Page 217 of 380

(stoelen met Easy Exit) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Engine Off Power Delay (vertra-
ging voedingsspanning bij uitge-
schakelde motor) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als deze functie is geselecteerd, blij-
ven de schakelaars voor elektrische
raambediening, de radio, het
Uconnect® Phone systeem (voor be-
paalde uitvoeringen/landen), het
dvd-videosysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen), het elektrisch
bedienbare zonnedak (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) en de aansluit-
contacten nog maximaal 10 minuten
werken nadat de contactschakelaar in
de stand OFF is gezet. Door het ope-
nen van een voorportier wordt deze
functie uitgeschakeld. Om de instel-
ling van Engine Off Power Delay (ver-
traging voedingsspanning bij uitge-
schakelde motor) te wijzigen kiest u
de schermtoets 0 seconds (seconden),
45 seconds, 5 minutes (minuten) of10 minutes. Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
Uitschakelvertraging koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Kies de schermtoets + of -
om de status van de uitschakelvertra-
ging te wijzigen en de gewenste tijd te
selecteren. Kies de schermtoets met de
pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren.
Compass Settings (instellingen
van kompas)
Nadat u de schermtoets Compass Set-
tings (instellingen van kompas) hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk:
Variance (afwijking)
De kompasafwijking is het verschil
tussen het magnetische noorden en
het geografische noorden. Ter com-
pensatie van de verschillen moet de
kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de
zone waarin de auto wordt gebruikt.
Nadat u het kompas correct heeft in-
gesteld, worden de verschillen auto-
matisch gecompenseerd, zodat de
nauwkeurigheid van de kompasrich-
ting optimaal is.
OPMERKING: Houd magneti-
sche voorwerpen, zoals iPod's,
mobiele telefoons, laptops en ra-
dardetectoren uit de buurt van het
instrumentenpaneel. Omdat zich
hier de kompasmodule bevindt,
zou de sensor van het kompas ge-
stoord kunnen worden, waardoor
de weergegeven waarden onbe-
trouwbaar worden.
211
Page 218 of 380
Kaart kompasafwijking
212
Page 219 of 380

Kompas kalibreren
Kies de schermtoets Calibration (ka-
libratie) om deze instelling te wijzi-
gen. Het kompas is zelfijkend, zodat u
het niet handmatig hoeft te resetten.
Wanneer het voertuig nieuw is, geeft
het kompas mogelijk onjuiste waar-
den weer totdat het kompas is gekali-
breerd. U kunt ook het kompas kali-
breren door op de schermtoets ON
(Aan) te drukken en één of meerdere
keren in een cirkel van 360° te rijden,
in een gebied zonder grote metalen
voorwerpen. Het kompas werkt dan
normaal.
Audio
Nadat u de schermtoets Audio hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
Balans links/rechts - voor/achter
In dit scherm kunt u de balans links/
rechts (Balance) en de balans voor/
achter (Fade) instellen. Equalizer
In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid
(middentonen) en Treble (hoge to-
nen) instellen. Pas de instellingen aan
met de schermtoetsen + en – of door
een punt te kiezen op de schaal tussen
de schermtoetsen + en –. Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar
links.
OPMERKING: Met Bass/Mid/
Treble kunt u door eenvoudig uw
vinger naar boven/beneden te
schuiven de instelling wijzigen. U
kunt ook direct op de gewenste in-
stelling drukken.
Snelheidsafhankelijke volumere-
geling
Deze functie past het volume aan de
voertuigsnelheid aan. Als u de snel-
heidsafhankelijke volumeregeling
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
Off (uit), 1, 2 of 3. Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
Music Info Cleanup (Muziekin-
formatie opruimen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze functie helpt u bij het organise-
ren van muziekbestanden voor een
optimale muzieknavigatie. Kies de
schermtoets Music Info Cleanup (mu-
ziekinformatie opruimen) en selecteer
vervolgens On (aan) of Off (uit). Kies
ten slotte de schermtoets met de pijl
naar links.
Surround Sound (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Met deze functie wordt een ruimte-
lijke surround sound gesimuleerd.
Kies de schermtoets Surround Sound
en selecteer vervolgens On (aan) of
Off (uit). Kies ten slotte de scherm-
toets met de pijl naar links.
Phone/Bluetooth (telefoon/
Bluetooth)
Nadat u de schermtoets Phone/
Bluetooth (telefoon/Bluetooth) hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
213
Page 220 of 380

