Page 305 of 657
OPMERKING
lHet is mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje gaat branden voor
stilstaande objecten op of langs de kant van de weg, zoals vangrails, tunnels en
zijmuren.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van
tunnels, afritten.
lAls een aanhangwagen wordt getrokken of een voertuigdrager aan de achterzijde van
de auto is aangebracht, bestaat de kans dat het rijbaanveranderingcontrolesysteem niet
correct functioneert omdat de radaruitstraling gehinderd wordt. Schakel het
rijbaanveranderingcontrolesysteem uit.
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-149
Page 306 of 657

qRVM waarschuwingsindikatielampje
Het rijbaanveranderingcontrolesysteem waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid
van een ander voertuig op een naastgelegen rijbaan met behulp van de RVM
waarschuwingsindikatielampjes en de waarschuwingszoemer wanneer het systeem
operationeel is.
RVM waarschuwingsindikatielampje
De RVM waarschuwingsindikatielampjes zijn ingebouwd in de linker en rechter
buitenspiegels. Het waarschuwingsindikatielampje gaat branden wanneer een voertuig dat
op een naastgelegen rijbaan van achteren nadert wordt opgemerkt. Een
waarschuwingsindikatielampje knippert wanneer de richtingaanwijzerhendel bediend
wordt naar de kant waar het RVM waarschuwingsindikatielampje brandt om de bestuurder
te attenderen.
Annuleringsfunctie van verlichtingsdimmer
Normaal, wanneer de koplampschakelaar in de stand
ofwordt gezet, wordt de
helderheid van de RVM waarschuwingsindikatielampjes gedimd wanneer deze gaan
branden.
Bij het rijden op besneeuwde wegen of in mist waar de helderheid van de omgeving een
RVM waarschuwingsindikatielampje moeilijk zichtbaar maken wanneer dit gedimd is,
wordt door het volledig rechtsom draaien van de instrumentenpaneelverlichtingsknop de
dimfunctie uitgeschakeld en wordt de helderheid van de RVM
waarschuwingsindikatielampjes weer op volle helderheid ingesteld.
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
4-150
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
Page 307 of 657

qRVM schakelaar
Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt,
wordt het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar en het RVM indikatielampje
(groen) gaat branden op het
instrumentenpaneel. Wanneer de
schakelaar nogmaals wordt ingedrukt,
wordt het systeem uitgeschakeld en gaat
het RVM indikatielampje (groen) uit.
OPMERKING
lWanneer het contact wordt uitgezet,
wordt de toestand aangehouden die
bestond alvorens het contact werd
uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het
contact wordt uitgeschakeld terwijl
het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar is, zal het systeem
gebruiksklaar zijn wanneer het
contact de volgende keer op ON
gezet wordt.
lAls de accu wordt losgekoppeld of
een zekering wordt vervangen, zal
het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
uitgeschakeld worden. Druk op de
RVM schakelaar om dit systeem in te
schakelen.
qOnderhoud van de radarsensors
De radarsensors voor het
rijbaanveranderingcontrolesysteem zijn
aangebracht binnen in de achterbumper,
één aan de linkerzijde en één aan de
rechterzijde.
Radarsensors
Het oppervlak van de achterbumper nabij
de radarsensors dient altijd schoon te zijn
zodat het
rijbaanveranderingcontrolesysteem correct
kan functioneren. Breng geen stickers of
dergelijke voorwerpen op de
achterbumper aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op
pagina 6-69.
OPMERKING
Raadpleeg een officiële Mazda dealer
voor reparatie en vervanging van de
radarsensors, of reparatie, vernieuwing
of spuiten van de achterbumper nabij
een radarsensor.
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-151
Page 308 of 657

Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)í
lHet LDWS stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
lHet systeem bespeurt de witte (gele) strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC) en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken,
waarschuwt het de bestuurder door middel van het knipperen van het LDWS
indikatielampje (groen) en het laten klinken van het LDWS waarschuwingsgeluid.
lGebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte (gele) strepen.
lBij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de
auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41.
Zie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem(LDWS) waarschuwingsgeluid op pagina
7-55.
Vooruitrijcamera (FSC)
4-152
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
Page 309 of 657
WAARSCHUWING
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
lBij het rijden op wegen met scherpe bochten.lBij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken
leiden. De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van
rijbaanveranderingen en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting
waarin de auto rijdt en de directe omgeving ervan.
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
4-153
Page 310 of 657

OPGELET
lGeen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist
functioneren.
lDe afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen. Anders zal het systeem
niet normaal functioneren.
lNeem voor de juiste werking van het LDWS de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
lPlaats geen voorwerpen op het instrumentenpaneel die licht weerkaatsen.lHoud het gedeelte van het voorruitglas in de buurt van de vooruitrijcamera (FSC)
schoon.
lBreng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de
vooruitrijcamera (FSC). Als er zich voorwerpen vóór de lens van de
vooruitrijcamera (FSC) bevinden, zelfs een doorzichtige sticker, zullen deze de
lens blokkeren met als gevolg dat het systeem niet correct kan functioneren.
lNeem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur alvorens reparaties rondom de achteruitkijkspiegel uit te voeren.
lHoud het gedeelte van de voorruit rondom de vooruitrijcamera (FSC) altijd
schoon. Als de voorruit beslaat, deze ontwasemen met behulp van de
voorruitontwaseming.
lZorg er voor bij het reinigen van de voorruit dat er geen glasreiniger of soortgelijke
vloeibare reinigingsmiddelen op de lens van de vooruitrijcamera (FSC)
terechtkomen. Raak ook de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet aan.
lRaadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur
voor wat betreft het reinigen van de binnenzijde van de voorruit rondom de
vooruitrijcamera (FSC).
4-154
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
Page 311 of 657

OPMERKING
lAls uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indikatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto
weer naar het midden van de rijstrook te brengen.
lWanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing
wordt werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem
de witte (gele) strepen bespeurt.
lAls het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de auto
dicht in de buurt van een witte (gele) streep komt, bepaalt het systeen dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch
uitgeschakeld.
lHet is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk nadat
de auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of
wanneer de auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is
afgeweken.
lHet LDWS functioneert niet als de witte (gele) strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
4-155
Page 312 of 657

OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte (gele)
strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
lAls een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit
weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen.
lWanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en
de auto overhelt.
lWanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.lWanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een
snelweg rijdt.
lWanneer de witte (gele) strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn
of de verf afgesleten is.
lWanneer het voertuig dat vóór u rijdt nabij de witte (gele) streep rijdt en de streep
minder goed zichtbaar is.
lWanneer de witte (gele) strepen niet goed zichtbaar zijn als gevolg van slecht weer
(regen, mist of sneeuw).
lBij het rijden op een tijdelijke rijstrook of weggedeelte met afgesloten rijstrook als
gevolg van wegwerkzaamheden.
lWanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een
tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten
of gleuven met water.
lWanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
lWanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van
verontreiniging of afwijking van de optische as.
lWanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.lWanneer achterverlichting op het wegdek reflecteert.lWanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.lWanneer een schaduw van de vangrail parallel aan de witte (gele) streep op de weg
valt.
lWanneer de rijstrook buitengewoon smal of breed is.lWanneer de weg buitengewoon oneffen is.lWanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.lWanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte (gele) strepen zijn.lWanneer er wegmarkeringen of rijbaanmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.
4-156
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)