Page 121 of 297

117
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
HET SYSTEEM HANDMATIG IN-/UITSCHAKELEN
Druk voor het handmatig in en uit schakelen van het systeem op
de knop
Tfig. 82 die zich op het schakelaarpaneel op het dash-
board bevindt.
Inschakeling Start&Stop-systeem
De inschakeling van het Start&Stop-systeem wordt aangegeven
door een melding op het display. In deze situatie is het lampje
A-fig. 82 boven knop
Tgedoofd.
Uitschakeling Start&Stop-systeem
❍Uitvoeringen met multifunctioneel display: de uitschakeling van
het Start&Stop-systeem wordt aangegeven door een melding
op het display.
❍Uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display: de uit-
schakeling van het Start&Stop-systeem wordt aangegeven door
de weergave van symbool
T+ een melding op het display.
Bij uitgeschakeld systeem brandt het lampje A-fig. 82 .
fig. 82A0K0121m
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ
DE MOTOR NIET WORDT UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan wordt, vanwege comfortei-
sen, ter beperking van de uitstoot en om veiligheidsredenen, de
motor niet uitgezet onder de volgende omstandigheden:
❍nog koude motor;
❍bijzonder lage buitentemperaturen;
❍onvoldoende opgeladen accu;
❍ingeschakelde achterruitverwarming;
❍ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❍tijdens regeneratie van het roetfilter (DPF) (alleen dieseluit-
voeringen);
❍geopend bestuurdersportier;
❍niet omgelegde veiligheidsgordel bestuurder;
❍ingeschakelde achteruit (bijv. bij inparkeren);
❍bij uitvoeringen met automatische klimaatregeling met ge-
scheiden regeling (voor bepaalde uitvoeringen/markten), zo-
lang nog niet een comfortabele temperatuur in het interieur is
bereikt of als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld;
❍in de eerste gebruiksperiode als het systeem zichzelf instelt.
In deze gevallen verschijnt een melding en (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) knippert symbool
Uop het display.
Als u het interieur in de auto wilt blijven koelen, dan
moet u het Start&Stop-systeem uitschakelen, zo-
dat de airconditioning continu kan blijven werken.
Page 122 of 297

118
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Opmerkingen
Als het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt is, 3 minuten na
het uitzetten van de motor, een herstart van de motor alleen mo-
gelijk m.b.v. de contactsleutel.
Als de motor ongewenst is afgeslagen, bijvoorbeeld wanneer het
koppelingspedaal te snel is losgelaten bij een ingeschakelde ver-
snelling, en het Start&Stop-systeem is ingeschakeld, dan kan de
motor gestart worden door het koppelingspedaal helemaal in te
trappen of door de versnellingspook in de vrijstand te zetten.
OMSTANDIGHEDEN VOOR
HET HERSTARTEN VAN DE MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de uitstoot en om veilig-
heidsredenen kan de motor weer automatisch worden gestart, zon-
der ingrijpen van de bestuurder, onder de volgende omstandigheden:
❍onvoldoende opgeladen accu;
❍ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❍beperkte onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld na her-
haaldelijk intrappen van het rempedaal);
❍auto in beweging (bijvoorbeeld wanneer bergafwaarts wordt
gereden);
❍wanneer de motor langer dan circa 3 minuten is uitgezet door
het Start&Stop-systeem;
❍bij uitvoeringen met automatische klimaatregeling met ge-
scheiden regeling (voor bepaalde uitvoeringen/markten), om
een comfortabele temperatuur te bereiken in het interieur of
door inschakeling van de MAX-DEF-functie.
Met een ingeschakelde versnelling kan de motor alleen automa-
tisch worden gestart als het koppelingspedaal geheel wordt inge-
trapt. Het starten wordt aan de bestuurder getoond door het ver-
schijnen van een melding en, voor bepaalde uitvoeringen/markten,
het knipperen van symbool
Uop het display.
Page 123 of 297

119
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&Stop-systeem en de be-
stuurder maakt de eigen veiligheidsgordel los en opent het be-
stuurders- of passagiersportier, dan kan de motor daarna alleen
worden gestart m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie geattendeerd door een ge-
luidssignaal en door het knipperen van symbool
U op het dis-
play (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding).
„ENERGY SAVING”-functie
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de bestuurder 3 minu-
ten geen enkele actie onderneemt, dan zet het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof te besparen. In dit geval kan
de motor alleen gestart worden m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING Het is in alle gevallen mogelijk de motor draaiend te
houden door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
STORINGEN
Indien zich een storing voordoet, wordt het Start&Stopsysteem uit-
geschakeld. De bestuurder wordt op de hoogte gebracht van de
storing door het knipperende
Usymbool (uitvoeringen met mul-
tifunctioneel display) of
jsymbool (uitvoeringen met herconfi-
gureerbaar multifunctioneel display). Voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, indien aanwezig, wordt er ook een bericht
weergegeven. Neem in dat geval contact op met een Alfa Romeo
Servicenetwerk.
AUTO LANGERE TIJD NIET IN GEBRUIK
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er in het
bijzonder op worden gelet dat de elektrische voeding van de accu
wordt losgemaakt.
Hiervoor moet de aansluiting A-fig. 83 (door bediening van knop B)
worden losgekoppeld van de accuconditiesensor C, die op de min-
pool D van de accu is gemonteerd. Deze sensor mag nooit worden
losgekoppeld van de accu, behalve als de accu wordt vervangen.
fig. 83A0K0179m
Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk als de
accu moet worden vervangen. Vervang de accu
door een accu van hetzelfde type (HEAVY DUTY)
en met dezelfde specificaties.
Page 124 of 297
120
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODSTART
Als een noodstart wordt uitgevoerd met een hulpaccu mag de min-
kabel (−) vanaf de hulpaccu nooit met de minpool A-fig. 84 van
de accu van de auto worden verbonden, maar moet de minkabel
op een massapunt op de motor of de versnellingsbak worden aan-
gesloten.
Controleer voordat u de motorkap opent of de
motor is uitgeschakeld en de contactsleutel in
stand STOP staat. Houdt u aan hetgeen beschre-
ven staat op de sticker op de fronttraverse (fig. 85). Het
is raadzaam de contactsleutel uit te nemen als er in de
auto nog inzittenden zijn. Als de auto wordt verlaten,
moet de contactsleutel altijd worden uitgenomen of in
stand STOP worden gedraaid. Tijdens het tanken moet
de motor uitgezet zijn en de sleutel in stand STOP staan.
fig. 84A0K0180mfig. 85A0K0224m
Page 125 of 297

