Page 297 of 480

Het systeem kan de kans op het optillen van
een wiel alleen verminderen tijdens zeer ern-
stige of ontwijkende rijmanoeuvres. Het sys-
teem kan niet voorkomen dat het wiel wordt
opgetild als gevolg van andere factoren, zoals
de staat van de weg, het verlaten van de rijbaan
of het raken van objecten of andere voertuigen.WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading van
het voertuig en de weg- en rijomstandighe-
den, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel
wordt opgetild of het voertuig kantelt. Het
ERM-systeem kan niet in alle gevallen voor-
komen dat een wiel wordt opgetild of de auto
kantelt, met name niet wanneer de rijbaan
wordt verlaten of wanneer er objecten of
andere voertuigen worden geraakt. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met ERM
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze
die de veiligheid van de bestuurder of ande-
ren in gevaar brengt.
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP)Dit systeem verbetert de bestuurbaarheid en
stabiliteit van de auto onder diverse rijomstan-
digheden. ESP corrigeert over- en ondersturen
van het voertuig door het juiste wiel af te
remmen. Zo wordt tegengestuurd bij onder- of
oversturen. Ook kan het motorvermogen wor-
den verminderd om het voertuig te helpen bij
het handhaven van de juiste rijrichting.
ESP bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste rijrich-
ting. Het systeem vergelijkt deze baan dan met
de werkelijke rijrichting van het voertuig. Wan-
neer de werkelijke baan niet overeenkomt met
de gewenste baan, remt ESP het juiste wiel af
om over- of onderstuur tegen te gaan.
Overstuur: de auto draait meer dan correct is
voor de stand van het stuur
Onderstuur: de auto draait minder dan cor-
rect is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESP in de instru-
mentengroep begint te knipperen zodra de ban-
den grip verliezen en het ESP-systeem wordt
geactiveerd. Het controle-/storingslampje ESP knippert ook wanneer het ASR-systeem actief
is. Als het controle-/storingslampje ESP gaat
knipperen tijdens het optrekken, neem dan gas
terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk gas
geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan.
WAARSCHUWING!
Met het ESC-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur en het systeem zorgt evenmin
voor meer grip op het wegdek. ESC kan
geen ongelukken voorkomen, zeker geen
ongelukken die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. ESC kan
evenmin ongelukken voorkomen die het ge-
volg zijn van het verlies van de controle over
het voertuig doordat het rijgedrag niet is
aangepast aan de omstandigheden. Alleen
een oplettende en bekwame bestuurder met
een veilige rijstijl kan ongelukken voorko-
(Vervolgd)
293
Page 298 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
men! Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ESC nooit op een roekeloze of
risicovolle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
Het ESP-systeem kent twee bedrijfsmodi in de
groep 4WD HIGH en tweewielaangedreven
voertuigen, en één bedrijfsmodus in de groep
4WD LOW.
Groep High (modellen met
vierwielaandrijving) of modellen met
tweewielaandrijving
On (Aan)
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD HIGH en in voertuigen met twee-
wielaandrijving. Als de auto wordt gestart of als
de tussenbak (indien aanwezig) vanuit de groep
4WD LOW of vanuit NEUTRAL wordt terugge-
schakeld naar de groep 4WD HIGH dan is het
ESP-systeem in deze "On"-modus. Deze mo-
dus dient te worden gebruikt onder bijna alle
rijomstandigheden. Het ESP mag alleen om specifieke redenen in de bedrijfsmodus
"Partial
Off" (gedeeltelijk uit) worden geschakeld, zoals
hieronder beschreven.
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Deze instelling bereikt u door kort op de scha-
kelaar "ESP uit" te drukken. Wanneer ESP in de
stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) staat, is de
ASR-functie van ESP uitgeschakeld (behalve
BLD, dat wordt beschreven in de paragraaf over
ASR) en brandt het controlelampje "ESP uit".
