Page 209 of 297

205
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
35 70 105 140 175
24 48 72 96 120
●
●
●●
●●
●●
●● ● ● ●
x 1000 km
Maanden
Aandrijfriemen voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (**) (of om de 24 maanden)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig sta-
tionair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen als het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel brandt of in ieder geval om
de 24 maanden.
Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de 12 maan-
den worden vervangen.
Page 210 of 297

206
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
PERIODIEKE CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
❍koelvloeistofniveau, remvloeistofniveau en niveau van de rui-
tensproeiervloeistof;
❍conditie en spanning van de banden;
❍werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaan-
wijzers, waarschuwingsknipperlichten enz.);
❍werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en stand/slijtage
wisserbladen voor/achter.
Iedere 3000 km controleren en eventueel bijvullen: motorolieniveau.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder één van de volgende bedrijfsom-
standigheden wordt gebruikt:
❍trekken van aanhangers of caravans;
❍rijden op stoffige wegen;
❍veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentempera-
turen onder nul;
❍veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij
lage snelheden of als de auto lang stilstaat;
is het noodzakelijk de volgende controles vaker uit te voeren, dan
in het Onderhoudsschema staat aangegeven:
❍remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage con-
troleren;
❍vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op ver-
vuiling controleren en mechanismen smeren;
❍visueel de conditie controleren van: motor, versnellingsbak, aan-
drijfassen, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen
(stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen van rem- en
brandstofsysteem;
❍acculading en niveau van het elektrolyt in de accu controleren;
❍conditie van aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren;
❍motorolie en oliefilter controleren en eventueel vervangen;
❍pollenfilter controleren en eventueel vervangen;
❍luchtfilter controleren en eventueel vervangen.
Page 211 of 297
207
NIVEAUS CONTROLEREN
Let op. Tijdens het bijvullen mogen vloeistoffen
met verschillende specificaties niet gemengd wor-
den: als de specificaties van de vloeistoffen ver-
schillen, kan de auto ernstig beschadigd worden.
Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aan-
wezig zijn; brandgevaar.
Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de
motorruimte extra voorzichtig als de motor nog
warm is: gevaar voor verbranding. Onthoud dat
bij een warme motor de elektroventilateur onverwacht
kan inschakelen: kans op verwonding. Pas op als u sjaals,
dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kun-
nen door de bewegende onderdelen worden gegrepen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
Page 212 of 297
208
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
A0K0335mfig. 161 – uitvoeringen 1.4 Turbo Benzine
Page 213 of 297
209
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
A0K0336mfig. 162 – uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air
Page 214 of 297
210
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
A0K0337mfig. 163 – uitvoeringen 1750 Turbo Benzine
Page 215 of 297
211
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
A0K0338mfig. 164 – uitvoeringen 1.6 JTDM– 2.0 JTDM
Page 216 of 297

MOTOROLIE
Controleer of het niveau tussen het MIN- en MAX-merkteken op de
peilstok staat A-fig. 161-162-163-164.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet
via de olievulopening B motorolie tot aan het MAX-merkteken wor-
den bijgevuld.
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan de
olie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen motor-
oliefilter bevatten stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Wendt u voor het verversen van de mo-
torolie en het vervangen van de filters tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai bij een te laag niveau dop C-fig. 161-162-163-164 van het
reservoir los en vul de in het hoofdstuk „Technische gegevens” voor-
geschreven vloeistof bij.
Het motorkoelsysteem is gevuld met PARAFLUUP-
koelvloeistof. Gebruik voor het eventueel bijvullen
vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee het
motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU
UP-koelvloeistof kan
niet worden gemengd met welk ander type koelvloeistof
dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor absoluut niet
worden gestart en moet u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de
dop zo nodig alleen door een exemplaar van het-
zelfde type, anders kan de werking van het sys-
teem in gevaar worden gebracht. Draai bij een warme
motor de dop van het expansiereservoir nooit los: ge-
vaar voor verbranding.
212
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken
overschrijden.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer
400 gram per 1000 km. De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na
de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
Als er motorolie moet worden bijgevuld, wacht dan
tot de motor is afgekoeld voordat de olievuldop
wordt vastgepakt; dit geldt in het bijzonder bij au-
to’s met een aluminium olievuldop (voor bepaalde uit-
voeringen/markten). LET OP: gevaar voor verbranding!