Page 129 of 380

LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder een
elektrisch verstelbare stoel en zorg
dat deze altijd vrij kan bewegen.
Anders kan de stoelbediening be-
schadigd raken. De stoel kan niet
vrij bewegen als deze wordt gehin-
derd door obstakels.
ELEKTRISCHE
LENDENSTEUN (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Auto's die zijn uitgerust met elek-
trisch verstelbare bestuurders- en
passagiersstoelen zijn mogelijk tevens
voorzien van een elektrische lenden-
steun. De schakelaar voor de elektri-
sche lendensteun bevindt zich aan de
buitenzijde van de elektrisch verstel-
bare stoel. Druk de schakelaar naar
voren of naar achteren om meer of
minder lendensteun in te stellen.
Druk de schakelaar omhoog of om-
laag om de lendensteun te verhogen of
te verlagen.
STOELVERWARMING (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Bij sommige modellen zijn de voor-
stoelen en de achterbank uitgerust
met verwarmingselementen in zowel
de zittingen als de rugleuningen.
De stoelverwarming van de
bestuurders- en passagiersstoel wordt
bediend met het Uconnect® systeem.
WAARSCHUWING!
Personen die geen pijn op de huidkunnen voelen als gevolg van ou-
derdom, chronische ziekte, dia-
betes, rugletsel, medicatie, alco-
holgebruik, uitputting of een
andere lichamelijke conditie,
moeten voorzichtig zijn bij het ge-
bruik van de stoelverwarming.
Deze kan zelfs bij lage temperatu-
ren brandwonden veroorzaken,
met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
Plaats geen voorwerpen op de zit- ting of de rugleuning die warmte-
isolerend werken, zoals een deken
of kussen. Hierdoor kan de stoel-
verwarming oververhit raken.
Een oververhitte stoel kan leiden
tot ernstige brandwonden als ge-
volg van de verhoogde oppervlak-
tetemperatuur van de zitting.
Schakelaar voor de elektrische
lendensteun
123
Page 130 of 380

Bediening van stoelverwarming
voor — Uconnect® 8.4 en 8.4 N:
Kies de schermtoets "Controls" (be-
dieningselementen) onder in het
Uconnect® scherm.Druk eenmaal op de
schermtoets onder "Driver"
(bestuurder) of "Passen-
ger" (passagier) om een
hoge verwarmingsstand (HI) te kie-
zen. Druk een tweede keer op de
schermtoets om een lage verwar-
mingsstand (LO) te kiezen. Druk een
derde keer op de schermtoets om de
verwarmingselementen uit te schake-
len (OFF). OPMERKING: Zodra u een stand
hebt geselecteerd, voelt u na twee
tot vijf minuten dat de stoel warm
wordt.
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd,
geeft de verwarming extra veel
warmte tijdens de eerste vier ge-
bruiksminuten. Daarna neemt de uit-
gestraalde warmte af tot de normale
hoge stand (HI). Als de hoge stand
(HI) is geselecteerd, schakelt het sys-
teem automatisch na maximaal 60
minuten continue werking naar de
lage stand (LO). Op dat moment ver-
andert het display van HI (hoge
stand) in LO (lage stand). De lage
stand (LO) wordt automatisch na 45
minuten uitgeschakeld (OFF).Stoelverwarming achterin
Bij sommige modellen zijn de twee
buitenste zitplaatsen uitgerust met
verwarmde zittingen. De stoelverwar-
mingsschakelaars van deze stoelen
bevinden zich aan de achterzijde van
de middenconsole. Met de twee scha-
kelaars voor de stoelverwarming kun-
nen de achterpassagiers de stoelen af-
zonderlijk bedienen.
U kunt kiezen uit de verwarmings-
standen HI (hoog), LO (laag) en OFF
(uit). Oranje indicatielampjes in beide
schakelaars geven de gekozen verwar-
mingsstand weer. Er gaan twee indi-
catielampjes branden voor de stand
HI (hoog), één voor LO (laag) en geen
voor OFF (uit).
Druk eenmaal op de scha-
kelaar om de hoge verwar-
mingsstand (HI) te kiezen.
Druk een tweede keer op de
schakelaar om een lage verwarmings-
stand (LO) te kiezen. Druk een derde
keer op de schakelaar om de verwar-
mingselementen uit te schakelen
(OFF).
Schermtoets Controls
(bedieningselementen)
Schermtoetsen stoelverwarming
124
Page 131 of 380

