Page 161 of 297

157
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de auto
uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type en
een adequate elektrische installatie. De montage van de trekhaak
moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels, waar-
mee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door het ge-
wicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt. Ook de rem-
weg wordt langer en u hebt meer tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te voorko-
men dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet wor-
den afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om er ze-
ker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar aanhangergewicht
(vermeld op het kentekenbewijs) niet overschrijdt, moet u er re-
kening mee houden dat het maximum betrekking heeft op het
totale gewicht van de aanhangwagen of caravan, inclusief acces-
soires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s met aan-
hanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan 100 km/h.
TREKHAAK MONTEREN
Wendt u voor de montage van de trekhaak tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet
op het remsysteem van de aanhanger. Wees daar-
om extra voorzichtig op gladde wegen.
Voer in geen geval modificaties aan het remsy-
steem van de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hy-
draulisch remsysteem van de auto worden bediend.
Page 162 of 297

158
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de standaard
geleverde banden. Het Alfa Romeo Servicenetwerk kan u advise-
ren welke band het meest geschikt is voor het doel waarvoor u
hem wilt gebruiken.
Gebruik deze banden uitsluitend op wegen met sneeuw of ijzel.
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en het type win-
terbanden exact aan de gegevens die staan vermeld in de para-
graaf „Wielen” in het hoofdstuk „Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen aan-
zienlijk als de profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat geval is het
veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de pres-
taties onder niet-winterse omstandigheden of wanneer er lange af-
standen op de snelweg worden gereden, minder dan die van de
standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winter-
banden tot die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen en
voor een betere bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de ban-
den niet om.
Bij winterbanden met de indicatie „Q” geldt een
maximum snelheid van 160 km/h; bij winter-
banden met de indicatie „T” geldt een maximum
snelheid van 190 km/h; bij winterbanden met de indi-
catie „H” geldt een maximum snelheid van 210 km/h;
echter de lokaal geldende wettelijke snelheidsbeperkin-
gen moeten altijd worden gerespecteerd.
Page 163 of 297

159
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen ge-
bruikt; rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd kui-
len, stoepranden en andere obstakels en rijd, om
de auto en het wegdek niet te beschadigen, geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voorschriften
van het land waar wordt gereden. De sneeuwkettingen mogen al-
leen op de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters rijden of de kettingen nog
goed gespannen zijn.
Gebruik dunne sneeuwkettingen:
– Alle uitvoeringen: gebruik voor bandenmaat 195/55 R16",
205/55 R16" en 225/45 R17" uitsluitend dunne sneeuwkettin-
gen die maximaal 9 mm boven het profiel van de banden uitsteken.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel mag geen sneeuwketting wor-
den gemonteerd. Als u een lekke voorband hebt (aangedreven
wiel) en er moet gebruik worden gemaakt van sneeuwkettingen,
dan kunt u het noodreservewiel op de achteras plaatsen en het
achterwiel op de vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wie-
len waarop uw sneeuwkettingen kunt monteren.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet
wordt gebruikt:
❍zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde
ruimte; schakel een versnelling in en zorg dat de handrem niet
is aangetrokken;
❍maak de minkabel van de accu los en controleer de acculading.
Gedurende het stallen moet deze controle iedere drie maan-
den worden herhaald;
❍maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met een
beschermende was;
❍reinig en conserveer de glimmende metalen delen met daar-
voor geschikte middelen;
❍smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruitwis-
ser in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan;
❍zet de ruiten een klein stukje open;
❍dek de auto af met een stoffen of een ademende kunststof
hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het in en op
de auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen;
❍breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voorge-
schreven spanning en controleer deze regelmatig;
❍als u de accukabels niet loskoppelt, moet de acculading iede-
re maand gecontroleerd worden;
❍tap het koelsysteem van de motor niet af.
Page 164 of 297
bewust onbedrukt gehouden pagina.
Page 165 of 297

161
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODGEVALLEN
In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en garantiehandleiding
vermeld staat. U kunt ook de site www.alfaromeo.com raadplegen voor de dichtstbijzijnde vestiging
van het Alfa Romeo Servicenetwerk.
MOTOR STARTEN
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel blijft branden, wendt
u dan onmiddellijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulp-
accu, die dezelfde of een iets grotere capaciteit moet hebben als
de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk fig. 112:
❍sluit de plusklem (+) van de hulpaccu uitsluitend op het aan-
gegeven punt op de accu van de auto aan (aanduiding OK
figuur 112) en niet op andere punten;
❍sluit een tweede startkabel aan op de minpool (−) van de hulp-
accu en op de massakabel
Eop de motor of de versnellings-
bak van de auto die gestart moet worden;
❍neem als de motor draait, de startkabels in de omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, wendt u dan tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet di-
rect met elkaar! Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord van een
andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege ac-
cu niet per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.
fig. 112A0K0247m
Page 166 of 297