Alle overige stabiliteitsvoorzieningen van het
ESP-systeem functioneren normaal. Deze mo-
dus is bedoeld voor situaties waarin het voer-
tuig zich in diepe sneeuw, zand of gravel be-
vindt en waar de wielen sneller moeten draaien
dan het ESP normaal gesproken zou toestaan,
om weer grip te krijgen. Om ESP weer in te
schakelen, drukt u kort op de schakelaar "ESP
uit". Hierdoor wordt de normale bedrijfsmodus
"ESP aan" hersteld. OPMERKING:
Om de trekkracht tijdens het rijden met
sneeuwkettingen of bij het wegrijden in diepe
sneeuw, zand of grind te verbeteren, is het
raadzaam de functie
Partial Off (gedeeltelijk
uit) in te schakelen door kort op de schakelaar
ESP uit te drukken. Wanneer er geen reden
meer is om de functie Partial Off (gedeeltelijk
uit) te gebruiken, drukt u kort op de schake-
laar ESP Uit om ESP weer in te schakelen. Dit
is ook mogelijk tijdens het rijden.WAARSCHUWING!
Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de ASR-functie van ESC uitge-
schakeld (behalve de slipbeperking die is
beschreven de paragraaf over ASR) en
brandt het indicatielampje "ESC uit". Wan-
neer ESC in de stand "Gedeeltelijk uit"staat,
wordt de functie voor het verminderen van
het motorvermogen van ASR uitgeschakeld
en neemt de verbeterde voertuigstabiliteit
die het ESC-systeem biedt af.
(Vervolgd)
294
Page 299 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Trailer Sway control (TSC) is uitgescha-
keld wanneer het ESC-systeem in de
stand "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) staat.
Groep 4WD LOW
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD LOW. Als de auto wordt gestart in
de groep 4WD LOW of als de tussenbak (indien
aanwezig) wordt geschakeld van de groep 4WD
HIGH of NEUTRAL naar groep 4WD LOW,
bevindt het ESP-systeem zich in de modus
"Partial Off" (Gedeeltelijk uit).Antislingerregeling (ASR)ASR maakt gebruik van sensoren in de auto die
het gevaarlijk slingeren van de aanhanger de-
tecteren. ASR neemt de nodige maatregelen
om het slingeren te stoppen. Het systeem kan
het motorvermogen verlagen en de betreffende
wielen afremmen om het slingeren tegen te
gaan. ASR wordt automatisch ingeschakeld
wanneer een gevaarlijk slingerende aanhanger
wordt gedetecteerd. ASR is niet in staat om het slingeren van alle aanhangers te stoppen. Ga
tijdens het trekken van een aanhanger altijd
voorzichtig te werk en volg de aanbevelingen
voor het disselgewicht van de aanhanger.
Raadpleeg
"Trekken van een aanhanger" in dit
hoofdstuk voor meer informatie. Wanneer ASR
is ingeschakeld, knippert het controle-/
storingslampje ESP, wordt het motorvermogen
verlaagd en voelt u dat de wielen afzonderlijk
worden afgeremd om te proberen het slingeren
van de aanhanger te stoppen. Als het ESP-
systeem in de stand "Partial Off"(gedeeltelijk
uit) staat, is ASR uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt geactiveerd,
rem dan af, zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats aan de kant en verdeel de
lading van de aanhanger opnieuw om het
slingeren tegen te gaan.Hill Start Assist (HSA)Het HSA-systeem is bedoeld om de bestuurder te
helpen bij het wegrijden vanuit stilstand op een
helling. HSA handhaaft gedurende een korte pe- riode dezelfde remkracht die de bestuurder heeft
uitgeoefend, nadat de bestuurder zijn voet van
het rempedaal haalt. Als de bestuurder tijdens
deze korte periode geen gas geeft, zal het sys-
teem minder remkracht uitoefenen en zal de auto
van de helling rollen. Het systeem vermindert de
remkracht in verhouding tot de hoeveelheid gas
die gegeven wordt zodra de auto in de bedoelde
rijrichting begint te bewegen.
Voorwaarden voor activering van HSA
HSA wordt geactiveerd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
De auto moet stilstaan.
De auto moet op een helling van ongeveer
6% of meer staan.
De gekozen versnelling moet overeenkomen
met de stand van de auto op de helling (in
een vooruitversnelling als de voorkant van de
auto naar boven is gericht; in de achteruit-
versnelling (REVERSE) als de voorkant van
de auto naar beneden is gericht).