OPMERKING:
Zodra u een stand hebt geselec-teerd, voelt u na twee tot vijf mi-
nuten dat de stoel warm wordt.
De stoelverwarming werkt uit- sluitend wanneer de motor
draait.
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd,
geeft de verwarming extra veel
warmte tijdens de eerste vier ge-
bruiksminuten. Daarna neemt de uit-
gestraalde warmte af tot de normale
hoge stand (HI). Als de hoge stand
(HI) is geselecteerd, schakelt het sys-
teem automatisch na maximaal 60
minuten continue werking naar de
lage stand (LO). Op dat moment gaat
een van de twee lampjes uit om de
wijziging aan te geven. De lage stand
(LO) wordt automatisch na 45 minu-
ten uitgeschakeld (OFF).
STOELVENTILATIE (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Bij sommige modellen zijn zowel de
bestuurdersstoel als de passagiers-
stoel uitgerust met stoelventilatie. In de stoelzitting en de rugleuning be-
vinden zich kleine ventilatoren die
lucht aanzuigen via het stoelopper-
vlak door kleine perforaties in de
stoelbekleding, ter verkoeling van de
bestuurder en voorpassagier bij hoge
omgevingstemperaturen.
De stoelventilatie kan worden be-
diend met het Uconnect® systeem.
OPMERKING: De stoelventilatie
werkt uitsluitend wanneer de mo-
tor draait.
Bediening van de stoelventilatie
voor - Uconnect® 8.4 /8.4 N:
Kies de schermtoets "Controls" (be-
dieningselementen) onder in het
Uconnect® scherm.
Druk eenmaal op de schermtoets on-
der "Driver" (Bestuurder) of "Passen-
ger" (Passagier) om een hoge ventila-
tiestand (HI) te kiezen. Druk een
tweede keer op de schermtoets om een
lage ventilatiestand (LO) te kiezen.
Druk een derde keer op de scherm-
toets om de stoelventilatie uit te scha-
kelen.
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het
risico van letsel te verlagen door de
bewegingsvrijheid van het hoofd te
beperken tijdens aanrijdingen van
achteren. De hoofdsteunen moeten
zodanig worden afgesteld, dat de bo-
venkant van uw oor zich onder de
bovenkant van de hoofdsteun be-
vindt.
Schermtoets Controls
(bedieningselementen)
Schermtoetsen stoelventilatie
125
Page 132 of 380

WAARSCHUWING!
De hoofdsteunen moeten voor alle
inzittenden correct worden afge-
steld voordat u gaat rijden, of voor-
dat de passagiers plaatsnemen. De
hoofdsteunen mogen nooit worden
afgesteld tijdens het rijden. Rijden
in een auto zonder hoofdsteunen of
met onjuist afgestelde hoofdsteu-
nen kan leiden tot ernstig of zelfs
dodelijk letsel in het geval van een
aanrijding.
Actieve hoofdsteunen —
voorstoelen
De bestuurdersstoel en de passagiers-
stoel zijn uitgerust met actieve hoofd-
steunen. Bij een botsing van achteren
bewegen de actieve hoofdsteunen au-
tomatisch naar voren en verkleinen zo
de ruimte tussen het achterhoofd van
de inzittenden en de hoofdsteun.
De actieve hoofdsteunen keren auto-
matisch terug in hun normale positie
na een botsing. Als de actieve hoofd-
steunen niet in de normale positie te-
rugkeren, neem dan onmiddellijk
contact op met uw erkende dealer. Trek aan de hoofdsteunen om ze te
verhogen. Als u de hoofdsteun wilt
verlagen, drukt u op de knop onder
aan de hoofdsteun en drukt u de
hoofdsteun naar beneden.
OPMERKING: De hoofdsteunen
mogen uitsluitend door bevoegde
monteurs worden verwijderd en
alleen voor onderhoudswerk-
zaamheden. Als een hoofdsteun
verwijderd moet worden, neem
dan contact op met een erkende
dealer.
WAARSCHUWING!
Leg geen voorwerpen zoals jassen,
stoelhoezen of draagbare dvd-
spelers over de hoofdsteunen. Deze
voorwerpen kunnen bij botsingen
de werking van de actieve hoofd-
steunen belemmeren en leiden tot
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Hoofdsteunen achterin
De middelste hoofdsteun heeft twee
standen: omhoog en omlaag. Als de
middelste stoel in gebruik is, moet de
hoofdsteun in de hoge stand staan.
Wanneer de middelste stoel niet in
gebruik is, kan de hoofdsteun worden
verlaagd, zodat de bestuurder maxi-
maal zicht heeft.
Trek aan de hoofdsteunen om ze te
verhogen. Als u de hoofdsteun wilt
verlagen, drukt u op de knop onder
aan de hoofdsteun en drukt u de
hoofdsteun naar beneden.
Drukknop
126
Page 133 of 380

