Page 353 of 657

Volautomatisch type
Klimaatregelinginformatie wordt getoond op de display.
Luchtstromingdisplay
Temperatuurinstellingdisplay (bestuurder)
Functiekeuzedisplay
A/CTemperatuurinstellingdisplay (passagier)
Luchtinlaatkeuzeschakelaar
(stand voor
recirculerende lucht)
Luchtinlaatkeuzeschakelaar
(stand voor aanvoer van
buitenlucht)
BestuurderstemperatuurregelknopAU TO
schakelaar
Functiekeuzeregelknop AanjagerregelknopOFF
schakelaar Voorruitontwasemingsschakelaar
AchterruitverwarmingsschakelaarPassagierstemperatuurregelknop DUAL schakelaarA/C schakelaar
qRegelschakelaars
AUTO schakelaar
Door het indrukken van de AUTO
schakelaar zullen de volgende functies
automatisch overeenkomstig de gekozen
ingestelde temperatuur geregeld worden:
lLuchtstroomtemperatuur
lHoeveelheid luchtstroming
lKeuze van de luchtstroomfunctie
lKeuze van aanvoer van buitenlucht/
recirculerende lucht
lWerking van de airconditioning
lSelecteren van A/C of A/C ECO
OPMERKING
AUTO schakelaar indikatielampje
lWanneer het systeem ingeschakeld
is, geeft dit automatische regeling
aan en het systeem zal automatisch
functioneren.
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
5-9
Page 354 of 657

OPMERKING
lAls bij automatische regeling een
van de volgende regelknoppen of
schakelaars bediend wordt, gaat het
AUTO schakelaar indikatielampje
uit.
lFunctiekeuzeregelknoplAanjagerregelknoplVoorruitontwasemingsschakelaar
De functies voor andere
regelknoppen en schakelaars dan die
hierboven bediend worden blijven
werken in automatische regeling.
OFF schakelaar
Door het drukken op de OFF schakelaar
wordt het klimaatregelsysteem
uitgeschakeld.
Temperatuurregelknop
Deze knop regelt de temperatuur. Draai
deze rechtsom voor verhoging van
temperatuur en linksom voor verlaging
van temperatuur.
lWanneer de DUAL schakelaar uit is:
Draai de
bestuurderstemperatuurregelknop voor
het regelen van de temperatuur voor de
gehele cabine.
lWanneer de DUAL schakelaar aan is:
Draai de bestuurders- of
voorpassagierstemperatuurregelknop
voor het onafhankelijk regelen van de
temperatuur aan elke zijde van de
cabine.
OPMERKING
Het klimaatregelsysteem schakelt over
naar de individuele bedieningsmodus
(DUAL schakelaarindikatielampje
brandt) door het draaien van de
voorpassagierstemperatuurregelknop
ook als de DUAL schakelaar uit is,
zodat de temperatuur voor de
bestuurder en voorpassagier
afzonderlijk ingesteld kan worden.
Aanjagerregelknop
De aanjager heeft zeven snelheden. De
gekozen snelheid wordt aangegeven.
Functiekeuzeregelknop
De gewenste luchtstroom kan worden
gekozen (pagina 5-4).
OPMERKING
lWanneer de luchtstroomfunctie
ingesteld is op stand
en de
temperatuurregelknop ingesteld is op
een gematigde temperatuur, wordt
verwarmde lucht naar de
voetenruimte gevoerd en komt er
lucht van een in vergelijking lagere
temperatuur door de middelste,
linker en rechter luchtuitlaatroosters
naar buiten.
lDrukopde
voorruitontwasemingsschakelaar om
de luchtstroom op
in te stellen.
lIn standwordt de stand voor
aanvoer van buitenlucht automatisch
gekozen.
5-10
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Page 355 of 657

