Page 177 of 657
qHellingstopfunctie (Automatische transmissie)
Voertuigen met i-stop zijn uitgerust met een hellingstopfunctie. Deze functie voorkomt dat
de auto wegrolt, zoals bijvoorbeeld wanneer het rempedaal op een helling onder de
volgende omstandigheden wordt losgelaten:
lTijdens stationair-stop (voorkomt dat de auto achteruit rolt)
lBij het wegrijden vanuit stilstand (voorkomt dat de auto plotseling in beweging komt als
gevolg van vooruitkruipen)
De remkracht blijft automatisch behouden wanneer het rempedaal wordt losgelaten en
de motor opnieuw gestart wordt.
Neem voet van rempedaal Remkracht behouden
Motor opnieuw gestart Acceleratie
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-21
Page 178 of 657

WAARSCHUWING
De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier
seconden in werking blijft nadat het rempedaal is losgelaten wanneer de auto gestart
wordt nadat deze met de i-stop functie tot stilstand is gebracht:lOvermatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de
snelheid van de auto ineens toeneemt. Controleer alvorens met de auto te gaan
rijden altijd de veiligheid rondom de auto en bedien de keuzehendel, het rempedaal
en het gaspedaal op de juiste wijze.
lDe auto zou anders onverwachts kunnen wegrollen afhankelijk van de belading en
of er al dan niet een aanhangwagen getrokken wordt. De auto zou echter nadat de
hellingstopfunctie is vrijgezet onder de volgende omstandigheden plotseling in
beweging kunnen komen:
(De keuzehendel staat in de stand N.)
Als de keuzehendel naar de N stand wordt verplaatst en het rempedaal wordt
losgelaten terwijl de i-stop functie in werking is, wordt de remkracht geleidelijk
vrijgegeven. Laat om met de auto weg te rijden nadat de motor opnieuw gestart is
het rempedaal los en zet de keuzehendel in een andere stand dan de N stand.
OPMERKING
lWanneer de auto op een steile helling tot stilstand wordt gebracht, functioneert de
hellingstopfunctie niet omdat de stationair-stop niet werkt.
lHet is mogelijk dat als gevolg van de werking van de hellingstopfunctie de reactie van
het rempedaal anders is, dat de remmen geluid maken of dat het rempedaal trilt. Dit
duidt echter niet op een defect.
4-22
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Page 179 of 657

qi-stop waarschuwingslampje, zoemer
Als er zich een defect in het systeem voordoet of bij waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem, wordt de bestuurder op de hoogte gesteld door de
waarschuwingszoemer en het waarschuwingslampje in de instrumentengroep.
Waarschuwingslampje/zoemer Controle
Wanneer de i-stop functie in werking is klinkt de
waarschuwingszoemer en gaan het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) en de overige
waarschuwingslampjes branden.Controleer of de motorkap open is, de veiligheidsgordel
van de bestuurder niet is vastgemaakt of dat het
bestuurdersportier open staat. Als dit het geval is, zal de
motor om veiligheidsredenen niet automatisch opnieuw
gestart worden. Start de motor met behulp van de
normale methode.
Het i-stop waarschuwingslampje (oranje) knippert.Er is mogelijk een of ander defect in het i-stop systeem.
Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur
inspecteren.
Wanneer de i-stop functie in werking is, knippert het
i-stop indikatielampje (groen) tweemaal per seconde.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Controleer of de keuzehendel in de neutraalstand staat.
Wanneer de i-stop functie in werking is, klinkt de
waarschuwingspieptoon en knippert het i-stop
indikatielampje (groen) tweemaal per seconde
(Europese modellen).Controleer of het bestuurdersportier gesloten is.
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-23
Page 180 of 657

Meters en tellers
Type A
Type B
Snelheidsmeter ................................................................................................ pagina 4-25
Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ................................... pagina 4-25
Toerenteller ..................................................................................................... pagina 4-26
Brandstofmeter ............................................................................................... pagina 4-27
Instrumentenpaneelverlichting ....................................................................... pagina 4-28
Buitentemperatuurdisplay ............................................................................... pagina 4-29
Weergave van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar (Type A
instrumentengroep) ......................................................................................... pagina 4-29
Onderhoudsmonitor (Type A instrumentengroep) .......................................... pagina 4-30
4-24
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 181 of 657

Boordcomputer en INFO schakelaar .............................................................. pagina 4-34
qSnelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
de auto aan.
qKilometerteller, dagteller en
dagtellerkeuzeschakelaar
Door het indrukken van de
keuzeschakelaar kan de displayaanduiding
beurtelings veranderd worden van
dagteller A naar dagteller B wanneer een
van deze wordt getoond. De gekozen
functie zal dan op de display worden
aangegeven.
Type A
Druk op de
keuzeschakelaar Druk op de
keuzeschakelaar Dagteller A
Kilometerteller
Dagteller B
Kilometerteller
Type B
Druk op de
keuzeschakelaar Druk op de
keuzeschakelaar Dagteller A
Kilometerteller
Dagteller B
Kilometerteller
OPMERKING
Wanneer het contact op ACC of OFF
gezet wordt, kunnen de kilometerteller
of dagtellers niet getoond worden,
echter in de volgende gevallen kunnen
gedurende een periode van ongeveer 10
minuten door het indrukken van de
keuzeschakelaar de dagtellers
onbedoeld overgeschakeld of op nul
teruggesteld worden:
lNadat het contact vanuit ON op OFF
is gezet.
lNadat het bestuurdersportier
geopend is.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-25
Page 182 of 657

Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door de
auto afgelegde afstand aan.
Dagteller
De dagteller registreert de totale afgelegde
afstand van twee ritten. De ene rit wordt
geregistreerd in dagteller A en de andere
in dagteller B.
Dagteller A bijvoorbeeld kan de afstand
vanaf het punt van vertrek registreren en
dagteller B kan het punt registreren waar
de brandstoftank gevuld is.
Wanneer dagteller A wordt gekozen, zal
wanneer de keuzeschakelaar binnen één
seconde opnieuw wordt ingedrukt naar
dagteller B overgeschakeld worden.
Wanneer dagteller A wordt gekozen,
verschijnt TRIP A op de display. Wanneer
dagteller B wordt gekozen, verschijnt
TRIP B.
De dagteller registreert de totale door de
auto afgelegde afstand, totdat de meter
weer op nul teruggesteld wordt. Zet de
meter terug op“0.0”door de
keuzeschakelaar 1 seconde of langer
ingedrukt te houden. Gebruik deze meter
voor het meten van reisafstanden en voor
het berekenen van het brandstofverbruik.
OPMERKING
lEnkel door de dagtellers worden
tienden van kilometers geregistreerd.
lDe registratie van de dagteller wordt
gewist, wanneer:
lDe stroomtoevoer wordt
onderbroken (zekering is
doorgeslagen of accu is
losgekoppeld).
lDe gereden afstand 9.999,9 km
overschrijdt.
qToerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental in
duizenden omwentelingen per minuut
(omw/min) aan.
OPGELET
Laat de motor niet met de naald van de
toerentalmeter in de RODE ZONE
draaien.
Dit kan ernstige motorschade tot gevolg
hebben.
*1 Het bereik varieert afhankelijk van het
type meter.
*1 Gestreepte
zone
*1 Rode zone
4-26
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 183 of 657

OPMERKING
Wanneer de naald van de toerenteller in
de GESTREEPTE ZONE komt, toont
dit de bestuurder dat de versnelling
overgeschakeld moeten worden
alvorens de naald in de RODE ZONE
komt.
qBrandstofmeter
De brandstofmeter geeft bij benadering de
in de brandstoftank resterende
hoeveelheid brandstof aan wanneer het
contact op ON wordt gezet. Het wordt
aanbevolen de tank voor meer dan 1/4
gevuld te houden.
Type A
Vo l
1/4 Vol
Type B
Vo l
1/4 Vol
Als het waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden of het
brandstofpeil erg laag is, de tank zo
spoedig mogelijk bijvullen.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-41.
OPMERKING
lNa het bijtanken van brandstof kan
het enige tijd duren voordat de
indikator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of in
bochten de indikator afwijken als
gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
lDe display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
lDe richting van de pijl () geeft
aan dat de afsluitklep van de
brandstofvuldop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
(SKYACTIV-D 2.2)
Als de motor onregelmatig gaat draaien of
afslaat als gevolg van een laag
brandstofniveau, zo spoedig mogelijk
bijtanken en tenminste 10 liter brandstof
bijvullen.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-27
Page 184 of 657

qInstrumentenpaneelverlichting
Draai de knop om de helderheid van de
instrumentengroep en de overige
verlichting in het instrumentenpaneel af te
stellen.
OPMERKING
lDe helderheid van de
instrumentenpaneelverlichtingen kan
afgesteld worden wanneer de
koplampen en positielampen
ingeschakeld zijn.
lWanneer de helderheid van de
instrumentengroepverlichting niet
meer afgesteld kan worden, wordt er
een zoemtoon gegeven.
Gedimd
Helder
Annuleren van de verlichtingsdimmer
Wanneer de koplampschakelaar in de
stand
ofstaat, wordt de
verlichting van de instrumentengroep
gedimd.Bij het rijden in het donker of bij sneeuw
of mist, of in andere situaties waarbij de
zichtbaarheid van de instrumentengroep
als gevolg van de grote helderheid van de
omgeving wordt verminderd, kunt u de
verlichtingsdimmer annuleren en de
intensiteit van de verlichting doen
toenemen.
Voor het annuleren van de
verlichtingsdimmer, de knop volledig
rechtsom draaien. U hoort dan een
zoemtoon en de verlichtingsdimmer wordt
geannuleerd.
OPMERKING
lDit symbool () geeft de knop aan
voor het afstellen van de helderheid
van de
instrumentenpaneelverlichting.
lAls u de knop van de
instrumentenpaneelverlichting in de
annuleerstand van de
verlichtingsdimmer laat staan, zal de
instrumentengroep niet gedimd
worden wanneer de
koplampschakelaar opnieuw naar de
stand
ofgedraaid wordt.
Voor het activeren van de
verlichtingsdimmer, de knop van de
instrumentenpaneelverlichting
linksom draaien.
4-28
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display