Page 89 of 380

VERLICHTE MAKE-
UPSPIEGELS
Op de zonneklep bevindt zich een ver-
lichte make-upspiegel. Als u deze
spiegel wilt gebruiken, klapt u de zon-
neklep omlaag en het spiegelklepje
omhoog. De verlichting gaat dan au-
tomatisch aan. Als u het spiegelklepje
sluit, wordt de verlichting uitgescha-
keld.
"SCHUIFSTANGFUNCTIE"
EN VERLENGFUNCTIES
VAN DE ZONNEKLEP
Voor het gebruik van de "schuifstang-
functie" van de zonneklep klapt u de
zonneklep omlaag en daarna opzij zo-
dat hij evenredig aan het zijraam ligt.
Pak hierbij de zonneklep vast met uwlinkerhand en trek hem naar achteren
tot hij in de gewenste stand staat. Voor
het gebruik van de verlengfunctie van
de zonneklep pakt u het verlengstuk
aan de achterkant van de klep vast en
trekt u het naar voren.
DODEHOEKBEWAKING
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen,
waar verkrijgbaar)
Het systeem voor dodehoekbewaking
maakt gebruik van twee radarsenso-
ren in de achterbumper en detecteert
motorvoertuigen (auto's, vrachtwa-
gens, motorfietsen, etc.) die vanaf de
achterzijde, voorzijde of zijkant van
de auto in de dode hoek bewegen.
Na het starten van de auto gaat het
waarschuwingslampje van de dode-
hoekbewaking in de beide buitenspie-
gels kort branden om de bestuurder te
laten weten dat het systeem is geacti-
veerd. De sensoren van de dodehoek-
bewaking zijn in werking wanneer
naar een van de vooruitversnellingen
of de achteruitversnelling is gescha-
keld en worden in de stand-by-modus
gezet wanneer naar de parkeerstand
(PARK) is geschakeld.
Verlichte make-upspiegel
Schuifstangfunctie
Detectiezones achter
83
Page 90 of 380

De detectiezone van de dodehoekbe-
waking bestrijkt ongeveer één rij-
strook van 3,8 m breed aan beide
zijden van de auto. De zone begint bij
de buitenspiegel en bestrijkt een ge-
bied tot ongeveer 7 m achter de auto.
Het systeem bewaakt de detectiezones
aan beide zijden van de auto vanaf het
moment dat een snelheid van onge-
veer 10 km/u of hoger wordt bereikt
en waarschuwt de bestuurder voor
voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking waar-schuwt de bestuurder NIET voor
snel naderende voertuigen die
zich buiten de detectiezones be-
vinden. De detectiezone van de dode-
hoekbewaking VERANDERT
NIET wanneer een aanhanger
aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is
gekoppeld, moet u zelf kijken of
de rijbaan naast u vrij is voor
zowel uw auto als de aanhanger,
voordat u van rijbaan wisselt.
Wanneer de aanhanger of een
ander object (bijvoorbeeld een
fiets) uitsteekt aan de zijkant
van uw auto, is het mogelijk dat
het waarschuwingslampje van
de dodehoekbewaking blijft
branden zolang naar een voor-
uitversnelling is geschakeld.
Voor een correcte werking van de do-
dehoekbewaking moet de achterkant
van de auto waar zich de radarsenso-
ren bevinden, vrij zijn van sneeuw, ijs
en vuil. De achterkant van de auto
waar zich de radarsensoren bevinden,
mag niet worden geblokkeerd door
vreemde voorwerpen (bumperstic-
kers, fietsendrager, enz.). De dodehoekbewaking waarschuwt
de bestuurder voor objecten binnen
de detectiezones door het oplichten
van een waarschuwingslampje in de
buitenspiegels, een geluidsignaal en
verlagen van het volume van de radio.
Raadpleeg het hoofdstuk "Bedrijfs-
modi" voor meer informatie hierover.
De dodehoekbewaking controleert de
detectiezone tijdens het rijden vanuit
drie verschillende punten (zijkant,
achter- en voorzijde) om te beoorde-
len of een waarschuwing noodzakelijk
is. De dodehoekbewaking zal een
waarschuwing geven wanneer voer-
tuigen vanuit de volgende richtingen
in de zone komen.
Waarschuwingslampje
dodehoekbewakingSensorpositie (gezien vanaf de bestuurderszijde)
84
Page 91 of 380

