13
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Storing Alfa Romeo-CODE/
Storing diefstalalarm (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat bran-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het dis-
play) bij een storing in het Alfa Romeo CODE-systeem of het dief-
stalalarm (voor bepaalde uitvoeringen/markten): wendt u in dat
geval zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Inbraakpoging
Als het lampje gaat knipperen of als bij bepaalde uitvoeringen het
symbool op het display gaat branden (er verschijnt ook een mel-
ding), dan is er een inbraakpoging gesignaleerd. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Y
Voorgloei-installatie
(dieseluitvoeringen) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Het lampje dooft als de voorgloeibou-
gies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. U kunt de
motor starten zodra het lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een gematigde of hoge buitentemperatuur kan het
lampje zeer kort branden.
Storing voorgloei-installatie
(dieseluitvoeringen)
Het lampje gaat knipperen (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display) als er een storing is in de voorgloei-in-
stallatie. Wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenet-
werk om de storing te laten verhelpen.
m
Water in dieselfilter
(dieseluitvoeringen) (geel)
Het lampje gaat tijdens het rijden continu branden (er
verschijnt ook een melding op het display) als er water
in het brandstoffilter aanwezig is.c
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsys-
teem ernstig beschadigen en de motor kan onre-
gelmatig gaan draaien. Als het lampje
cop het in-
strumentenpaneel gaat branden (en er verschijnt ook een
melding op het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem te laten af-
tappen. Als het lampje direct na het tanken gaat branden,
bestaat de mogelijkheid dat er tijdens het tanken water in
de brandstoftank is gekomen: zet in dit geval de motor
direct uit en wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
47
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DIEFSTALALARM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
WANNEER GAAT HET ALARM AF
Het diefstalalarm wordt in de volgende gevallen geactiveerd:
❍bij het onbevoegd openen van de portieren, de motorkap en
de achterklep (omtrekbeveiliging);
❍bij een illegale startpoging (contactsleutel in stand MAR);
❍als de kabels van de accu worden onderbroken;
❍als er bewegende voorwerpen in het interieur aanwezig zijn
(volumetrische beveiliging);
❍bij het optillen/kantelen van de auto (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten).
Het inschakelen van het diefstalalarm wordt aangegeven met een
akoestisch en zichtbaar signaal (de richtingaanwijzers gaan enkele
seconden knipperen). De wijze waarop het systeem in werking
treedt, hangt af van het land waarin gereden wordt. Toch is een
maximum aantal cycli voorzien voor de akoestische en zichtbare
signalen. Na een alarmsignalering schakelt het systeem over naar
de normale bewakingsfunctie.
BELANGRIJK De startblokkering wordt uitgevoerd door de Alfa
Romeo CODE en wordt automatisch ingeschakeld als de contact-
sleutel uit het start-/contactslot wordt genomen.
BELANGRIJK De werking van het diefstalalarm verschilt per land.
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, achterklep en motorkap en contactslot
in stand STOP of met uitgenomen sleutel, de sleutel met af-
standsbediening in de richting van de auto. Druk op de knop
Á
en laat de knop los. Er is een zichtbaar en akoestisch signaal (be-
halve bij uitvoeringen voor bepaalde markten) en de portieren wor-
den vergrendeld. Het inschakelen van het alarm wordt voorafge-
gaan door een zelfdiagnose: als er een storing is, geeft het systeem
nogmaals een akoestisch en/of optisch signaal via het lampje op
het dashboard. Als ongeveer 4 seconden na het inschakelen van
het alarm een tweede akoestisch signaal en/of zichtbaar signaal
via het lampje op het dashboard wordt gegeven, dan moet het sys-
teem worden uitgeschakeld door op knop
Ëte drukken. Contro-
leer of de portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten
zijn en schakel het alarm opnieuw in met de knop
Á.
