Page 153 of 380

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Houdt geen rekening met weg-,verkeers- en weersomstandighe-
den en kent soms beperkingen als
gevolg van slecht zicht.
Herkent niet altijd complexe rijomstandigheden, wat kan lei-
den tot onjuiste of ontbrekende
afstandswaarschuwingen.
Kan slechts maximaal 40% van het remvermogen van uw auto
aanspreken en kan derhalve uw
auto niet volledig tot stilstand
brengen. U dient het ACC-
systeem uit te schakelen:
Tijdens het rijden bij mist, zware regenval, zware sneeuwval, natte
sneeuw, druk verkeer en com-
plexe rijomstandigheden (bijv. bij
wegwerkzaamheden).
Tijdens het oprijden van op- en afritten van snelwegen, het rijden
op bochtige, beijzelde, be-
sneeuwde, anderszins gladde we-
gen, of op steile hellingen of afda-
lingen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Tijdens het rijden met een aan-hanger op steile hellingen of afda-
lingen.
Als veilig rijden met een con- stante snelheid door de omstan-
digheden niet mogelijk is.
Het cruisecontrolsysteem biedt twee
bedrijfsmodi:
De modus Adaptieve cruisecontrol, die zorgt dat een veilige afstand
tussen voertuigen wordt aangehou-
den.
De modus Normale cruisecontrol (vaste snelheid), die zorgt dat een
constante, vooraf ingestelde snel-
heid wordt aangehouden. Raad-
pleeg de paragraaf "Modus Nor-
male cruisecontrol (vaste
snelheid)" in dit hoofdstuk voor
meer informatie hierover.
OPMERKING: Het systeem rea-
geert in deze modus niet op voor-
liggers. Zorg dat u zich tijdens het
rijden bewust bent van de gekozen
modus. U kunt de modus wijzigen met de
knoppen voor de cruisecontrol. De
twee bedrijfsmodi werken op verschil-
lende manieren. Controleer altijd
welke modus u hebt gekozen.
WERKING VAN
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
U bedient het ACC-systeem met de
knoppen voor de cruisecontrol (die
zich aan de rechterzijde van het stuur
bevinden).
Knoppen Adaptive Cruise Control
1 — DISTANCE SETTING
2 — RES
+
3—SET-
4 — CANCEL
5 — ON/OFF
6 — MODE
147
Page 163 of 380

MODUS NORMALE
CRUISECONTROL (VASTE
SNELHEID)
Naast adaptieve cruisecontrol be-
schikt is ook de modus Normale
cruisecontrol (vaste snelheid) be-
schikbaar, voor het rijden met een
constante snelheid. De modus Nor-
male cruisecontrol is bedoeld om een
ingestelde snelheid aan te houden,
zonder dat het gaspedaal bediend
hoeft te worden. De cruisecontrol kan
alleen worden gebruikt als de auto een
snelheid heeft van meer dan 30 km/u.
Als u een andere modus wilt active-
ren, drukt u op de knop MODE (mo-
dus) wanneer de systeemstatus OFF,
READY of SET (uit, gereed of inge-
steld) actief is. Als de systeemstatus
ACC READY of ACC SET (ACC ge-
reed of ACC ingesteld) actief was, zal
de melding "Cruise Ready" (cruise-
control gereed) worden getoond. Als
de systeemstatus ACC OFF (ACC uit-
geschakeld) actief was, zal de melding
"Cruise Off" (cruisecontrol uitge-
schakeld) worden getoond. Als u wiltterugkeren naar de modus Adaptieve
cruisecontrol, drukt u nogmaals op de
toets MODE (modus).WAARSCHUWING!
In de modus Normale cruisecontrol
zal het systeem niet reageren op
voertuigen die vóór u rijden. Bo-
vendien wordt de naderingswaar-
schuwing niet geactiveerd en klinkt
er zelfs als u te dicht op het voertuig
voor u rijdt geen alarmsignaal, om-
dat het voor u rijdende voertuig en
de tussenafstand niet worden gede-
tecteerd. Houd een veilige afstand
aan tot het voertuig dat vóór u rijdt.
Zorg dat u zich altijd bewust bent
van de gekozen modus.
De gewenste snelheid instellen
Wanneer de auto de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de knop SET
-. Het EVIC toont de ingestelde snel-
heid. OPMERKING: Tijdens het instel-
len of wijzigen van de snelheid
wordt de nieuwe waarde weerge-
geven op het scherm, niet op de
snelheidsmeter.
Ingestelde snelheid aanpassen
U kunt de ingestelde snelheid op twee
manieren wijzigen:
Trap het gaspedaal in om de ge-
wenste snelheid te bereiken en druk
vervolgens op de knop SET -.
Druk kort op de knop RES +of SET
- om de ingestelde snelheid respec-
tievelijk te verhogen of verlagen
met stappen van 1,6 km/u. Houd
de knop RES +of SET -ingedrukt
om de snelheid te verhogen met
stappen van 10 km/u.
Annuleren
Het systeem schakelt de modus Nor-
male cruisecontrol uit zonder het ge-
heugen te wissen als:
U het rempedaal kort intrapt en weer loslaat of intrapt.
U op de knop CANCEL (annule- ren) drukt.
157
Page 328 of 380