In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijba-
nen links of rechts van uw auto.
In de zone komen vanaf de achter-
zijde
Achteropkomende voertuigen aan
beide zijden van uw auto die de detec-
tiezone binnenkomen met een rela-
tieve snelheid lager dan 48 km/u.Inhalend verkeer
Als u een andere auto langzaam in-
haalt met een relatieve snelheid lager
dan 24 km/u en deze auto blijft gedu-
rende ongeveer 1,5 seconde in de dode
hoek, dan gaat het waarschuwings-
lampje branden. Wanneer het verschil
in snelheid tussen de twee auto's gro-
ter is dan 24 km/u, dan gaat het waar-
schuwingslampje niet branden.
De dodehoekbewaking is zodanig ont-
worpen, dat geen waarschuwing
wordt gegeven voor stilstaande objec-
ten, zoals vangrails, palen, muren,
bomen en planten, etc. Het is echter
mogelijk dat het systeem af en toe
toch zal waarschuwen voor dergelijke
objecten. Dit is normaal en betekent
niet dat er iets aan uw auto mankeert.De dodehoekbewaking waarschuwt
niet voor objecten die zich in tegenge-
stelde rijrichting verplaatsen op de
naastgelegen rijbanen.
Bewaking van zijkant
Bewaking van achterzijde
Inhalen/naderen
Inhalen/passeren
Stilstaande objecten
85
Page 92 of 380

WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewa-
king dient slechts als hulpmiddel
voor het detecteren van objecten
die zich in de dode hoeken bevin-
den. De dodehoekbewaking is niet
bedoeld voor het detecteren van
voetgangers, fietsers of dieren. Ook
wanneer uw auto is uitgerust met
dodehoekbewaking, moet u altijd
uw spiegels gebruiken, over uw
schouder kijken en de richtingaan-
wijzer inschakelen voordat u van
rijbaan wisselt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel.
REAR CROSS PATH (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De voorziening Rear Cross Path
(RCP) is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder bij het achteruit wegrij-
den uit parkeerplaatsen, waarbij het
zicht op naderende voertuigen moge-
lijk wordt belemmerd. Rijd langzaam
en voorzichtig uit de parkeerplaats
totdat de achterzijde van de auto is
vrijgekomen. Het RCP-systeem heeft
nu naar links en rechts vrij zicht op
passerende voertuigen en zal de be-
stuurder waarschuwen wanneer een
voertuig nadert.RCP bewaakt de detectiezones achter
aan beide zijden van de auto op objec-
ten die zich met een minimale snel-
heid van ongeveer 5 km/u naar de
auto toe bewegen, tot objecten die
zich met een maximale snelheid van
ongeveer 32 km/u verplaatsen, zoals
bijvoorbeeld op parkeerplaatsen.
OPMERKING: Op parkeerplaat-
sen kunnen naderende voertuigen
aan het zicht worden onttrokken
door links en rechts geparkeerde
voertuigen. Als de sensoren wor-
den geblokkeerd door andere ob-
jecten of voertuigen, zal het sys-
teem niet in staat zijn de
bestuurder te waarschuwen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en
naar de achteruitversnelling is ge-
schakeld, wordt de bestuurder ge-
waarschuwd door zowel visuele als
geluidssignalen, terwijl ook het vo-
lume van de radio wordt verlaagd.
Tegemoetkomend verkeer
RCP-detectiezones
86
Page 93 of 380

WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als
achteruitrijhulp. Het systeem is uit-
sluitend bedoeld als hulpmiddel
voor de bestuurder bij het detecte-
ren van naderende voertuigen in
parkeersituaties. Ga altijd voor-
zichtig te werk tijdens het achter-
uitrijden, ook als u RCP gebruikt.
Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen,
obstakels en dode hoeken, voordat
u achteruitrijdt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel.
BEDRIJFSMODI
Bedrijfsmodi met EVIC
In het elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC) kunnen drie bedrijfs-
modi worden geselecteerd. Raadpleeg
de paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)/Persoonlijkeinstellingen (door de klant te program-
meren functies)" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Bedrijfsmodi met het Uconnect®-
systeem - (voor bepaalde
uitvoeringen/landen, waar verkrijg-
baar)
In het scherm van het Uconnect®-
systeem kunnen drie bedrijfsmodi
worden geselecteerd. Raadpleeg voor
meer informatie de paragraaf "Door
de klant te programmeren functies -
Instellingen Uconnect® Access" in
het hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel".
Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft de dodehoekbe-
waking een visuele waarschuwing in
de desbetreffende buitenspiegel wan-
neer een object wordt gedetecteerd.
Wanneer het systeem echter in RCP-
modus werkt, zal zowel een visuele als
geluidswaarschuwing worden gege-
ven wanneer een object wordt gede-
tecteerd. Wanneer een geluidssignaalmoet worden weergegeven, wordt het
volume van de radio verlaagd.
Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal
Wanneer de modus Dodehoekwaar-
schuwing, lampjes/geluidssignaal ac-
tief is, geeft de dodehoekbewaking
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van
de auto waarvoor een waarschuwing
geldt, zal ook een geluidssignaal klin-
ken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan de-
zelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de
visueel als een geluidssignaal weerge-
geven. Tegelijkertijd met de weergave
van het geluidssignaal wordt het vo-
lume van de radio (indien ingescha-
keld) verlaagd.
OPMERKING:
Bij geluidssignaal van de dode-
hoekbewaking wordt het volume
van de radio verlaagd.
87
Page 94 of 380