Als bij goed gesloten portieren, motorkap en achterklep het sys-
teem een akoestisch signaal uitzendt, dan is er een storing ge-
signaleerd in de werking van het systeem: wendt u in dat geval
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
ZELF-INSCHAKELEND ALARM
(voor versies/markten, daar waar aanwezig)
Als het alarm niet ingeschakeld werd met behulp van de afstands-
bediening, als er ongeveer 30 seconden verstreken zijn nadat de con-
tactsleutel op STOP werd gedraaid en een deur of de achterklep voor
het laatst geopend en gesloten werd, wordt het alarm automatisch
ingeschakeld. Dit wordt aangegeven door het knipperen van de led
op knop A-fig. 20 en de hiervoor beschreven aanwijzingen voor in-
schakeling. Om het alarm uit te schakelen op de toets met het
Ëop
de afstandsbediening drukken. Het alarm wordt ook ingeschakeld als
de deuren worden afgesloten met de metalen baard van de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier. Als het systeem zichzelf inscha-
kelt, worden de deuren niet afgesloten.
48
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DIEFSTALALARM UITSCHAKELEN
Druk op de knop Ë. Het volgende gebeurt (met uitzondering van
bepaalde markten):
❍de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort;
❍u hoort twee korte akoestische signalen;
❍de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als de portieren met de metalen sleutel centraal wor-
den ontgrendeld, schakelt het alarm niet uit.
VOLUMETRISCHE BEWAKING/
KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van het systeem moeten de ruiten en
het eventuele opendak (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ge-
heel gesloten zijn.
Voordat het diefstalalarm wordt ingeschakeld kan met knop
A-fig. 20 de functie worden uitgeschakeld. Als de functie wordt uit-
geschakeld, knippert het lampje op de knop A enkele seconden.
Het buiten werking stellen van de volumetrische beveili-
ging/kantelsensor moet telkens worden herhaald als het instru-
mentenpaneel uitgeschakeld is geweest.
ALARM BUITEN GEBRUIK STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt stellen (bijv. als de au-
to langere tijd niet wordt gebruikt), dan moet u de auto afsluiten
door de metalen baard van de sleutel met afstandsbediening in het
portierslot te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van de sleutel met afstandsbediening
leeg zijn, of als er een storing is in het diefstalalarm, dan kunt
u het alarm buiten werking stellen door de contactsleutel in het
contactslot te steken en in stand MAR te draaien.
fig. 20A0K0130m
49
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in drie standen worden gedraaid fig. 21:
❍STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur geblokkeerd.
Enkele elektrische installaties kunnen werken (bijv. autoradio,
centrale portiervergrendeling, diefstalalarm enz.);
❍MAR: contact aan. Alle elektrische installaties kunnen werken;
❍AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de mo-
tor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOP en nogmaals starten.
fig. 21A0K0063m
Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een
poging tot diefstal) moet u, voordat u weer met de
auto gaat rijden, de werking van het slot laten con-
troleren bij het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de au-
to wordt verlaten, om onvoorzichtig gebruik van
de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet
de handrem aan te trekken. Schakel de 1
eversnelling in
als de auto op een helling omhoog staat en de achteruit
bij een helling omlaag (gezien in de rijrichting). Laat kin-
deren nooit alleen achter in de auto.
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, neem de sleutel uit het contactslot en
draai het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand
MAR draait.
Het is streng verboden om demontage-/montage-
werkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzigin-
gen in de stuurinrichting of de stuurkolom vereist
zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging). Hier-
door kunnen de prestaties van het systeem, de garantie
en de veiligheid in gevaar worden gebracht en voldoet
de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als
de auto nog in beweging is. Bij de eerste stuur-
uitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt
in alle gevallen, ook als de auto gesleept wordt.
215
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50%
geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de
capaciteit en het startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (reeds bij tempe-
raturen van circa –10°C). Als u de auto langere tijd niet gebruikt,
zie dan de paragraaf „Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk
„Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die con-
stante voeding nodig hebben (diefstalalarm enz.), of accessoires
die de elektrische installatie zwaar belasten, dient u contact op te
nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk. Het deskundige per-
soneel kan controleren of de elektrische installatie van de auto
geschikt is voor het extra stroomverbruik.
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voor-
kom contact met de huid en de ogen. Houd open
vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van
de accu: brand- en ontploffingsgevaar.
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofni-
veau, ontstaat onherstelbare schade aan de accu
en kan de accu openbarsten.
