band
te groot. Probeer niet door te rijden.
Schakel hulp in.
Als de bandenspanning 1,3 bar of
meer bedraagt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om
TIREFIT in te schakelen en vul de
band totdat de bandenspanning is be-
reikt die op de band en op de band- en
beladingsinformatiesticker in de por-
tieropening aan de bestuurderszijde is
vermeld.
OPMERKING: Druk, als de
band een te hoge spanning heeft,
op de knop Deflation (leeglopen)
om de bandenspanning te vermin-
deren tot de voorgeschreven ban-
denspanning voordat u verder
gaat.
2. Koppel de TIREFIT-set los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting.
3. Berg de TIREFIT-set op de daar-
voor bestemde plaats in de auto op.
4. Laat de band bij de eerste gelegen-
heid repareren of vervangen door een
erkende dealer of een bandenservice-
bedrijf.
5. Laat de fles met afdichtingsmiddel
(1) en de afdichtingsslang (6) zo snel
mogelijk vervangen door uw erkende
dealer. Raadpleeg paragraaf (F),
"Fles met afdichtingsmiddel en slang
vervangen".
300
Page 307 of 380

OPMERKING: Als u de band laat
repareren, laat de erkende dealer
of het bandenservicebedrijf dan
weten dat de band is afgedicht met
de TIREFIT-set.
(F) Fles met afdichtingsmiddel en
slang vervangen:
1. Maak de afdichtingsslang (6)
(doorzichtig) los.
2. Zoek de ronde knop voor het los-
maken van de fles in het verzonken
gedeelte onder de fles.
3. Druk op de knop voor het losma-
ken van de fles met afdichtingsmid-
del. De fles met afdichtingsmiddel (1)
springt omhoog. Verwijder de fles en
voer deze volgens de voorschriften af.
4. Verwijder eventuele resten van het
afdichtingsmiddel van de TIREFIT-
houder.
5.
Breng de nieuwe fles met afdich-
tingsmiddel (1) zo aan in de houder dat
de afdichtingsslang (6) wordt uitgelijnd
met de slangsleuf in de voorzijde van de
behuizing. Druk de fles in de behuizing.
U hoort een klik die aangeeft dat de fles
goed op zijn plaats zit.
6. Controleer of de dop op de fitting
aan het uiteinde van de afdichtings-
slang (6) is aangebracht en berg de
slang op (aan de onderzijde van de
luchtpomp).
7. Berg de TIREFIT-set op de daar-
voor bestemde plaats in de auto op.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is,
kan de motor met behulp van een set
startkabels en een accu in een andere
auto, of met een draagbare snellader
weer worden gestart. Bij onjuist ge-
bruik kan het starten met startkabels
gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorg-
vuldig aan de hier beschreven proce-
dures.
OPMERKING: Bij gebruik van
een draagbare snellader moeten
instructies en vereiste voorzorgs-
maatregelen van de fabrikant wor-
den uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader
of een andere lader met een sys-
teemspanning groter dan 12 volt.
Dit kan schade toebrengen aan de
accu, startmotor, dynamo of het
elektrische systeem.
WAARSCHUWING!
Probeer de auto niet met startka-
bels te starten wanneer de accu be-
vroren is. De accu kan hierdoor
openscheuren of exploderen, met
kans op persoonlijk letsel.
VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELS
De accu bevindt zich onder een afdek-
plaat in de bagageruimte. De externe
accupolen voor het starten met start-
kabels bevinden zich aan de rechter-
kant van het motorcompartiment.
301
Page 308 of 380

OPMERKING: U kunt de externe
accupolen zien als u aan de rech-
terkant van de auto staat en over
het spatbord kijkt.
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiateurventila-tor wanneer de motorkap is ge-
opend. Als het contact is inge-
schakeld, kan deze ventilator op
elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor letsel door
draaiende ventilatorbladen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Verwijder alle metalen sieradenzoals ringen, horloges en armban-
den die onbedoeld elektrisch con-
tact kunnen maken. Dit kan ern-
stig letsel veroorzaken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw huid en ogen kan branden
en ze produceren waterstofgas
dat ontvlambaar en explosief is.
Houd open vuur of vonken
daarom altijd uit de buurt van de
accu.
1. Trek de handrem aan, zet de auto-
matische versnellingsbak in de stand
PARK en zet de contactschakelaar in
de stand LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio
en alle overbodige stroomverbruikers
uit.
3. Wanneer u de accu van een ander
voertuig gebruikt voor het starten met
startkabels, parkeer de auto dan zo,
dat accu met de startkabels bereik-
baar is, trek de handrem aan en zorg
ervoor dat de contactschakelaar in de
stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen
geen contact kunnen maken. Hier-
door kan een massaverbinding ont-
staan met mogelijk persoonlijk let-
sel als gevolg.
PROCEDURE VOOR HET
STARTEN MET
STARTKABELS
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan
dit persoonlijk letsel en schade aan
eigendommen tot gevolg hebben
door het exploderen van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze proce-
dure kan leiden tot schade aan het
laadsysteem van het voertuig dat de
starthulp biedt, of van de auto met
de lege accu.
Locaties van externe accupolen
1 — Externe pluspool (+)
2 — Externe minpool (-)
302
Page 309 of 380