Gekoppelde apparaten
Deze functie toont welke telefoons
zijn gekoppeld aan het telefoon/
Bluetooth-systeem. Raadpleeg voor
meer informatie de bijlage van
Uconnect®.
AUDIOSYSTEMEN
Raadpleeg de handleiding van uw au-
diosysteem.
NAVIGATIESYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van uw Uconnect®.
ANALOGE KLOK
INSTELLEN
Om de klok midden boven op het
instrumentenpaneel in te stellen,
drukt u op de knop tot de instelling
juist is.
BEDIENING VAN
IPOD®/USB/MP3 (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Deze voorziening maakt het mogelijk
een iPod® of extern USB-apparaat
aan te sluiten op de USB-poort.
iPod® bediening is compatibel met
iPod® Mini, 4G, Photo, Nano, 5G en
iPhone® apparaten. Sommige versies
van de iPod® software zijn mogelijk
niet volledig compatibel met de func-
ties van de iPod® bediening. Bezoek
in dat geval de website van Apple om
de nieuwste softwareversies te down-
loaden.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding van Uconnect®.
HARMAN KARDON®
Logic7® HIGH
PERFORMANCE
MULTICHANNEL
SURROUND
SOUND-SYSTEEM MET
DRIVER-SELECTABLE
SURROUND (DSS) (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Uw auto is uitgerust met een Harman
Kardon® audiosysteem met Gree-
nEdge™ technologie, dat u superi-
eure geluidskwaliteit, hogere geluids-
drukniveaus en een lager
energieverbruik biedt. Het nieuwe
systeem maakt gebruik van eigen
versterker- en luidsprekertechnologie
waardoor de efficiëntieniveaus van de
componenten en het systeem aanzien-
lijk worden verbeterd.
De hoogwaardige 12-kanaals Klasse D
GreenEdge versterker heeft een voe-
ding met hoog voltage en stuurt een
7.5-kanaals weergave aan. Het Har-
man Kardon® audiosysteem biedt u de
Analoge klok instellen
214
Page 221 of 380