A/C schakelaar
Door het indrukken van de A/C
schakelaar terwijl de AUTO schakelaar is
ingeschakeld wordt de airconditioning
uitgeschakeld (koeling/
ontvochtigingsfuncties).
De airconditioning kan in- en
uitgeschakeld worden door het indrukken
van de A/C schakelaar terwijl de
aanjagerregelknop ingeschakeld is.
Verandert als volgt telkens wanneer de
A/C schakelaar wordt ingedrukt.
A/C→A/C ECO→Stop
OPMERKING
lDe airconditioning werkt wanneer de
A/C schakelaar wordt ingedrukt, ook
als de aanjager uit is.
lDe A/C ECO functie is bedoeld voor
een energiebesparend gebruik van
het klimaatregelsysteem.“A/C ECO”
wordt getoond om aan te geven dat
het klimaatregelsysteem optimaal is
ingesteld.
lWanneer de buitentemperatuur in de
nabijheid komt van 0 °C, het
airconditioningsysteem niet
gebruiken.
Luchtinlaatkeuzeschakelaar
De standen voor aanvoer van buitenlucht
of recirculerende lucht kunnen worden
gekozen. Druk op de schakelaar voor het
kiezen van de stand voor aanvoer van
buitenlucht of recirculerende lucht.Stand voor recirculerende lucht (
)
Gebruik deze stand bij het rijden door
tunnels, bij het rijden in druk verkeer
(plaatsen met hoge concentraties van
uitlaatgassen) of wanneer snelle koeling
gewenst is.
Stand voor aanvoer van buitenlucht
(
)
Gebruik deze stand voor ventilatie of
ontdooien van de voorruit.
WAARSCHUWING
Bij koud of regenachtig weer de
stand niet gebruiken:
Gebruik van de
stand bij koud of
regenachtig weer is gevaarlijk
aangezien dit het beslaan van de
ruiten veroorzaakt. Uw uitzicht wordt
dan belemmerd, hetgeen een ernstig
ongeluk tot gevolg kan hebben.
DUAL schakelaar
Gebruik de DUAL schakelaar voor het
veranderen van de modus tussen de
individuele (bestuurder en passagier)
bedieningsmodus en de gekoppelde
(simultane) modi.
Individuele bedieningsmodus
(indikatielampje brandt)
De temperatuurinstelling kan voor de
bestuurder en voorpassagier individueel
geregeld worden.
Gekoppelde modus (indikatielampje is
uit)
De temperatuurinstelling voor de
bestuurder en voorpassagier wordt
gelijktijdig geregeld.
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
5-11
Page 356 of 657

Voorruitontwasemingsschakelaar
Druk op de schakelaar voor het
ontwasemen van de voorruit en de
voorportierruiten.
qBediening van de automatische
airconditioning
1. Druk op de AUTO schakelaar. De
keuze van de luchtstroomfunctie, de
luchtinlaatkeuzeschakelaar en het
volume van de luchtstroming wordt
automatisch geregeld.
2. Gebruik de temperatuurregelknop voor
het kiezen van de gewenste
temperatuur.
Druk de DUAL schakelaar in of draai
de
voorpassagierstemperatuurregelknop
voor het individueel regelen van de
temperatuurinstelling voor de
bestuurder en voorpassagier.
Druk op de OFF schakelaar om het
systeem uit te schakelen.
OPMERKING
lWanneer de temperatuur op het
hoogste of laagste niveau wordt
ingesteld, zal de gewenste
temperatuur niet sneller worden
verkregen.
lBij het kiezen van hete lucht, zal het
systeem de luchtstroom beperken
totdat deze is opgewarmd om te
voorkomen dat koude lucht uit de
luchtroosters wordt geblazen.
l(Europees model)
Stel voor een optimale
interieurtemperatuur de temperatuur
in op om en nabij 22,0. Stel af op de
gewenste temperatuur indien nodig.
(Behalve Europees model)
Stel voor een optimale
interieurtemperatuur de temperatuur
in op om en nabij 25,0. Stel af op de
gewenste temperatuur indien nodig.
qOntdooien en ontwasemen van de
voorruit
Druk op de
voorruitontwasemingsschakelaar.
In deze stand wordt de stand voor aanvoer
van buitenlucht automatisch gekozen en
wordt de airconditioning automatisch
ingeschakeld. De airconditioning voert
dan ontvochtig de lucht naar de voorruit
en de zijruiten (pagina 5-4). De
hoeveelheid luchtstroming zal toenemen.
5-12
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Page 357 of 657
WAARSCHUWING
Zet bij het ontwasemen de
temperatuurregelaar in de stand voor
hete of warme lucht (stand):
Gebruik van de stand
met de
temperatuurregelaar in de stand voor
koude lucht is gevaarlijk, aangezien
dit het beslaan van de voorruit kan
veroorzaken. Uw uitzicht wordt dan
belemmerd, hetgeen een ernstig
ongeluk tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
Gebruik de temperatuurregelknop om
de temperatuur van de luchtstroom te
verhogen en de ruit sneller te
ontwasemen.
qZonlicht/Temperatuursensor
De functie van de volautomatische
airconditioning meet de binnen- en
buitentemperatuur en het zonlicht. Op
basis hiervan wordt vervolgens de
temperatuur van het interieur ingesteld.
OPGELET
Zorg ervoor dat geen van de sensors
gehinderd wordt, anders zal de
automatische airconditioning niet juist
functioneren.
Zonlichtsensor
Interieurtemperatuursensor
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
5-13
Page 358 of 657