1. Sluit het einde van de pluskabel
(+)van de startkabel aan op de ex-
terne pluspool (+)van auto met de
lege accu.
2. Sluit het andere einde van de plus-
kabel (+)aan op de pluspool (+)van
de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel (-)
van de startkabel aan op de minpool
(-) van de hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de min-
kabel (-)aan op de externe minpool
(-) van de auto met de lege accu.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de
minpool (-)van de lege accu. De
vonk die daardoor ontstaat kan de
accu doen exploderen en persoon-
lijk letsel veroorzaken. Gebruik al-
leen het specifieke aardpunt, ge-
bruik geen andere blootliggende
metalen onderdelen. 5. Start de motor van het voertuig
met de hulpaccu. Laat de motor en-
kele minuten stationair draaien en
start dan de motor van de auto met de
lege accu.
Nadat de motor is gestart moeten de
startkabels in omgekeerde volgorde
worden verwijderd:
6. Koppel de minkabel
(-)van de
startkabel los van de externe minpool
(-) van de auto met de lege accu.
7. Koppel het andere einde van de
minkabel (-)van de startkabel los van
de minpool (-)van de hulpaccu.
8. Koppel de pluskabel (+)van de
startkabel los van de pluspool (+)van
de hulpaccu.
9. Koppel de pluskabel (+)van de
startkabel los van de externe pluspool
(+) van de auto met de lege accu.
Wanneer uw auto vaak met behulp
van hulpstartkabels moet worden ge-
start, dient u de accu en het laadsys-
teem door een erkende dealer te laten
controleren.
LET OP!
Accessoires die op de aansluitcon-
tacten zijn aangesloten, ontvangen
ook voedingsspanning van de accu
in de auto als u ze niet gebruikt
(bijv. mobiele telefoons). Als u de
accessoires te lang aangesloten laat
zonder dat de motor draait, raakt
de accu zo ver ontladen dat de le-
vensduur ervan afneemt en/of de
motor niet meer zal starten.
EEN VASTZITTENDE
AUTO WEER
VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te
zitten in modder of sneeuw, kunt u de
auto meestal door een heen en weer
gaande beweging los krijgen. Draai het
stuur links- en rechtsom om de voor-
wielen vrij te maken. Schakel vervol-
gens tussen DRIVE en REVERSE. Trap
het gaspedaal net voldoende in om de
heen en weer gaande beweging van de
auto op gang te houden, zonder dat de
wielen doorslippen.
303
Page 310 of 380

OPMERKING: Voor voertuigen
met een 8-traps versnellingsbak:
schakelen tussen DRIVE en RE-
VERSE is alleen mogelijk bij wiel-
snelheden van 8 km/u of lager.
Wanneer de transmissie langer
dan 2 seconden in de stand NEU-
TRAL blijft, moet u het rempedaal
ingetrapt houden om DRIVE of
REVERSE in te schakelen.
LET OP!
Het overmatig laten oplopen van
het toerental van de motor of het
laten doorslippen van de wielen
kan leiden tot oververhitting en be-
schadiging van de versnellingsbak.
Laat de motor ten minste één mi-
nuut stationair draaien met de ver-
snellingsbak in de stand NEU-
TRAL telkens nadat de auto vijf
keer heen en weer is bewogen. Zo
voorkomt u oververhitting en ver-
mindert u het risico op schade aan
de versnellingsbak bij langdurige
pogingen om de auto vrij te krijgen.OPMERKING: Druk voordat u de
auto heen en weer beweegt eerst op
de toets "ESP Off" om het elektro-
nisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP) in de stand "Partial Off"
(Gedeeltelijk uit) te zetten. Raad-
pleeg de paragraaf "Elektronische
remregeling" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer in-
formatie hierover. Als de auto is
losgekomen, drukt u nogmaals op
de toets "ESP Off" om de stand
"ESP On" te herstellen.
LET OP!
Wanneer u een vastzittende auto
heen en weer beweegt door snel te
schakelen tussen DRIVE en RE-
VERSE, mogen de wielen nooit
sneller doorslippen dan 24 km/u,
omdat anders schade kan ont-
staan aan de aandrijflijn.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Het overmatig laten oplopen van
het toerental van de motor of het te
snel laten doorslippen van de wie-
len kan leiden tot oververhitting en
beschadiging van de versnellings-
bak. Ook kunnen de banden be-
schadigd raken. Laat de wielen
niet met meer dan 48 km/u door-
slippen in een versnelling (zonder
schakelen).
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen
is gevaarlijk. De krachten die vrijko-
men bij te hoge wielsnelheden kun-
nen de banden en assen, zelfs onher-
stelbaar, beschadigen. Er kan een
band exploderen, waardoor iemand
gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere
snelheid dan 48 km/u of langer dan
30 seconden continu doorslippen.
Zorg er ook voor dat er geen perso-
nen aanwezig zijn in de nabijheid
van een doorslippend wiel, ongeacht
de snelheid waarmee het wiel rond-
draait.
304
Page 311 of 380