OPMERKING: De buitenste
hoofdsteunen zijn niet verstelbaar.
Raadpleeg de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden"
in het hoofdstuk "Uw auto" voor
informatie over het doorvoeren
van bevestigingsbanden.
NEERKLAPBARE
ACHTERBANK
De rugleuningen van de achterbank
kunnen naar voren worden geklapt
voor extra bagageruimte. Om de rug-
leuning van de achterbank naar voren
te klappen, trekt u aan de lussen aan
de bovenkant van de rugleuning.
OPMERKING: U kunt deze lussen
wegstoppen wanneer u ze niet ge-
bruikt.Nadat de rugleuning is ontgrendeld,
kan hij naar voor worden geklapt.
Wanneer de rugleuning rechtop staat,
moet u controleren of deze goed is
vastgeklikt door stevig aan de boven-
kant van de rugleuning te trekken,
boven de band.
WAARSCHUWING!
Controleer of de rugleuning stevig
is vergrendeld. Als de rugleuning
niet goed is vergrendeld, biedt de
achterbank onvoldoende stabili-
teit voor kinderzitjes en/of passa-
giers. Een instabiele zitting kan
leiden tot ernstig letsel.
De laadruimte achter in de auto (al dan niet met neergeklapte
achterbank) mag tijdens het rij-
den niet door kinderen worden
gebruikt als speelruimte. Bij een
ongeval zouden ze ernstig letsel
kunnen oplopen. Kinderen horen
plaats te nemen in een geschikt
kinderzitje.
GEHEUGENSTOEL (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Met deze functie kunt u twee verschil-
lende geheugenprofielen opslaan, die
met de geheugentoets eenvoudig gese-
lecteerd kunnen worden. Elk
geheugenprofiel bevat de gewenste
DrukknopLus rugleuning achterbank
Neergeklapte rugleuning achterbank
127
Page 134 of 380

voorkeursinstelling voor de bestuur-
dersstoel, de buitenspiegels, de verstel-
bare pedalen (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) en de elektrisch
verstelbare stuurkolom, evenals de
voorkeurzenders voor de radio. U kunt
uw afstandsbediening ook zodanig pro-
grammeren, dat deze instellingen wor-
den opgeroepen als op de ontgrendel-
knop wordt gedrukt.
OPMERKING:
Slechts één afstandsbedieningkan aan elk van deze geheugen-
posities worden gekoppeld.
Portiergrepen met Passive Entry
kunnen niet aan de geheugen-
functie worden gekoppeld. Ge-
bruik de geheugentoets of de
afstandsbediening (indien gekop-
peld aan geheugen) om geheugen-
posities 1 of 2 op te roepen.
De geheugenstoelschakelaar bevindt
zich op het bekledingspaneel van het
bestuurdersportier. De schakelaar be-
staat uit drie knoppen: de knop (S)
waarmee de stoelinstelling wordt op-
geslagen en de knoppen (1) en (2) waarmee twee voorgeprogrammeerde
instellingen kunnen worden opgeroe-
pen.
GEHEUGENFUNCTIE
PROGRAMMEREN
Een nieuw geheugenprofiel maken:
1. Zet de contactschakelaar in de
stand RUN.
2. Pas alle profielinstellingen aan uw
voorkeuren aan (bijv. stoel, buiten-
spiegel, verstelbare pedalen (voor be-
paalde uitvoeringen/landen), elek-
trisch verstelbare stuurkolom (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) en
voorkeurzenders voor de radio).
3. Druk kort op de instelknop (S) op
de geheugenschakelaar.4. Druk binnen vijf seconden op ge-
heugenknop 1 of 2. Het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
geeft aan welke geheugenpositie is in-
gesteld.
OPMERKING:
De auto hoeft niet in de stand
PARK te staan voor het instellen
van geheugenposities, maar dit
is wel vereist als u een geheugen-
positie wilt oproepen.
Het oproepen van het geheugen
met de ontgrendelknop van de af-
standsbediening kan in en uit
worden geschakeld met het
Uconnect® systeem, raadpleeg
"Uconnect® instellingen" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie
hierover.
AFSTANDSBEDIENING AAN
GEHEUGEN KOPPELEN EN
ONTKOPPELEN
U kunt uw afstandsbedieningen zoda-
nig programmeren, dat een van de
Geheugenstoelschakelaar
128
Page 135 of 380