mogelijkheid de optie Logic 7 surround
sound te kiezen voor iedere geluids-
bron. Het hoogwaardige GreenEdge
luidsprekerontwerp zorgt ervoor dat
het systeem beschikt over een hoog ge-
luidsdrukniveau en een indrukwek-
kende dynamische geluidskwaliteit. De
luidsprekers zijn afgestemd op maxi-
male efficiëntie en zijn perfect aange-
past aan het uitgangsniveau van de ver-
sterkers zodat u verzekert bent van de
beste surround sound op elke zitplaats.
De Logic7® multichannel surround-
sound technologie zorgt voor een volle
en perfecte geluidskwaliteit op elke zit-
plaats. Dit surround effect is beschik-
baar voor geluid van elke bron - AM/
FM/CD/ of AUX-ingang op het
dashboard en wordt geactiveerd met
het Uconnect® systeem. Raadpleeg
"Surround Sound" onder "Uconnect®
instellingen" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel".
Het selecteren van "Audio Surround"
via de DSS-modi activeert de Harman
Kardon® Logic7® multichannel
surround-sound technologie in uw
auto. De modus "Video Surround"wordt beschreven onder Driver-
Selectable Surround (DSS). De mo-
dus Video Surround is alleen beschik-
baar voor videobronnen (dvd's,
video-cd's of andere videomedia die
door de radio worden ondersteund).
Sommige audio zal beter klinken in de
DSS-modi, terwijl andere audio beter
tot zijn recht komt in de stereomodus.
Als de modus "Audio Surround" is
geactiveerd, wordt de balans automa-
tisch ingesteld. De faderregeling is be-
schikbaar in de surroundmodus,
maar moet worden ingesteld op de
middelste positie voor de beste sur-
roundkwaliteit.
STUURBEDIENING
VOOR AUDIO
De afstandsbediening voor het audio-
systeem bevindt zich op het stuurwiel,
op de posities 3 uur en 9 uur.
De knop aan de rechterzijde is een
tuimelschakelaar met een drukknop
in het midden. Hiermee kunt u het
volume regelen en de modus van het
audiosysteem bepalen. Als u de bo-
venzijde van de tuimelschakelaar in-
drukt, neemt het geluidsvolume toe.
Als u de onderzijde indrukt, wordt het
volume verlaagd.
Door op de drukknop in het midden te
drukken, kunt u schakelen tussen de
verschillende beschikbare modi voor
de radio (MW/LW/CD enzovoort).
De knop aan de linkerzijde is een tui-
melschakelaar met een drukknop in
het midden. De functie van de knop
aan de linkerzijde is afhankelijk van
de actieve modus.
Afstandsbediening audiosysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
215
Page 222 of 380

Hier volgt een beschrijving van de
functies van deze knop in de verschil-
lende modi.
BEDIENING VAN DE
RADIO
Als u de bovenzijde van de schakelaar
indrukt, wordt vooruit gezocht naar
de volgende beschikbare zender. Als u
de onderzijde van de schakelaar in-
drukt, wordt achteruit gezocht naar
de volgende beschikbare zender.
Als u op de drukknop midden op de
tuimelschakelaar aan de linkerzijde
drukt, stemt de radio af op de vol-
gende voorkeurzender die u hebt ge-
programmeerd onder de drukknop
voor voorkeurzenders.
CD-SPELER
Als u één keer drukt op de bovenzijde
van de schakelaar, wordt het volgende
nummer op de cd gekozen. Als u één
keer op de onderkant van de schake-
laar drukt, wordt het begin van het
huidige nummer of het begin van het
vorige nummer gekozen wanneer het
nieuwe nummer korter dan één se-
conde is gespeeld.Wanneer u tweemaal drukt, wordt het
tweede nummer afgespeeld; bij drie-
maal het derde, enz.
De drukknop midden op de tuimel-
schakelaar aan de linkerzijde heeft
geen functie voor een cd-speler voor
één cd. Als de auto echter is uitgerust
met een cd-speler met cd-wisselaar,
kunt u met de middelste drukknop de
volgende beschikbare cd in de speler
selecteren.
ONDERHOUD VAN CD's
EN DVD's
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen om uw cd's en dvd's in goede
conditie te houden:
1. Houd de cd aan de rand vast en
zorg dat u het oppervlak niet aan-
raakt.
2. Bij vlekken op de cd, maakt u het
oppervlak met een zachte doek
schoon, waarbij u van het midden
naar de rand van de cd veegt.
3. Breng geen papier of plakband op
de cd aan; voorkom krassen van de
disk.
4. Gebruik geen oplosmiddelen, zo-
als benzine, terpentijn, schoonmaak-
middelen of antistatische sprays.
5. Bewaar de disk in de hoes na het
afspelen.
6. Stel de disk niet bloot aan direct
zonlicht.
7. Bewaar de disk niet op een plaats
waar het te heet kan worden.
OPMERKING: Als u problemen
ondervindt bij het afspelen van
een bepaalde disk, kan er sprake
zijn van een beschadiging (bij-
voorbeeld krassen, gedeeltelijke
verwijdering van de reflecterende
laag, een haar, vocht of dauw op de
disk). De disk kan echter ook te
groot zijn of een beveiligingscode
hebben. Probeer eerst een goede
disk af te spelen, voordat u de cd/
dvd-speler ter reparatie aanbiedt.
216
Page 223 of 380