SLEEPOGEN
Uw auto is zowel aan de voor- als
achterzijde uitgerust met sleepogen.
LET OP!
De sleepogen zijn uitsluitend be-
doeld voor noodsituaties, om een
voertuig dat van de weg is geraakt
vrij te krijgen. Gebruik de sleep-
ogen niet voor het aankoppelen aan
een afsleepwagen of om op de auto
op de weg te slepen. U kunt uw auto
anders beschadigen. Om te slepen
kunt u beter sleepbanden dan ket-
tingen gebruiken. Kettingen kun-
nen schade veroorzaken.
WAARSCHUWING!
Blijf op afstand van auto's die ge-
sleept worden. Sleepbanden en
-kettingen kunnen breken en zo
ernstig letsel toebrengen.
SCHAKELHENDEL
ONTGRENDELEN —
VIJFTRAPS
VERSNELLINGSBAK
Als zich een storing voordoet en de
schakelhendel niet uit de stand PARK
kan worden bewogen, dan kunt u de
volgende procedure uitvoeren om de
schakelhendel tijdelijk te kunnen be-
wegen:
1. Zet de motor af.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Verwijder het rubberen bakje uit
de opbergruimte (naast de schakel-
hendel op de middenconsole).
4. Houd het rempedaal stevig inge-
trapt.5. Steek een schroevendraaier of
soortgelijk gereedschap in de opening
(in de linkerzijkant van de opberg-
ruimte) en houd het ontgrendelme-
chanisme gedrukt.
6. Beweeg de schakelhendel naar de
stand NEUTRAL.
7. De motor kan dan in de stand
NEUTRAL worden gestart.
8. Plaats het rubberen bakje terug in
de opbergruimte.
Schakelhendel ontgrendelen
305
Page 312 of 380

HANDMATIGE PAR-
KEERREMONTGRENDE-
LING - 8-TRAPS VER-
SNELLINGSBAK
WAARSCHUWING!
Zorg altijd dat de auto niet weg kan
rollen, door de handrem stevig aan
te trekken voordat u de handmatige
parkeerontgrendeling inschakelt.
Wanneer u de handmatige parkeer-
ontgrendeling inschakelt, kan de
auto wegrollen als u de handrem
niet hebt aangetrokken of als de
auto niet correct aan een sleepvoer-
tuig is gekoppeld. Wanneer de auto
niet op zijn plaats wordt gehouden
als de handmatige parkeerontgren-
deling wordt ingeschakeld, kan dit
leiden tot ernstig of zelfs dodelijk
letsel van personen in of nabij de
auto.Als het voertuig moet worden geduwd
of gesleept in gevallen waarbij de ver-
snellingsbak niet uit de stand PARK
kan worden geschakeld (bijvoorbeeld
door een lege accu), kunt u de hand-
matige parkeerontgrendeling gebrui-
ken.
Volg deze stappen voor het gebruik
van de handmatige parkeerontgren-
deling:
1. Zorg ervoor dat de auto niet onbe-
doeld weg kan rollen, door de hand-
rem stevig aan te trekken.
2. Verwijder de opbergbak in de con-
sole om toegang te krijgen tot de hen-
del van de handmatige parkeeront-
grendeling.
3. Haal de bevestigingsband met een
kleine schroevendraaier of soortgelijk
gereedschap omhoog door de opening
in de bodem van de console.
4. Steek de schroevendraaier in de
sleuf in het midden van de hendel en
ontgrendel de hendel, door de meta-
len vergrendellip naar rechts te druk-
ken.
Opbergbak console
Vergrendellip
306