Als de waarschuwingsknipper-lichten zijn ingeschakeld, zal
het systeem alleen een visuele
waarschuwing geven.
Wanneer het systeem echter in RCP-
modus werkt, zal zowel een visuele als
geluidswaarschuwing worden gegeven
wanneer een object wordt gedetecteerd.
Wanneer een geluidssignaal moet wor-
den weergegeven, wordt het volume
van de radio verlaagd. Signaalstatus
richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt ge-
negeerd; de RCP-status vereist altijd
het geluidssignaal.
Dodehoekwaarschuwing uit (al-
leen Verlichting)
Als de dodehoekbewaking is uitge-
schakeld, worden er geen visuele of
geluidssignalen weergegeven door het
dodehoekbewakings- of RCP-
systeem. OPMERKING: De dodehoekbe-
waking slaat de huidige bedrijfs-
modus op wanneer de contact-
schakelaar wordt uitgezet. Tijdens
het starten van de auto wordt de
laatst opgeslagen modus opgeroe-
pen en geactiveerd.
Uconnect® PHONE
(8.4/8.4N)
Uconnect® 8.4 /8.4 NAV
Uconnect® Phone is een via spraak te
activeren, handsfree communicatiesys-
teem voor in de auto. Via Uconnect®
Phone kunt u een telefoonnummer met
uw mobiele telefoon kiezen.
Uconnect® Phone ondersteunt de
volgende functies:
OPMERKING: Om de bericht-
functies te kunnen gebruiken,
moet uw telefoon SMS-berichten
via Bluetooth® kunnen verwer-
ken.
Het geluid van de mobiele telefoon
wordt doorgegeven via het audiosys-
teem van de auto en dit systeemdempt automatisch de radio wanneer
Uconnect® Phone wordt gebruikt.
Via Uconnect® Phone kunt u bij het
in- en uitstappen gesprekken van het
systeem met uw mobiele telefoon
doorverbinden en andersom. Ook
kunt u de microfoon van het systeem
dempen wanneer u een privégesprek
wilt voeren.
WAARSCHUWING!
Elk spraakgestuurd systeem mag
alleen worden gebruikt als de
rijomstandigheden dit toelaten en
het gebruik in overeenstemming is
met de verkeersregels, incl. wetge-
ving betreffende het gebruik van
telefoons. Uw aandacht moet ge-
richt zijn op het veilig besturen van
de auto. Anders bestaat er een risico
op een ongeval en ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
Uconnect® Phone wordt aangestuurd
via het Bluetooth® Handsfree-profiel
van uw mobiele telefoon. Uconnect®
88
Page 95 of 380