HSA werkt in de achteruitversnelling (RE-
VERSE) en alle vooruitversnellingen als aan de
voorwaarden voor activering wordt voldaan. Het
295
Page 300 of 480

systeem wordt niet geactiveerd als de schakel-
hendel in de stand in NEUTRAL of PARK staat.WAARSCHUWING!
Met een zwaar beladen auto of bij het trek-
ken van een aanhanger kunnen zich op
lichte hellingen situaties voordoen waarbij
het systeem niet wordt geactiveerd en de
auto een iets gaat rollen. Dit kan leiden tot
een aanrijding met een ander voertuig of
object. Vergeet nooit dat de bestuurder ver-
antwoordelijk is voor het remmen.
Een aanhanger trekken met HSA
HSA helpt u tijdens het wegrijden op een helling
terwijl u een aanhanger trekt.
WAARSCHUWING!
Als u een aanhangerremregeling gebruikt
op uw aanhanger, kunt u de remmen van
uw aanhanger in- en uitschakelen met de
remschakelaar. Het is dan mogelijk dat er,
wanneer u het rempedaal loslaat, onvol-
doende remkracht is om de auto en aan-
hanger op een helling op hun plaats te
houden, wat kan leiden tot een aanrijding
met een ander voertuig of object achter u.
Om te voorkomen dat de auto omlaag rolt
als u weer gaat rijden, moet u de aanhan-
gerrem handmatig inschakelen voordat u
het rempedaal loslaat. Vergeet nooit dat
de bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
HSA is geen handrem. Als u de auto
stopzet op een helling zonder de versnel-
lingsbak in de stand PARK te zetten of de
handrem aan te trekken, zal de auto van
de helling rollen en in botsing kunnen
komen met een andere auto of een object.
Gebruik altijd handrem wanneer u op een
helling parkeert en vergeet nooit dat de
bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen.
HSA uitschakelen
Als u het HSA-systeem wilt uitschakelen, kan
dit worden uitgevoerd met behulp van de instel-
lingen van Uconnect® Access. Raadpleeg
"Uconnect® Access instellingen" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
296
Page 301 of 480

Ready Alert Braking — indien
aanwezigReady Alert Braking (anticiperend remsysteem)
kan de tijd verkorten die nodig is om bij een
noodstop de volle remkracht te bereiken. Het
systeem anticipeert op mogelijke noodstopsitu-
aties door te registreren hoe snel de bestuurder
het gaspedaal loslaat. Wanneer het gaspedaal
zeer snel wordt losgelaten, oefent Ready Alert
Braking een geringe remkracht uit. Deze rem-
kracht is zo gering dat de bestuurder deze niet
zal opmerken. Het remsysteem gebruikt deze
remkracht om een snelle reactie van de rem-
men mogelijk te maken wanneer de bestuurder
het rempedaal intrapt.Rain Brake Support (remdroogfunctie)
— indien aanwezigRain Brake Support (remdroogfunctie bij nat
weer) kan de remprestaties bij nat weer verbe-
teren. Het systeem oefent met tussenpozen
een geringe remkracht uit om vocht op de
remschijven van de voorwielen te verwijderen.
Dit systeem werkt alleen wanneer de ruitenwis-
sers in de stand LO of HI staan. In de interval-
stand werkt het systeem niet. Rain Brake Sup-port geeft geen melding aan de bestuurder
wanneer het systeem actief is en het systeem
vereist geen handelingen van de bestuurder.
Hill Descent Control (HDC) — indien
aanwezig (alleen modellen met
vierwielaandrijving met MP3023
tussenbak met twee versnellingenHDC is bedoeld voor terreinrijden met lage
snelheid in de schakelgroep 4WD LOW. HDC
handhaaft de voertuigsnelheid wanneer u hel-
lingen afrijdt, onder verschillende rijomstandig-
heden. HDC regelt de voertuigsnelheid door de
remmen actief te regelen.
HDC heeft drie standen:
1. Uit (functie is niet ingeschakeld en wordt niet
geactiveerd).