WERKING VAN DE
RADIO EN MOBIELE
TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat de
antenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Het systeem voor airconditioning en
verwarming is ontworpen voor een
optimaal interieurcomfort onder alle
weersomstandigheden. Dit systeem
kan worden bediend met de toetsen
op het instrumentenpaneel of via het
scherm van het Uconnect® systeem.Wanneer het Uconnect® systeem in
een bepaalde modus (Radio, Player,
Settings, More, enz.) staat, worden de
temperatuurinstellingen voor de be-
stuurder en passagier aan de boven-
zijde van het scherm weergegeven.
ALGEMEEN OVERZICHT
Toetsen
De toetsen bevinden zich in het mid-
den van het instrumentenpaneel on-
der het Uconnect® scherm.
Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect® scherm.
Automatische klimaatregeling —
toetsen
Uconnect® 8.4 Automatischetemperatuurregeling — Schermtoetsen
217
Page 224 of 380

Beschrijving van de toetsen en
schermtoetsen
1. Knop MAX A/C
Druk kort op deze knop om de huidige
instelling te wijzigen. Het controle-
lampje brandt wanneer MAX A/C is
ingeschakeld. Als u nogmaals op deze
knop drukt, schakelt de functie MAX
A/C naar de handmatige modus en
gaat het controlelampje MAX A/C uit.
2. A/C-knop
Druk kort op deze knop om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen. Het controlelampje
brandt wanneer de airco is ingescha-
keld. Als u nogmaals op deze knop
drukt, schakelt de automatische mo-
dus naar de handmatige modus en
gaat het AUTO-controlelampje uit.
3. Recirculatieknop
Druk kort op deze knop om de huidige
instelling te wijzigen. Het controle-
lampje brandt wanneer de functie is
ingeschakeld.4. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik
om de hoeveelheid lucht te regelen,
die door het klimaatsysteem stroomt.
De schakelaar heeft zeven standen.
Als u het aanjagertoerental wijzigt,
schakelt het systeem van automati-
sche werking naar handmatige bedie-
ning. Het toerental kan als volgt met
de toetsen of schermtoetsen worden
ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wan-
neer u de schakelaar vanuit de laagste
stand rechtsom draait. Het aanjager-
toerental neemt af wanneer u de scha-
kelaar linksom draait.
Schermtoets — Uconnect® 8.4
Gebruik het kleine aanjagerpicto-
gram om het aanjagertoerental te ver-
lagen en het grote pictogram om dit
toerental te verhogen. De aanjager
kan ook worden geselecteerd door op
de aanjagerbalk tussen de pictogram-
men te drukken.5. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats
van de huidige ingestelde luchtstroom
de modus Ontdooien in te schakelen.
Het controlelampje brandt wanneer
deze functie is ingeschakeld. De lucht
stroomt via de roosters voor ontwase-
ming van de voorruit en zijramen.
Wanneer de toets ontdooien wordt ge-
selecteerd, zal het aanjagertoerental
toenemen. Gebruik de ontdooistand in
combinatie met de hoogste tempera-
tuurinstelling om zo snel mogelijk de
voorruit en de zijramen te ontdooien.
Door het inschakelen van deze functie,
wordt van de automatische werking
naar de handmatige modus geschakeld.
Als modus Ontdooien vóór wordt uitge-
schakeld, wordt de vorige instelling van
de klimaatregeling opnieuw actief.
6. Knop Ontdooien achter
Druk op deze knop om de achterruit-
verwarming en de buitenspiegelver-
warming in te schakelen. Een controle-
lampje brandt wanneer de
achterruitverwarming is ingeschakeld.
De achterruitverwarming wordt na on-
geveer 10 minuten automatisch uitge-
schakeld.
218