Onoordeelkundige montage van elektrische en elek-
tronische apparatuur kan ernstige schade toebren-
gen aan de auto. Als u na aanschaf van uw auto ac-
cessoires wilt monteren (diefstalalarm, mobiele telefoon
enz.), raden wij u aan contact op te nemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk. Daar kan men u de meest ge-
schikte installaties aanraden en controleren of het noodza-
kelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het
milieu. Wendt u voor het vervangen van de accu
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude
omstandigheden moet, om bevriezing te voorko-
men, de accu worden verwijderd en op een ver-
warmde plaats worden bewaard.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt
van de accu, moet u uw ogen altijd beschermen
met een speciale bril.
A A
U U
T T
O O
R R
A A
D D
I I
O O(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
RADIO (TUNER) ..................... 269
Inleiding ..................................... 269
Golfband selecteren...................... 269
Voorkeuzetoetsen ......................... 269
Laatst beluisterde station opslaan .... 269
Automatische afstemming .............. 270
Handmatige afstemming ............... 270
Functie AutoSTore ......................... 270
Ontvangst van alarmberichten ........ 271
Functie EON................................ 271
Uitzendingen in stereo ................... 271
CD-SPELER.............................. 272
Inleiding ..................................... 272
CD-speler selecteren ...................... 272
Laden/uitwerpen van de CD .......... 272
Informatie op het display ............... 273
Muziekstuk selecteren ................... 273
Muziekstukken snel
vooruit-/terugspoelen ...................273
Functie Pause .............................. 273MP3 CD-SPELER ..................... 274
Inleiding ..................................... 274
MP3-speler .................................. 274
MP3-sessies op hybride
discs selecteren............................ 275
Informatie op het display ............... 275
Volgende/vorige map selecteren ..... 275
Structuur van de mappen ............... 275
AUX (alleen in combinatie
met Blue&Me™-systeem)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten).................................... 276
Inleiding .................................... 276
AUX-functier ................................ 276
DIAGNOSE VAN STORINGEN ... 277
Algemeen ................................... 277
CD-speler ..................................... 277
MP3-bestand lezen ....................... 277 INLEIDING............................... 248
Tips ............................................ 248
Technische gegevens..................... 250
BEKNOPTE HANDLEIDING ..... 251
Bedieningstoetsen op het stuur ....... 254
Algemene informatie ..................... 256
FUNCTIES EN INSTELLINGEN... 257
Autoradio inschakelen ................... 257
Autoradio uitschakelen .................. 257
Functies Radio selecteren ............... 257
CD-speler selecteren ...................... 257
Geheugenfunctie audiobron ............ 257
Volumeregeling............................ 257
Functie Mute/Pause ..................... 258
Audio-instellingen ......................... 258
Toonregeling ................................ 259
Balansregeling............................. 259
Faderregeling ............................... 259
Loudness-functie........................... 260
Menu ......................................... 261
Inbouwvoorbereiding telefoon ......... 267
Diefstalbeveiliging......................... 267
AUTORADIO
247
ALGEMENE INFORMATIE
De autoradio heeft de volgende functies:
Radio
❍PLL-tuner voor de golfbanden FM/AM/
MW;
❍RDS (Radio Data System) met TA (ver-
keersinformatie) – TP (verkeerspro-
gramma’s) – EON (Enhanced Other Net-
work) – REG (regionale programma’s);
❍AF: zoeken naar alternatieve frequen-
ties in RDS;
❍voorbereid op ontvangst van alarmbe-
richten;
❍automatische/handmatige afstemming
op stations;
❍FM Multipath detector;
❍handmatig opslaan van 30 stations:
18 op de FM-golfband (6 op FM1, 6 op
FM2, 6 op FMT) en 12 op de MW-golf-
band (6 op MW1, 6 op MW2);
❍automatisch opslaan (functie AUTOSTORE)
van 6 stations op de betreffende FM-
band;
❍functie SPEED VOLUME (behalve uitvoe-
ringen met Bose HI-FI-systeem): snel-
heidsafhankelijke volumeregeling;
❍automatische stereo/mono-weergave.
CD-speler
❍CD direct selecteren;
❍Muziekstuk selecteren (vooruit/achteruit);
❍Muziekstukken snel vooruit-/terug-
spoelen;
❍Functie CD Display: weergave CD-naam/
verstreken speelduur vanaf het begin
van het muziekstuk;
❍Lezen audio-CD, CD-R en CD-RW.