2. Ingeschakeld (functie is ingeschakeld en ge- reed maar er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor activering of de bestuur-
der negeert de functie actief door te remmen
of gas te geven).
3. Actief (functie is ingeschakeld en regelt ac- tief de voertuigsnelheid).
HDC activeren
HDC wordt ingeschakeld door op de HDC-
schakelaar te drukken, maar er moet ook aan
de volgende voorwaarden worden voldaan om
HDC te activeren:
De aandrijflijn staat in de groep 4WD LOW.
De voertuigsnelheid is lager dan 8 km/u (5 mph) De parkeerrem is uitgeschakeld.
Het bestuurdersportier is gesloten.
Schakelaar Hill Descent Control
297
Page 302 of 480

HDC activeren
Wanneer HDC is ingeschakeld, wordt deze
automatisch geactiveerd als er van een helling
wordt gereden waarvan de hellingshoek groot
genoeg is (groter dan ongeveer 8%). De inge-
stelde snelheid voor HDC kan door de bestuur-
der worden geselecteerd en kan worden bijge-
steld met behulp van de schakelflippers. Hier
volgt een overzicht van de HDC-snelheden:
P = geen ingestelde snelheid. HDC kan worden
ingeschakeld, maar wordt niet geactiveerd. R = 1 km/u (0,6 mph)
N = 2 km/u (1,2 mph)
1e = 1 km/u (0,6 mph)
2e = 2 km/u (1,2 mph)
3e = 3 km/u (1,8 mph)
4e = 4 km/u (2,5 mph)
5e = 5 km/u (3,1 mph)
6e = 6 km/u (3,7 mph)
7e = 7 km/u (4,3 mph)
8e = 8 km/u (5,0 mph) OPMERKING:
Als HDC is ingeschakeld, wordt de +/-
schakelflipper gebruikt voor het selecte-
ren van de gewenste HDC-snelheid en zal
deze de transmissie in ERS zetten maar
zal de hendel de door de transmissie
gekozen versnelling niet beïnvloeden ten-
zij er een Driver Override (ingreep door de
bestuurder) plaatsvindt. Tijdens HDC zal
de transmissie naar de juiste versnelling
schakelen voor de door de bestuurder
ingestelde snelheid en bijbehorende
rijomstandigheden.
De prestaties van HDC worden beïnvloed
door de Terrain Select-modus. Dit verschil
kan merkbaar zijn voor de bestuurder als
een variërend niveau van agressiviteit.Ingreep door de bestuurder:
De bestuurder kan de activering van de HDC te
allen tijde opheffen met het gaspedaal of de
remmen. Tijdens het ingrijpen door de bestuur-
der bevindt de transmissie zich in ERS-modus,
een begrenzer voor de hoogste versnelling, zal
de auto vanuit de eerste versnelling schakelen
tot de versnelling die wordt weergegeven. HDC deactiveren
HDC wordt gedeactiveerd maar blijft beschik-
baar als een van de volgende omstandigheden
zich voordoet:
De bestuurder de instelsnelheid van HDC
opheft met het gaspedaal of de remmen.
De voertuigsnelheid is hoger dan 32 km/u
(20 mph) maar blijft lager dan 64 km/u
(40 mph).
Auto bevindt zich op een neerwaartse helling
met een hellingshoek die niet groot genoeg is
(kleiner dan ongeveer 8%), op een vlakke
ondergrond of op een opwaartse helling.
Voertuig is in de stand PARK gezet.
HDC uitschakelen
HDC wordt gedeactiveerd en uitgeschakeld als
een van de volgende omstandigheden zich
voordoet:
De bestuurder drukt op de HDC-schakelaar.
De aandrijflijn wordt uit de groep 4WD LOW
geschakeld.
De handrem wordt ingeschakeld.
298
Page 303 of 480

Bestuurdersportier wordt geopend.
Het voertuig rijdt harder dan 32 km/u
(20 mph) gedurende meer dan 70 seconden.
Het voertuig rijdt harder dan 64 km/u
(40 mph) (HDC wordt onmiddellijk
uitgeschakeld).