twee vooraf ingestelde geheugenpro-
fielen wordt opgeroepen als op de ont-
grendelknop van de afstandsbedie-
ning wordt gedrukt.
OPMERKING: Voordat u de af-
standsbedieningen programmeert
moet u de functie "Memory To
FOB" (geheugen naar sleutelhou-
der) selecteren via het scherm van
het Uconnect® systeem. Raad-
pleeg de paragraaf "Door de klant
te programmeren functies - Instel-
lingen Uconnect® Access 8.4" in
het hoofdstuk "Het instrumenten-
paneel" voor meer informatie
hierover.
Ga als volgt te werk om uw afstands-
bediening te programmeren:
1. Zet de contactschakelaar in de
stand OFF.
2. Selecteer het gewenste geheugen-
profiel (1) of (2).3. Na het oproepen van het profiel
drukt u kort op de instelknop (S) op
de geheugenschakelaar en vervolgens
drukt u kort op de knop (1) of (2). Als
uw auto is uitgerust met EVIC, wordt
het bericht "Memory Profile Set" (ge-
heugenprofiel ingesteld) (1 of 2)
weergegeven in de instrumenten-
groep.
4. Druk binnen 10 seconden kort op
de vergrendelknop van de afstandsbe-
diening.
OPMERKING: U kunt uw af-
standsbedieningen loskoppelen
van de geheugeninstellingen door
eerst op de instelknop (S) te druk-
ken en daarna op de ontgrendel-
knop van de afstandsbediening,
zoals beschreven bij stap 4 hierbo-
ven.GEHEUGENPOSITIE
OPROEPEN
OPMERKING: De auto moet in de
stand PARK staan om geheugen-
posities op te kunnen roepen. Als u
een geheugenpositie probeert op te
roepen als de auto niet in de stand
PARK staat, verschijnt er een be-
richt op het EVIC.
Druk op geheugenknop 1 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
van de bestuurder wilt oproepen, of
druk op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 1.
Druk op geheugenknop 2 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
van de bestuurder wilt oproepen, of
druk op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 2.
U kunt het oproepen annuleren door
tijdens het oproepen op een van de
geheugenknoppen (S, 1, of 2) op het
bedieningspaneel van het bestuur-
dersportier te drukken. Als het oproe-
pen wordt geannuleerd, stoppen de
129
Page 136 of 380

bewegingen van de bestuurdersstoel,
de buitenspiegel, de verstelbare peda-
len (voor bepaalde uitvoeringen/
landen) en de elektrisch verstelbare
stuurkolom (voor bepaalde
uitvoeringen/landen). Na een vertra-
ging van één seconde kunt u een
nieuwe geheugenpositie oproepen.
EASY ENTRY/EASY
EXIT(alleen beschikbaar in
combinatie met
geheugenstoel)
Deze functie verstelt automatisch de
bestuurdersstoel, zodat de bestuurder
gemakkelijker kan in- en uitstappen.
De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich beweegt, is afhankelijk van
de positie van de stoel op het moment
dat u de contactschakelaar in de stand
OFF zet.
Als u de contactschakelaar in destand OFF zet, beweegt de bestuur-
dersstoel ongeveer 60 mm naar
achteren wanneer de stoel zich 68
mm of meer vóór de achterste stand
bevindt. De stoel keert terug naar de ingestelde positie zodra u de
contactschakelaar in de stand ACC
of RUN zet.
Als u de contactschakelaar in de stand OFF zet, beweegt de bestuur-
dersstoel naar een positie die 8 mm
vóór de achterste stand ligt wan-
neer de bestuurdersstoel zich in een
positie tussen 23 mm en 68 mm
vóór de achterste stand bevindt. De
stoel keert terug naar de ingestelde
positie zodra u de contactschake-
laar in de stand ACC of RUN zet.
De functie Easy Entry/Easy Exit is uitgeschakeld wanneer de bestuur-
derstoel zich op minder dan 23 mm
vóór de achterste stop bevindt. Bij
deze positie heeft het voor de be-
stuurder geen zin om de stoel te
verplaatsen voor gemakkelijk in-
en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
Easy Entry en Easy Exit. OPMERKING: De functie Easy
Entry/Easy Exit kan worden in- en
uitgeschakeld met het Uconnect®
systeem, raadpleeg "Uconnect®
instellingen" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Voor het openen van de motorkap
moeten twee vergrendelingen worden
vrijgezet.
1. Trek aan de motorkaphendel links
onder het instrumentenpaneel.
Motorkaphendel
130