Page 73 of 380

1 — Afdekking A — Haak vanbevestigings-
band
3 — Bevesti-
gingsband B — Ankerpunt
voor bevesti-
gingsband
4. Bevestig de haak van de bevesti-
gingsband van het kinderzitje vast
aan het bovenste ankerpunt zoals
weergegeven in de afbeelding. 5. Trek de bevestigingsband strak
volgens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het kinderzitje.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als
een frontairbag wordt opgeblazen.
Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of aanrijding als een
projectiel door de auto worden geslin-
gerd en letsel oplopen of een passagier
verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerij-
den op de achterbank of in een speci-
ale reismand die is bevestigd met de
veiligheidsgordels.
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbren-
ging en as) van uw auto vereisen geen
lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de
eerste 100 km kunt u het beste een
snelheid tot 80 à 90 km/u aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt,
draagt nu en dan kort accelereren met
plankgas, binnen de grenzen van de
geldende verkeersregels, bij aan een
goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan
schadelijk zijn en moet worden ver-
meden.
De motorolie die in de fabriek in de
motor is aangebracht, is een energie-
besparend smeermiddel van een hoge
kwaliteit. Houd bij het verversen van
de olie rekening met de het te ver-
wachten klimaat waarin de auto
wordt gebruikt. Raadpleeg de para-
graaf "Onderhoudsprocedures" in het
hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen. GEBRUIK NOOIT
NIET-REINIGENDE OF ONVER-
MENGDE MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor verbruikt tijdens
de eerste paar duizend kilometers mo-
gelijk iets meer olie. Dat is bij het
inrijden normaal en duidt niet op een
probleem.
Laagste stand verstelbare hoofdsteun
Vastmaken van de bevestigingsband
67
Page 74 of 380

AANVULLENDE
VEREISTEN VOOR EEN
DIESELMOTOR
Vermijd bij de eerste 1500 km zware
belastingen, zoals bijvoorbeeld rijden
met volgas. Blijf onder 2/3 van het
maximale toelaatbare toerental voor
iedere versnelling. Schakel op het
juiste moment. Schakel niet terug om
af te remmen op de motor.
VEILIGHEIDSTIPS
PASSAGIERS VERVOEREN
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN
DE LAADRUIMTE.
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dierenachter in een geparkeerde auto bij
warm weer. De warmte in het in-
terieur kan ernstige gezondheids-
problemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren
in de laadruimte. Bij een ongeval
lopen personen in deze ruimte een
groter risico op ernstig of dodelijk
letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en veilig-
heidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel zit en op de juiste wijze
de veiligheidsgordel draagt.
(Vervolgd)
UITLAATGASSEN
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen gezondheids-
problemen veroorzaken of zelfs do-
delijk zijn. Ze bevatten koolmo-
noxide (CO), een kleur- en geurloos
gas. Het inademen ervan kan bewus-
teloosheid en vergiftiging veroorza-
ken. Volg de volgende veiligheids-
voorschriften om het inademen van
koolmonoxide te vermijden:
Laat de motor niet langer in een
gesloten garage of ruimte draaien
dan noodzakelijk is om de auto te
verplaatsen.
Wanneer u met open kofferdeksel/
achterportieren moet rijden, zorg
er dan voor dat alle ramen gesloten
zijn en dat de aanjager van de kli-
maatregeling in een hoge stand
staat. Schakel de recirculatiestand
NIET in.
(Vervolgd)
68
Page 75 of 380

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Als u in een geparkeerde automoet zitten met een draaiende
motor, stel dan de verwarming of
de koeling zodanig af dat er bui-
tenlucht in de auto wordt aange-
zogen. Zet de aanjager op een
hoog toerental.
De beste bescherming tegen koolmo-
noxidevergiftiging is een goed onder-
houden uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid
is veranderd, uitlaatgassen in de auto
ruikt of als de onder- of achterzijde
van de auto is beschadigd, is er moge-
lijk sprake van lekkage in het uitlaat-
systeem. Laat een vakbekwame mon-
teur het volledige uitlaatsysteem en de
naburige carrosseriedelen controleren
op breuk, schade, slijtage of verplaat-
singen. Open naden of losse verbin-
dingen kunnen ertoe leiden dat uit-
laatgassen binnendringen in het
interieur. Laat het uitlaatsysteem ook
altijd controleren wanneer de auto op
een hefbrug wordt gezet voor het ver-
versen van smeervet of olie. Laat in-
dien nodig onderdelen vervangen.
AANBEVOLEN
VEILIGHEIDSCONTROLES
IN DE AUTO
Veiligheidsgordels
Controleer de veiligheidsgordels van
tijd tot tijd op scheuren, rafels en losse
delen. Laat beschadigde onderdelen
onmiddellijk vervangen. Probeer niet
zelf de gordels aan te passen of uit
elkaar te halen.
De gordelsystemen voorin moeten na
een aanrijding worden vervangen.
Gordelsystemen achterin moeten na
een aanrijding direct worden vervan-
gen als ze zijn beschadigd (oprolme-
chanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.). Wanneer er ook maar
enige twijfel bestaat over de toestand
van de gordels of de oprolmechanis-
men, laat de gordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Het lampje moet ter con-
trole vier tot acht seconden
branden nadat u de con-
tactschakelaar de eerste keer in de stand ON hebt gezet. Be-
zoek uw erkende als het lampje tij-
dens het starten niet gaat branden.
Als het blijft branden, knippert, of
oplicht tijdens het rijden, moet u het
systeem laten controleren door een
erkende.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ont-
dooistand te selecteren en de aanjager
in een hoge stand te zetten. U moet nu
de lucht kunnen voelen die langs de
voorruit geblazen wordt. Bezoek uw
erkende dealer als de ontdooi-
inrichting niet werkt.
Veiligheidsinformatie over
vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die
overeenkomen met de afmetingen van
de voetruimte van uw auto. U mag
alleen vloermatten gebruiken die het
gebied rondom de pedalen vrijlaten
en stevig vastzitten, zodat de matten
niet kunnen verschuiven, de beweging
van de pedalen kunnen belemmeren
of de veilige besturing van uw auto op
een andere manier kunnen hinderen.
69
Page 76 of 380

WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen be-
wegen, kunt u de controle over de
auto verliezen, waardoor gevaar
voor ernstig letsel ontstaat.
Controleer altijd of de vloermat-ten op de juiste wijze zijn vastge-
maakt aan de bevestigingspunten
voor de matten.
Plaats nooit vloermatten of an- dere vloerbedekkingen die u niet
op de juiste wijze kunt vastmaken
en voorkom te allen tijde dat de
matten verschuiven, de beweging
van de pedalen belemmeren of de
besturing van de auto op een an-
dere manier hinderen.
Plaats nooit vloermatten of andere
vloerbedekkingen over reeds aan-
wezige vloermatten. Extra vloer-
matten en andere vloerbedekkin-
gen verkleinen de ruimte voor de
pedalen en belemmeren daardoor
de beweging van de pedalen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Controleer regelmatig of de mat- ten nog correct zijn bevestigd.
Matten die zijn verwijderd om te
worden gereinigd, moeten altijd
op de juiste wijze opnieuw wor-
den geplaatst en vastgemaakt.
Voorkom te allen tijde dat er tij- dens het rijden voorwerpen kun-
nen vallen in de voetruimte van
de bestuurder. Deze voorwerpen
kunnen beklemd raken onder het
rem- en gaspedaal, waardoor u de
controle over de auto verliest.
Bevestigingspunten moeten, in- dien nodig, op de juiste wijze wor-
den aangebracht als deze niet af
fabriek aanwezig zijn.
Als de vloermatten niet op de juiste
wijze worden geplaatst of beves-
tigd, kan de beweging van het rem-
en gaspedaal worden belemmerd,
waardoor u de controle over de auto
verliest.
VEILIGHEIDSCONTROLES
BUITEN DE AUTO
Banden
Controleer de banden op overmatige
of ongelijkmatige slijtage. Controleer
de banden op stenen, spijkers, glas of
andere voorwerpen die in het loop-
vlak of de wang vast zijn blijven zit-
ten. Controleer het loopvlak op sne-
den en scheuren. Controleer de
wangen op sneden, scheuren en bob-
bels. Controleer of de wielmoeren ste-
vig zijn aangedraaid. Controleer de
bandenspanning (met inbegrip van
het reservewiel) wanneer de banden
koud zijn.
70
Page 77 of 380
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem-
en buitenverlichting controleren ter-
wijl u in de auto de verlichting be-
dient. Controleer de controlelampjes
voor de richtingaanwijzers en het
grootlicht op het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer of de portieren goed slui-
ten en worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de
auto. Controleer op brandstof-,
koelvloeistof-, olie- of andere vloei-
stoflekkage. Ook als u een benzine-
lucht ruikt of lekkage van brandstof
of rem- of stuurbekrachtigingsvloei-
stof (indien aanwezig) vermoedt,
moet direct de oorzaak worden opge-
spoord en verholpen.71
Page 78 of 380
Page 79 of 380
3
DE FUNCTIES VAN UW AUTO
SPIEGELS...............................80
BINNENSPIEGEL MET AUTOMATISCHE DIMSTAND ............................80
BUITENSPIEGELS ......................80
INKLAPBARE BUITENSPIEGELS ...........80
BUITENSPIEGEL MET AUTOMATISCHE DIMSTAND AAN BESTUURDERSZIJDE .......81
BUITENSPIEGELS MET RICHTINGAANWIJZER EN NADERINGSVERLICHTING (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) ..............81
SPIEGELS KANTELEN BIJ ACHTERUITRIJDEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) .........81
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS . . .82
ELEKTRISCH INKLAPBARE BUITENSPIEGELS .......................82
VERWARMDE BUITENSPIEGELS ...........82
VERLICHTE MAKE-UPSPIEGELS ..........83
"SCHUIFSTANGFUNCTIE" EN VERLENGFUNCTIES VAN DE ZONNEKLEP . . .83
DODEHOEKBEWAKING (voor bepaalde uitvoeringen/landen, waar verkrijgbaar) ........83
REAR CROSS PATH (voor bepaalde uitvoeringen/landen) .....................86
73
Page 80 of 380

BEDRIJFSMODI.........................87
Uconnect® PHONE (8.4/8.4N) .................88
Uconnect® 8.4 /8.4 NAV ...................88
BEDIENING ............................90
FUNCTIES TELEFOONGESPREKKEN ........96
FUNCTIES VAN UCONNECT® PHONE ........99
GEAVANCEERDE TELEFOONVERBINDINGEN ..............103
WAT U MOET WETEN OVER UW Uconnect® PHONE ......................103
ALGEMENE INFORMATIE ................109
SPRAAKBEDIENING ......................109
Uconnect® 8.4 /8.4 Nav ..................109
UCONNECT® SPRAAKBEDIENING .........111
STRUCTUUR GESPROKEN OPDRACHTEN . . .112
STOELEN ..............................121
ELEKTRISCH VERSTELBARE STOELEN . . . .121
ELEKTRISCHE LENDENSTEUN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) .............123
STOELVERWARMING (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ....................123
STOELVENTILATIE (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ....................125
HOOFDSTEUNEN ......................125
NEERKLAPBARE ACHTERBANK ..........127
GEHEUGENSTOEL (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ......................127
GEHEUGENFUNCTIE PROGRAMMEREN .....128
74