121
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
EOBD-SYSTEEM
(European On Board Diagnosis)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het doel van het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) is:
❍de werking van het systeem controleren;
❍een verhoging van de uitstoot te signaleren;
❍signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte componenten
te vervangen.
OPMERKING De auto beschikt over een diagnosestekker die, als de-
ze verbonden is met speciale apparatuur, het mogelijk maakt, de
door de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de specifieke pa-
rameters voor de diagnose en werking van de motor, te lezen. De-
ze controle kan ook worden uitgevoerd door de verkeerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet het Alfa Romeo
Servicenetwerk voor een complete controle van het systeem, tests
uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proefrit maken die
eventueel een langere afstand kan omvatten.
ACTIEVE DUAL PINION
STUURINRICHTING
Deze werkt alleen als de contactsleutel in stand MAR staat en de mo-
tor is gestart. Bij deze stuurinrichting kan de kracht die nodig is om
het stuurwiel te verdraaien, aangepast worden aan de rij-omstan-
digheden. De diverse mogelijkheden voor stuurbekrachtiging kunnen
worden gekozen met de standen d, n, a van het hendeltje voor het
“Alfa DNA”-systeem (zie de paragraaf “Alfa DNA”-systeem).
BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld is geweest, dan moet de
stuurbekrachtiging geïnitialiseerd worden wat wordt aangegeven
door het branden van het lampje. Om deze procedure uit te voe-
ren is het voldoende om het stuur tot de uiterste stand naar links
en naar rechts te draaien of 100 meter rechtuit te rijden.
Het is streng verboden om demontage-/monta-
gewerkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzi-
gingen in de stuurinrichting of de stuurkolom ver-
eist zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem, de ga-
rantie en de veiligheid in gevaar worden gebracht en vol-
doet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
Page 126 of 297
122
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
INBOUWVOORBEREIDING
VOOR AUTORADIO
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als de auto niet is uitgerust met een autoradio, beschikt u op het
dashboard over een opbergvak fig. 86.
De inbouwvoorbereiding voor de autoradio bestaat uit:
❍kabels voor voeding van de autoradio, de luidsprekers voor
en achter en de antenne;
❍een inbouwplaats voor de autoradio;
❍een antenne op het dak van de auto.
fig. 86A0K0134m
De autoradio wordt ingebouwd op de plek van het opbergvak
A-fig. 86. U verwijdert het vakje door de twee borglippen B in het
vak in te drukken: de voedingskabels zijn nu bereikbaar.
Wendt u voor de aansluiting van de autoradio op
de inbouwvoorbereiding tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk, zodat mogelijke storingen die de vei-
ligheid in gevaar kunnen brengen, worden voorkomen.
Page 127 of 297

123
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de au-
to en binnen de aftersales-service worden gemonteerd, moeten
voorzien zijn van het merkteken:
e CE.
Fiat Group Automobiles S.p.A. autoriseert de montage van
zend/ontvangstapparatuur op voorwaarde dat de montagewerk-
zaamheden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf wor-
den uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fabrikant in acht
moeten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de kenmerken
van de auto worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs worden
ingenomen door de bevoegde instanties en eventueel de garan-
tie komen te vervallen bij defecten die veroorzaakt zijn door de
bovengenoemde modificatie of op defecten die direct of indirect
daarvan het gevolg zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. is op geen enkele wijze aansprake-
lijk voor schade die het gevolg is van de installatie van accessoires
die niet door Fiat Group Automobiles S.p.A.zijn geleverd of aan-
bevolen en die niet conform de geleverde instructies zijn geïnstal-
leerd.
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR
DRAAGBAAR NAVIGATIESYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij auto’s met Blue&Me™kan (als optional) een montage-
voorbereiding aanwezig zijn voor een Blue&Me™TomTom
®
draagbaar navigatiesysteem, dat is opgenomen in het Alfa
Romeo Lineaccessori-programma.
U kunt het draagbare navigatiesysteem in de speciale beugel ste-
ken die is aangegeven in fig. 87.
fig. 87A0K0143m
Page 128 of 297

124
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke) mo-
gen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne aan
de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto (zon-
der buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de
veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met
het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door de fa-
brikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 88 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren treden in werking bij het inschakelen van de achter-
uit. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 88A0K0060m