Page 167 of 297

163
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van
een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is
of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de
krik niet voor het opkrikken van andere auto’s. En beslist
nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de
auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opge-
krikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik
is het maximum hefvermogen aangegeven; de krik mag
nooit voor een zwaardere last worden gebruikt. Het nood-
reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuw-
kettingen. Als u een lekke voorband (aangedreven wiel)
hebt en er moet met sneeuwkettingen worden gereden,
dan moet u een wiel van de achteras afhalen en daarvoor
in de plaats het noodreservewiel monteren. Zo hebt u op
de vooras twee normale wielen waarop uw sneeuwket-
tingen kunt monteren.
Door een verkeerde montage kan het wieldeksel
tijdens het rijden loslaten. Maak het ventiel abso-
luut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het noodreservewiel (zie hoofd-
stuk „Technische gegevens”).Bij een gemonteerd noodreservewiel veranderen
de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd met vol
gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelhe-
den in de bochten. Het noodreservewiel heeft een le-
vensduur van ongeveer 3000 km. Na deze afstand moet
de band van het noodreservewiel vervangen worden door
een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een
normale band op de velg van het noodreservewiel. Laat
het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en mon-
teren. Gebruik nooit twee of meer noodreservewielen.
Smeer voor montage de schroefdraad van de wielbou-
ten niet met vet: de bouten kunnen loslopen.
KRIK
Het is nodig te weten dat:
❍de krik 1,76 kg weegt;
❍de krik geen afstelwerkzaamheden vereist;
❍de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik
van hetzelfde type;
❍buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd mag worden.
Page 178 of 297

174
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op
het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vin-
gers aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp
teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.
Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u de
bol schoonwrijven met een doekje met alcohol en daar-
na laten drogen.
Modificaties of reparaties aan de elektrische in-
stallatie die niet correct worden uitgevoerd en
waarbij geen rekening wordt gehouden met de
technische specificaties van het systeem, kunnen storin-
gen in de werking en zelfs brand veroorzaken.
Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij
breuk kunnen er glassplinters wegschieten.
Door de hoge voedingsspanning mogen defecte
gasontladingslampen (Bi-Xenon) uitsluitend ver-
vangen worden door gespecialiseerd personeel: le-
vensgevaar! Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK Bij lage buitentemperaturen of hoge luchtvochtigheid
of na een hevige regenbui of na het wassen kunnen de koplam-
punits of de achterlichtunits beslagen zijn en/of kunnen er in de
units condensdruppels ontstaan. Dit is een natuurlijk verschijnsel als
gevolg van het verschil in temperatuur en vochtigheidsgraad voor
en achter het lampenglas. Het duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op de normale werking van de verlichtingsunits. De wa-
sem verdwijnt snel vanaf het midden van de verlichtingsunit gelei-
delijk naar de randen, als de verlichting wordt ingeschakeld.
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❍Controleer voordat u een lamp vervangt of de contacten niet
zijn geoxideerd;
❍vervang een defecte lamp door hetzelfde type met hetzelfde
vermogen;
❍controleer na het vervangen van een gloeilamp in de koplamp
altijd of de lamp nog goed is afgesteld;
❍als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de zekering
niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt: zie voor de
plaats van de zekeringen de paragraaf „Zekeringen vervan-
gen” in dit hoofdstuk.
Page 229 of 297
225
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE GEGEVENS
TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS
fig. 171
Dit plaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motorruimte en
bevat de volgende gegevens:
B Nummer typegoedkeuring.
C Identificatiecode van het autotype.
D Chassisnummer.
E Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto.
F Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger.
G Max. toelaatbare voorasbelasting.
H Max. toelaatbare achterasbelasting.
I Motortype.
L Code van de carrosserie-uitvoering.
M Nummer voor onderdelen.
N Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting (alleen bij die-
selmotoren).
fig. 171A0K0024m
IDENTIFICATIEGEGEVENS
De identificatiegegevens van de auto zijn:
❍Typeplaatje met identificatiegegevens;
❍Chassisnummer;
❍Plaatje met informatie over de carrosserielak;
❍Motornummer.