Phone werkt met Bluetooth® techno-
logie, de wereldwijde standaard waar-
mee verschillende elektronische ap-
paraten draadloos en zonder docking
station aan elkaar kunnen worden ge-
koppeld. Uconnect® Phone werkt al-
tijd overal waar uw mobiele telefoon
is (bijv. in uw handtas, zak of aktetas)
op voorwaarde dat uw telefoon inge-
schakeld en gekoppeld is aan de
Uconnect® Phone van de auto. Met
Uconnect® Phone kunt u maximaal
tien telefoontoestellen of audio-
apparaten aan het systeem koppelen.
Slechts één verbonden (of gekop-
pelde) mobiele telefoon of audio-
apparaat kan tegelijkertijd met het
systeem worden gebruikt.
Uconnect® Phone toetsDe toets Uconnect® Phone
wordt gebruikt om de
telefoonmodus te kiezen en
te bellen, om recente, inko-
mende en uitgaande gesprekken en
het telefoonboek enz. weer te geven.
Wanneer u op de toets drukt hoort u
een pieptoon. De pieptoon is het teken
dat u een opdracht kunt geven. Uconnect® Voice Command-toets
De Uconnect® Voice
Command-toets
wordt alleen gebruikt
om "in te breken" en wan-
neer u al in gesprek bent en u kiesto-
nen wilt verzenden of een ander num-
mer wilt kiezen.
De toets
wordt ook gebruikt om
toegang te krijgen tot de spraakop-
drachten voor het Uconnect® spraak-
bedieningssysteem als uw auto hier-
mee is uitgerust. Raadpleeg het
hoofdstuk Uconnect® spraakbedie-
ning voor informatie over het gebruik
van de toets
.
Uconnect® Phone is volledig geïnte-
greerd in het audiosysteem van de
auto. De geluidssterkte van de
Uconnect® Phone kan worden inge-
steld met de volumeregelaar van de
radio of, indien aanwezig, via de ra-
diotoetsen (rechtertoets) op het stuur.
Spraakgestuurde functies:
Handsfree bellen door middel van spraakbediening ("Call John Smiths Mobile" (Bel John Smith
mobiel) of "Dial 151 1234-5555"
(Kies 248 555-1212)).
Handsfree tekst-naar-spraak om ontvangen SMS berichten te
beluisteren.
Handsfree tekstberichten ("Send a message to John Smith Mobile"
(Zend een bericht naar John Smith
mobiel)).
Herhalen van de laatst gekozen nummers ("Redial" (Opnieuw
kiezen)).
Terugbellen van het nummer van de laatste inkomende oproep ("Call
Back" (Terugbellen)).
Oproeplijsten weergeven op het scherm ("Show incoming calls"
(Inkomende oproepen weergeven),
"Show Outgoing calls" (Uitgaande
oproepen weergeven), "Show
missed Calls" (Gemiste oproepen
weergeven), "Show Recent Calls"
(Recente oproepen weergeven)).
89
Page 96 of 380

Zoeken naar telefoonnummers vancontactpersonen ("Search for John
Smith Mobile" (Zoek John Smith
mobiel)).
Via het scherm geactiveerde
functies:
Nummer kiezen via het toetsenbord op het aanraakscherm.
Contactpersonen weergeven en bel- len vanuit telefoonboeken op het
aanraakscherm.
Favoriete telefoonnummers instel- len zodat deze eenvoudig vanaf het
hoofdscherm Phone (Telefoon) be-
reikbaar zijn.
Contactpersonen weergeven en bel- len vanuit lijsten met recente
oproepen.
Recente inkomende SMS-berichten bekijken.
Tekstbericht verzenden via het aanraakscherm.
Luisteren naar muziek op uw Bluetooth® apparaat via het
aanraakscherm. Maximaal 10 telefoons/audio-
apparaten koppelen voor een een-
voudige toegang en snelle
verbinding.
BEDIENING
U kunt gesproken opdrachten gebrui-
ken om Uconnect® Phone te bedienen
en door de menu's van Uconnect®
Phone te navigeren. Na de meeste
prompts van Uconnect® Phone zijn
gesproken opdrachten nodig. Spraak-
bediening werkt in het algemeen op
twee manieren:
1. Spreek samengestelde opdrachten
uit zoals "Call John Smith mobile"
(Bel John Smith mobiel).
2. Spreek de individuele opdrachten
uit en laat het systeem u leiden om de
taak uit te voeren.
U wordt gevraagd een specifieke op-
dracht uit te spreken, waarnu u door
de beschikbare opties wordt geleid. Voordat u een gesproken opdracht
geeft, moet u wachten op de piep-
toon, die volgt op de prompt "Lis-
ten" (Luister) of op een andere
prompt.
Voor bepaalde bewerkingen kun- nen samengestelde opdrachten
worden gebruikt. Bijvoorbeeld, in
plaats van te zeggen "Call" (Bel) en
dan "John Smith" en dan "mobile"
(mobiel), kunt u de volgende sa-
mengestelde opdracht geven: "Call
John Smith mobile" (Bel John
Smith mobiel).
In de beschrijvingen van de functies in dit hoofdstuk wordt alleen de
samengestelde vorm van de gespro-
ken opdracht vermeld. U kunt de
opdrachten ook in delen splitsen en
elk onderdeel van de opdracht af-
zonderlijk zeggen, indien dat wordt
gevraagd. U kunt bijvoorbeeld de
gecombineerde vorm van de ge-
sproken opdracht "Search for John
Smith" (Zoek naar John Smith) ge-
bruiken, of u kunt de gecombi-
neerde vorm verdelen in twee ge-
sproken opdrachten "Search
90