162
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het noodreservewiel is specifiek voor de auto:
onteer het niet op andere auto’s en monteer geen
reservewielen van andere auto’s. Het noodreser-
vewiel mag alleen in noodgevallen worden gebruikt. Het
noodreservewiel moet zo kort mogelijk gebruikt worden
en er mag niet sneller dan 80 km/h mee worden gere-
den. Op het noodreservewiel is een sticker aangebracht
waarop de belangrijkste aanwijzingen en de beperkingen
staan vermeld met betrekking tot het gebruik van het
noodreservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden
verwijderd of afgedekt. Op het noodreservewiel mag nooit
een wieldeksel worden gemonteerd.
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
De auto is uitgerust met de reparatieset „Fix&Go Automatic”:
zie voor het gebruik van deze voorziening de paragraaf „Fix&Go
Automatic”.
Als alternatief voor de reparatieset „Fix&Go Automatic” kan de au-
to zijn uitgerust met een noodreservewiel: zie voor het verwisse-
len van het wiel de volgende pagina’s.
Attendeer het overige wegverkeer op de stil-
staande auto m.b.v.: de waarschuwingsknipper-
lichten, de gevarendriehoek enz. Tijdens het ver-
wisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto
hebben verlaten, vooral als de auto zwaar beladen is,
en op een veilige afstand van het verkeer wachten, tot-
dat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met ste-
nen of andere voorwerpen als de auto schuin op een hel-
ling of op een slecht wegdek staat.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen
of van een helling af te laten rijden.
Gebruik voor een noodstart beslist geen accusnel-
lader: de elektronische systemen en de regeleen-
heden van de ontsteking en de inspuiting kunnen
daardoor beschadigd raken.
Page 167 of 297

163
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van
een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is
of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de
krik niet voor het opkrikken van andere auto’s. En beslist
nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de
auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opge-
krikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik
is het maximum hefvermogen aangegeven; de krik mag
nooit voor een zwaardere last worden gebruikt. Het nood-
reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuw-
kettingen. Als u een lekke voorband (aangedreven wiel)
hebt en er moet met sneeuwkettingen worden gereden,
dan moet u een wiel van de achteras afhalen en daarvoor
in de plaats het noodreservewiel monteren. Zo hebt u op
de vooras twee normale wielen waarop uw sneeuwket-
tingen kunt monteren.
Door een verkeerde montage kan het wieldeksel
tijdens het rijden loslaten. Maak het ventiel abso-
luut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het noodreservewiel (zie hoofd-
stuk „Technische gegevens”).Bij een gemonteerd noodreservewiel veranderen
de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd met vol
gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelhe-
den in de bochten. Het noodreservewiel heeft een le-
vensduur van ongeveer 3000 km. Na deze afstand moet
de band van het noodreservewiel vervangen worden door
een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een
normale band op de velg van het noodreservewiel. Laat
het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en mon-
teren. Gebruik nooit twee of meer noodreservewielen.
Smeer voor montage de schroefdraad van de wielbou-
ten niet met vet: de bouten kunnen loslopen.
KRIK
Het is nodig te weten dat:
❍de krik 1,76 kg weegt;
❍de krik geen afstelwerkzaamheden vereist;
❍de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik
van hetzelfde type;
❍buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd mag worden.
Page 168 of 297

164
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Ga voor het verwisselen van een wiel als volgt te werk:
❍stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar
wordt gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden ver-
wisseld. Zet de auto op een vlakke en stevige ondergrond;
❍zet de motor uit, trek de handrem aan en schakel de 1ever-
snelling of de achteruit in; trek het veiligheidshesje met re-
flecterende strepen aan (wettelijk verplicht) voordat u de au-
to verlaat;
❍open de achterklep, trek aan de lus A-fig. 113 en trek de be-
kleding omhoog;
❍draai m.b.v. sleutel A-fig. 114 uit de gereedschaphouder, de
blokkeerschroef los, neem de gereedschaphouder B uit en zet
de houder dicht bij het te verwisselen wiel; neem daarna het
noodreservewiel C uit;
fig. 115A0K0038m
❍pak de sleutel A-fig. 115 en draai de wielbouten van het te ver-
wisselen wiel ongeveer een slag los. Schud bij uitvoeringen met
lichtmetalen velgen enige malen aan de bovenkant van de car-
rosserie, waardoor de velg los van de wielnaaf kan komen;
fig. 114A0K0124m
fig. 113A0K0168m