❍Functie MP3 Display: weergave map-
naam, ID3-TAG informatie, verstreken
speelduur vanaf het begin van het mu-
ziekstuk, bestandsnaam;
❍Lezen audio- of gegevens-CD, CD-R en
CD-RW.
Audiosysteem
❍Functie Mute/Pause;
❍Functie Soft Mute;
❍Functie Loudness (behalve uitvoeringen
met Bose HI-FI-systeem);
❍7-Bands grafische equalizer (behalve uit-
voeringen met Bose HI-FI-systeem);
❍Gescheiden regeling bassen/hoge tonen;
❍Balansregeling kanalen rechts/links.
Media Player
(alleen met Blue&Me™)
Zie voor de werking van de Media Player
het supplement Blue&Me
™.
AUX-speler
(alleen met Blue&Me™)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
❍AUX-audiobron selecteren;
❍Functie AUX Offset: gelijkstellen van het
volume van het draagbare apparaat aan
dat van de andere audiobronnen;
❍Draagbare speler weergeven.
Op een multimedia-CD staan
naast audiotracks ook gege-
vens geregistreerd. Het afspelen van
dit type CD’s kan piepgeluiden op
een zodanig volume opleveren, dat
niet alleen de verkeersveiligheid in
gevaar komt, maar waardoor ook
de eindversterker en de luidsprekers
beschadigd kunnen worden.
MP3 CD-speler
❍Functie MP3-Info (ID3-TAG);
❍Map (vorige/volgende) selecteren ;
❍Muziekstuk selecteren (vooruit/achteruit);
❍Muziekstukken snel vooruit-/terug-
spoelen;
AUTORADIO
256
AUDIO-INSTELLINGEN
De mogelijke instellingen in het menu zijn
afhankelijk van de gekozen audiobron:
AM/FM/CD-speler/Media Player (alleen met
Blue&Me
™)/AUX (alleen met Blue&Me™)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten).
Druk kort op de toets
Oom de Audio-in-
stellingen te wijzigen. Als de toets
Ode
eerste keer wordt ingedrukt, dan verschijnt
de waarde voor de basinstelling van de op
dat moment gekozen audiobron op het dis-
play (bijv. bij het luisteren naar een FM-sta-
tion, verschijnt er „FM Bass + 2”).
De menu-functies kunnen worden doorlopen
met toets
of. De instelling van de ge-
selecteerde functie kan worden gewijzigd
met toets
of.
Op het display verschijnt de huidige status
van de geselecteerde functie.De menufuncties zijn:
❍BASS (lage-tonenregeling);
❍TREBLE (hoge-tonenregeling);
❍BALANCE (regeling van balans links/
rechts);
❍FADER (regeling van balans voor/
achter);
❍LOUDNESS (behalve uitvoeringen met
Bose HI-FI-systeem) (in-/uitschakelen
van de LOUDNESS-functie);
❍EQUALIZER (behalve uitvoeringen met
Bose HI-FI-systeem) (inschakelen en kie-
zen van de voorgeprogrammeerde equa-
lizerinstellingen);
❍USER EQUALISER (behalve uitvoeringen
met Bose HI-FI-systeem) (instellen van
persoonlijke equalizerinstellingen).
FUNCTIE MUTE/PAUSE
(volume op nul zetten)
Druk voor het inschakelen van de Mute-func-
tie kort op de toets MUTE. Het volume
neemt geleidelijk af en op het display ver-
schijnt het opschrift „RADIO Mute” (bij ge-
bruik van de radio) of „PAUSE” (bij gebruik
van de CD-speler).
Druk voor het uitschakelen van de Mute-
functie nogmaals op de toets MUTE. Het vo-
lume wordt geleidelijk verhoogd tot op het
niveau dat daarvoor was ingesteld.
Als u het volumeniveau wijzigt met de daar-
voor bestemde toets, wordt de Mute-func-
tie uitgeschakeld en het volume ingesteld
op het nieuwe geselecteerde niveau.
Bij ingeschakelde Mute-functie wordt bij ver-
keersinformatie (als de TA-functie is ingescha-
keld) of bij ontvangst van een alarmbericht,
de Mute-functie uitgeschakeld. Na beëindi-
ging van het bericht wordt de functie weer in-
geschakeld.
AUTORADIO
258