Feedback aan de bestuurder:
De instrumentengroep bevat een HDC-
pictogram en een HDC-schakelaar met een
LED die feedback geeft aan de bestuurder over
de status van HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar gaan branden en
blijven branden wanneer HDC wordt inge-
schakeld of geactiveerd. Dit is de normale
bedrijfsstand voor HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit als de bestuurder op de HDC-schakelaar
drukt, maar niet aan de voorwaarden voor
inschakelen is voldaan.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit wanneer HDC wordt uitgeschakeld als
gevolg van een te hoge snelheid.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen wan-
neer HDC wordt uitgeschakeld als gevolg
van oververhitte remmen. Het knipperen
stopt en HDC wordt opnieuw geactiveerd
zodra de remmen voldoende zijn afgekoeld.
WAARSCHUWING!
HDC is uitsluitend bedoeld om de bestuurder
tijdens het afdalen van een heuvel te helpen
de rijsnelheid onder controle te houden. De
bestuurder moet goed op de rijomstandighe-
den blijven letten en blijft verantwoordelijk
voor handhaving van een veilige rijsnelheid.
Select Speed Control (SSC) —
indien aanwezig (alleen modellen
met vierwielaandrijving met MP3023
tussenbak met twee versnellingen)SSC is uitsluitend bedoeld voor terreinrijden in
de schakelgroep 4WD LOW. SCC handhaaft de
voertuigsnelheid door het motorkoppel en de
remmen actief te regelen.
Schakelaar Selec Speed Control
299
Page 304 of 480

SSC heeft drie standen:
1. Uit (functie is niet ingeschakeld en wordt nietgeactiveerd).
2. Ingeschakeld (functie is ingeschakeld en ge- reed maar er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor activering of de bestuur-
der negeert de functie actief door te remmen
of gas te geven).
3. Actief (functie is ingeschakeld en regelt ac- tief de voertuigsnelheid).
SSC activeren
SSC wordt ingeschakeld door op de SSC-
schakelaar te drukken, maar er moet ook aan
de volgende voorwaarden worden voldaan om
SSC te activeren:
De aandrijflijn staat in de groep 4WD LOW.
De voertuigsnelheid is lager dan 8 km/u
(5 mph)
De parkeerrem is uitgeschakeld.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De bestuurder bedient het gaspedaal niet. SSC activeren
Zodra SSC is ingeschakeld, wordt het automa-
tisch geactiveerd als aan de volgende voor-
waarden is voldaan:
De bestuurder laat het gaspedaal los.
De bestuurder laat het rempedaal los.
De versnellingsbak staat in een andere stand
dan P.
De voertuigsnelheid is lager dan 32 km/u
(20 mph)
De ingestelde snelheid voor SSC kan door de
bestuurder worden geselecteerd en kan worden
bijgesteld met behulp van de schakelflippers.
Hier volgt een overzicht van de SSC-
snelheden:
P = geen ingestelde snelheid. SSC kan wor-
den ingeschakeld, maar wordt niet geacti-
veerd.
R = 1 km/u (0,6 mph)
N = 2 km/u (1,2 mph)
1e = 1 km/u (0,6 mph)
2e = 2 km/u (1,2 mph)
3e = 3 km/u (1,8 mph)
4e = 4 km/u (2,5 mph)
5e = 5 km/u (3,1 mph)
6e = 6 km/u (3,7 mph)
7e = 7 km/u (4,3 mph)
8e = 8 km/u (5,0 mph)
OPMERKING:
Als SSC is ingeschakeld, wordt de +/- scha-
kelflipper gebruikt voor het selecteren van
de gewenste SSC-snelheid en zal deze de
transmissie in ERS zetten maar zal de flip-
per de door de transmissie gekozen ver-
snelling niet beïnvloeden tenzij er een Dri-
ver Override (ingreep door de bestuurder)
plaatsvindt. Tijdens SSC zal de transmissie
naar de juiste versnelling schakelen voor
de door de bestuurder ingestelde snelheid
en bijbehorende rijomstandigheden. De prestaties van SSC worden beïnvloed
door de Terrain Select-modus. Dit ver-
schil kan merkbaar zijn voor de bestuur-
der als een variërend niveau van
agressiviteit.
300