Page 28 of 297

24
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het menu bevat de volgende opties:
– MENU
– SNELHEIDSZOEMER
– SCHEMERSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– INSCHAKELEN/GEGEVENS TRIP B
– TIJD INSTELLEN
– DATUM INSTELLEN
– EERSTE PAGINA (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– ZIE RADIO
– AUTOCLOSE
– MEETEENHEID
– TAAL
– VOLUME GELUIDSSIGNALEN
– VOLUME TOETSEN
– BEEP/BUZZ. GORDELS
– SERVICE
– AIRBAG/BAG PASSAGIER
– DAGVERLICHTING
– GREETINGS LIGHTS
– MENU VERLATEN
OPMERKING Op auto’s met navigatiesysteem (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) worden enkele onderdelen op het display van
het navigatiesysteem weergegeven.SETUP-MENU
Het menu bestaat uit onderdelen, die met de knoppen „Ò▲”
en „
▼” worden gekozen, waarna u de volgende keuzemoge-
lijkheden kunt selecteren of instellingen (setup) kunt uitvoeren.
Bij enkele opties is er een submenu.
Het Setup-menu kan worden geactiveerd door de knop SET ESC
kort in te drukken.
Page 39 of 297

35
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Instapverlichting
(In-/uitschakeling „Greeting lights“)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze functie kan bij het openen van de portieren of de achter-
klep met de afstandsbediening, de buitenverlichting, de kente-
kenplaatverlichting en de plafondverlichting ongeveer 25 secon-
den inschakelen, behalve in de volgende situaties:
❍onderbreking na 5 seconden na het sluiten van een portier
❍onderbreking na een vergrendeling met de afstandsbediening
❍onderbreking na een vergrendeling of een bediening van de
afstandsbediening
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te werk:
– druk kort op de knop SET ESC; op het display knippert „On” of
„Off”, afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop „
Ò▲” of „▼” om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de knop SET ESC om terug te keren naar het me-
nuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar
het beginscherm zonder op te slaan.
Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingen uit het menuscherm wor-
den afgesloten. Druk kort op de knop SET ESC om terug te keren
naar het beginscherm zonder op te slaan. Als u de knop
▼in-
drukt, wordt teruggekeerd naar de eerste menuoptie.
Page 78 of 297

74
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BUITENVERLICHTING/DIMLICHTEN
Draai met de contactsleutel in stand MAR, draaiknop A-fig. 40 in stand
2. De dagverlichting wordt uitgeschakeld en de buitenverlichting
en het dimlicht gaan branden. Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3branden.
PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOP of met uitgenomen sleutel de
draaiknop A-fig. 40 eerst in stand
Oen vervolgens in stand 2om
de verlichting in te schakelen.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
3branden.
Met de richtingaanwijzerhendel kunt u kiezen aan welke zijde
(links of rechts) de verlichting moet worden ingeschakeld.
AUTOMATISCHE REGELING VERLICHTING
(AUTOLIGHT) (Schemersensor)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit is een sensor met infrarood-lampje dat aan de regensensor is
gekoppeld en op de voorruit is gemonteerd. De sensor signaleert
wijzigingen in de lichtsterkte buiten de auto op basis van de ge-
voeligheid die in het Setup-menu is ingesteld. hoe hoger de ge-
voeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlichting in
te schakelen.
Inschakelen
De schemersensor wordt ingeschakeld door de draaiknop A-fig. 40
in stand
2Ate draaien. Op deze wijze wordt de automatische in-
schakeling van de buitenverlichting en de dimlichten gelijktijdig in-
geschakeld, afhankelijk van de sterkte van het buitenlicht.
BUITENVERLICHTING
HENDEL LINKS fig. 40
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. De buitenver-
lichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
Als u de buitenverlichting inschakelt, gaan ook de verlichting van
het instrumentenpaneel en van de bedieningsknoppen op het dash-
board branden.
DAGVERLICHTING (D.R.L.)
“Daytime Running Lights”
Als u met de sleutel in stand MAR de draaiknop A-fig. 40 in stand
Ozet, wordt automatisch de dagverlichting ingeschakeld; de an-
dere lampen en de interieurverlichting blijven uitgeschakeld. Zie
voor de werking van de dagverlichting de paragraaf „Menuopties”
in dit hoofdstuk. Als de functie is uitgeschakeld en draaiknop A staat
in stand
O, wordt geen enkele verlichting ingeschakeld.
fig. 40A0K0099m
Page 90 of 297

86
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ADAPTIEVE VERLICHTING AFS
(Adaptive Frontlight System) fig. 52
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem past de lichtbundel van de xenonlampen continu en
automatisch aan de rij-omstandigheden aan bij richtingverande-
ringen en in bochten. Het systeem richt de lichtbundel zo dat de
weg optimaal verlicht wordt en houdt daarbij rekening met de snel-
heid van de auto, de scherpte van de bocht en de snelheid van
de stuurbeweging.
De adaptieve verlichting schakelt automatisch in bij het starten
van de auto. In dit geval blijft lampje A-fig. 52 gedoofd. Als u
op de knop drukt, worden de adaptieve lichten (indien inge-
schakeld) uitgeschakeld en gaat het lampje op de knop A-fig. 52
constant branden.
Druk opnieuw op de knop (lampje gedoofd) om de verlichting
opnieuw in te schakelen.
fig. 52A0K0123m
PORTIERVERGRENDELING fig. 53
Druk op knop ≈om de portieren gelijktijdig te vergrendelen
(als de portieren zijn vergrendeld, brandt het lampje boven deze
knop). De portiervergrendeling werkt onafhankelijk van de stand
van de contactsleutel.
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
Deze schakelt in bij een ongeval waardoor:
❍de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat;
❍de portieren automatisch ontgrendelen;
❍de interieurverlichting wordt ingeschakeld.
Als het systeem is ingeschakeld, verschijnt er een melding op het
display. Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bij-
voorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de nabijheid
van de brandstoftank.
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te voor-
komen dat de accu ontlaadt.
fig. 53A0K0145m