RUITENSPROEIERVLOEI-
STOF BIJVULLEN
De ruitensproeiers en de koplamp-
sproeiers maken gebruik van het-
zelfde vloeistofreservoir. Het vloei-
stofreservoir bevindt zich vóór in het
motorcompartiment. Controleer re-
gelmatig de inhoud van het reservoir.
Vul het reservoir met een ruiten-
sproeieroplossing (geen radiateur-
antivries) en laat het systeem enkele
seconden werken om het restwater
weg te spoelen.
Als u het vloeistofreservoir bijvult,
breng dan een kleine hoeveelheid
vloeistof aan op een (hand)doek en er
veeg de wisserbladen mee schoon. Dit
verbetert de wiswerking.
Om te voorkomen dat uw ruiten-
sproeiersysteem bij koud weer be-
vriest, dient u een oplossing of meng-
sel te kiezen dat geschikt is voor het
klimaat in uw omgeving. Deze infor-
matie treft u aan op de meeste flessen
met ruitensproeiervloeistof.Het vloeistofreservoir kan worden bij-
gevuld met bijna 4 liter ruitensproei-
ervloeistof als het bericht "Low
Washer Fluid" (laag ruitensproeierni-
veau) wordt weergegeven in het elek-
tronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC).
WAARSCHUWING!
In de handel verkrijgbare ruiten-
sproeiervloeistof is brandbaar.
Deze kan ontbranden en brand-
wonden veroorzaken. Wees daarom
voorzichtig als u het reservoir bij-
vult of in de buurt van het reservoir
werkt.
LET OP!
Laat het onderhoud van uw auto
over aan een LANCIA-dealer. Voor
routine-onderhoud en klein onder-
houd dat u zelf wilt uitvoeren, raden
wij u aan om het juiste gereedschap,
originele reserveonderdelen van
LANCIA en de vereiste vloeistoffen te
gebruiken. Voer geen onderhoud uit
als u geen ervaring hebt.
ACTIEVE
REGENERATIESTRATEGIE
– 3,0-LITER
DIESELMOTOR
Deze auto is uitgerust met een uiterst
moderne motor en een uitlaatsysteem
met roetfilter. De motor en het uitlaat-
gasnabehandelingssysteem werken
samen om te voldoen aan de uitlaat-
gasnormen. Het systeem controleert
de verbranding in de motor, zodat de
katalysator roetdeeltjes kan opvangen
en verbranden zonder uw tussen-
komst.
Raadpleeg de paragraaf "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
UITLAATSYSTEEM
De beste bescherming tegen koolmo-
noxidevergiftiging is een goed onder-
houden uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid
is veranderd, uitlaatgassen in de auto
ruikt of als de onder- of achterzijde
322