Antenne
qType Aí
De antenne is in het ruitglas ingebouwd.
OPGELET
Gebruik voor het reinigen van de
binnenzijde van een ruit met een
antenne een zachte doek bevochtigd
met lauw water en veeg de
antennedraden voorzichtig af.
Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen
kan beschadiging van de antenne
veroorzaken.
qType B
Antenne
Bedieningstips voor audio-
installatie
WAARSCHUWING
Stel de audio-installatie enkel af
wanneer de auto stilstaat:
Stel de bedieningstoetsen van de
audio-installatie niet tijdens het rijden
af. Afstellen van de audio-installatie
tijdens het rijden is gevaarlijk,
aangezien u hierdoor van de besturing
van de auto kan worden afgeleid,
waardoor een ernstig ongeluk kan
ontstaan.
Ook al zijn de
audiobedieningsschakelaars op het
stuurwiel aanwezig, is het de
bedoeling dat u leert de schakelaars te
bedienen zonder er naar te kijken,
zodat u tijdens het rijden uw maximale
aandacht op de weg kunt houden.
OPGELET
Stel voor veilig rijden het audiovolume
af op een niveau waarbij de geluiden
van buiten de auto voor u goed
hoorbaar blijven, zoals bijvoorbeeld
autoclaxons en vooral sirenes van
hulpverleningsvoertuigen.
5-14
Interieurvoorzieningen
íBepaalde modellen.
Audio-installatie
Page 359 of 657

OPMERKING
lOm te voorkomen dat de accu
uitgeput raakt, de audio-installatie
niet gedurende langere tijd aan laten
staan terwijl de motor niet draait.
lAls een mobiele telefoon of een CB
radio in of bij de auto wordt
gebruikt, kan dit tot gevolg hebben
dat de audio-installatie storing te
horen geeft, dit duidt er echter niet
op dat de installatie defect is.
Geen vloeistof op de audio-installatie
morsen.
Geen andere voorwerpen dan CD's naar
binnen in de gleuf steken.
qRadio-ontvangst
AM karakteristieken
AM signalen buigen rondom obstakels als
gebouwen en bergen en worden door de
ionosfeer weerkaatst.
Dit is de reden waarom deze signalen
langere afstanden kunnen overbruggen
dan FM signalen.
Echter dit kan ook tot gevolg hebben dat
twee zenders tegelijk op dezelfde
frequentie ontvangen worden.
Zender 2 Zender 1Ionosfeer
FM karakteristieken
Het bereik van een FM zender strekt zich
gewoonlijk uit over een afstand van
ongeveer 40―50 km vanaf de bron.
Aangezien voor FM stereo-uitzendingen
een extra codering nodig is om het geluid
in twee kanalen te splitsen, is het bereik
ervan zelfs nog korter dan dat van mono
(niet-stereo) FM uitzendingen.
FM zender
40—50 km
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
5-15
Page 360 of 657

De signalen van FM zenders zijn
vergelijkbaar met lichtstralen, aangezien
deze niet om hoeken kunnen buigen maar
wel weerkaatst kunnen worden. In
tegenstelling tot AM signalen, kunnen FM
signalen niet verder reiken dan de
horizon. Dit is de reden waarom FM
zenders geen grote afstanden kunnen
overbruggen, hetgeen AM zenders wel
kunnen.
AM golf FM golf
FM golf
100—200 kmIonosfeer
Atmosferische omstandigheden kunnen
eveneens van invloed zijn op de FM
ontvangst. Een hoge vochtigheid kan
slechte ontvangst veroorzaken. Echter op
bewolkte dagen kan de ontvangst beter
zijn dan op heldere dagen.Vervorming van het signaal door
weerkaatsing
Aangezien FM signalen door obstakels
weerkaatst kunnen worden, bestaat de
kans dat het rechtstreekse signaal en het
weerkaatste signaal gelijktijdig ontvangen
worden. Hierdoor wordt de ontvangst
enigszins vertraagd, waardoor een
ongelijkmatig of vervormd geluid
ontstaat. Dit probleem kan zich ook
voordoen bij ontvangst dicht in de buurt
van de zender.
Weerkaatste golf
Direkt
Trillend/overspringend geluid
FM signalen bewegen zich voort in rechte
lijnen en worden afgezwakt in valleien,
tussen hoge gebouwen, bergen en
dergelijke. De ontvangst op dit soort
plaatsen kan langzaam wegvallen en kan
hinderlijke storende geluiden
veroorzaken.
5-16
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie