Page 233 of 480

Diskformaten
Op de Blu-ray™ Disc-speler kunnen de vol-
gende soorten disks (doorsnede 12 of 8 mm)
worden afgespeeld:
BD: BDMV (Profiel 1.1), BDAV (Profiel 1.1),
Dvd: dvd-Video, dvd-Audio, AVCREC, AV-
CHD, dvd-vr
Cd: CD-DA, VCD, CD-TEXT
Dvd/cd: MP3, WMA, AAC, DivX (versies 3 –
6) profile 3.0
Dvd-regiocodes
De Blu-ray™ Disc-speler en veel dvd’s hebben
een code die overeenkomt met de geografische
regio. Deze regiocodes moeten overeenkomen;
anders wordt de disk niet afgespeeld. Indien de
regiocode voor de dvd-disc niet overeenkomt
met de regiocode van de speler, kan de disc niet
worden afgespeeld. Ondersteuning audio-dvd
Als er een audio-dvd in de Blue-ray™-speler
wordt geplaatst, wordt de titel van de audio-dvd
automatisch afgespeeld (de meeste audio-dvd’s
hebben ook een videotitel maar die wordt gene-
geerd). Al het programmamateriaal van meerdere
kanalen wordt automatisch gemixt voor twee ka-
nalen, wat een schijnbaar zwakkere geluids-
sterkte tot gevolg kan hebben. Als u de geluids-
sterkte opvoert om voor deze verandering te
compenseren, moet u niet vergeten de geluids-
terkte te verminderen voordat u van disk verwis-
selt of naar een andere modus overschakelt.Opgenomen disks
De Blu-ray™ Disc-speler speelt CD-R- en CD-
RW-discs af die zijn opgenomen als audio- of
video-cd’s, of als CD-ROM met mp3- of WMA-
bestanden. De speler kan ook DVD-video af-
spelen die is opgenomen op een dvd-r- of
dvd-rw-disc. Dvd-rom-discs (zowel geperst als
zelf opgenomen) worden niet ondersteund.
Als u een disk opneemt met een pc, kan het
voorkomen dat de Blu-ray™ Disc-speler de disc
niet of slechts gedeeltelijk kan afspelen, zelfs
als de disc is opgenomen in een compatibelformaat en wel werkt op andere spelers. Om
problemen met afspelen te voorkomen, wordt
aanbevolen de volgende richtlijnen aan te hou-
den bij de opname van disks.
Open sessies worden genegeerd. Alleen de
afgesloten sessies zijn afspeelbaar.
Bij multi-sessie cd’s die alleen meerdere
audiosessies bevatten, hernummert de spe-
ler alle muzieknummers en geeft ze een
nieuw, uniek nummer.
Gebruik voor cd-gegevens- (of cd-rom)-discs
altijd de indeling ISO-9660 (niveau 1 of ni-
veau 2), Joliet of Romeo. Andere formaten
(zoals UDF, HFS en dergelijke) worden niet
ondersteund.
De speler herkent maximaal 512 bestanden
en 99 mappen per CD-R en CD-RW disk.
Bij dvd’s waarop gemengde media kunnen
worden opgenomen, wordt slechts het
Video_TS-gedeelte van de disk afgespeeld.
Als u nog steeds problemen heeft met het
opnemen van disks die afspeelbaar zijn in de
Blu-ray™ Disc-speler, kunt u contact opnemen
229
Page 234 of 480

met de uitgever van de overeenkomstige soft-
ware voor meer informatie over het branden
van afspeelbare disks.
Voor het labelen van opneembare schijven
(cd-r, cd-rw en dvd-r) wordt een markeerstift
met onuitwisbare inkt aanbevolen. Gebruik
geen kleefetiketten, want die kunnen losraken
van de disk of blijven plakken in het mecha-
nisme en onherstelbare schade veroorzaken
aan de dvd-speler.
Gecomprimeerde audiobestanden (mp3 en
wma)
De Blu-ray™ Disc-speler kan de mp3- en wma-
bestanden (resp. MPEG-1 Audio Layer 3 en
Windows Media Audio) op een CD-data-disk
afspelen (gewoonlijk een CD-R of CD-RW).
De Blu-ray™ Disc- speler maakt altijd ge-
bruik van de extensie van het bestand om het
audioformaat te bepalen; daarom moeten
mp3-bestanden altijd eindigen met de exten-
sie ".mp3" of".MP3" en moeten wma-
bestanden altijd eindigen met de extensie
".wma" of".WMA". Om onjuist afspelen te
voorkomen, mogen deze extensies niet voor
andere soorten bestanden worden gebruikt.
Bij mp3-bestanden worden uitsluitend de ID3
tag-gegevens van versie 1 (zoals artiest, titel,
album, enz.) ondersteund.
Bestanden die beveiligd zijn tegen kopiëren
(zoals bij bestanden die gedownload zijn van
diverse online-muziekwinkels het geval is)
zijn niet afspeelbaar. De Blu-ray™ Disc-
speler slaat het bestand automatisch over en
speelt het volgende beschikbare bestand af.
Andere gecomprimeerde formaatsoorten zo-
als AAC, mp3 Pro, Ogg Vorbis, en ATRAC3
zijn niet afspeelbaar. De Blu-ray™ Disc-
speler slaat het bestand automatisch over en
speelt het volgende beschikbare bestand af.
Als u uw eigen bestanden aanmaakt, wordt
aanbevolen bij mp3-bestanden een vaste
bitsnelheid tussen 96 en 192 kbps te hante-
ren en bij wma-bestanden een vaste bitsnel-
heid tussen 64 en 192 kbps. Variabele bit-
snelheden worden ook ondersteund. Voor
beide soorten bestanden is de aanbevolen
samplingfrequentie 44,1 kHz of 48 kHz.
Om het huidige bestand te veranderen, drukt
u op de toets van de afstandsbediening of
Blu-ray™ Disc-speler om door te gaan naar het volgende bestand, of op de toets
om
terug te keren naar het begin van het huidige
of het vorige bestand.
Diskfouten
Als de Blu-ray™ Disc-speler de disk niet kan
lezen, verschijnt de melding "Disc Error"(disk-
fout) op het scherm achter en het radioscherm.
Oorzaken van het bericht "Disc Error"(diskfout)
zijn o.a. een vervuilde of beschadigde disk of
een incompatibel formaat.
Als de disk een beschadigd nummer bevat
waardoor er een hoorbare of zichtbare storing
van minstens twee seconden optreedt, probeert
de Blu-ray™ Disc-speler de disk verder af te
spelen door telkens één à drie seconden vooruit
te springen. Als het eind van de disk wordt
bereikt, keert de Blu-ray™ Disc-speler terug
naar het begin en probeert de speler de disk
vanaf het begin af te spelen.
Onder extreem warme omstandigheden, bij-
voorbeeld als het in de auto warmer is dan
48,9 °C (120 °F), wordt de Blu-ray™ Disc-
speler mogelijk uitgeschakeld. Als dit gebeurt,
verschijnt de melding "High Temp"(Hoge tem-
peratuur) op de speler en worden de schermen
230
Page 235 of 480

achterin uitgeschakeld tot een veilige tempera-
tuur is bereikt. Dit uitschakelen is noodzakelijk
om de optische onderdelen van de Blu-ray™
Disc-speler te beschermen.
Productovereenkomst
Dit product bevat technologie ter bescherming
van auteursrechten die beschermd worden
door Amerikaanse patenten en rechten op intel-
lectueel bezit. Gebruik van deze technologie ter
bescherming van de auteursrechten moet ge-
autoriseerd worden door Macrovision en is be-
doeld voor het bekijken thuis en bij andere
beperkte gelegenheden, tenzij Macrovision een
andere autorisatie heeft gegeven. Proberen
deze apparatuur na te maken of uit elkaar te
halen is verboden.Dolby® Digital en MLP Lossless zijn
gefabriceerd onder licentie van Dolby
Laboratories. "Dolby","MLP Lossless" en het
dubbele D-symbool zijn handelsmerken van
Dolby Laboratories. Vertrouwelijk niet-
gepubliceerd werk. Copyright 1992-1997 Dolby
Laboratories. Alle rechten voorbehouden. Algemene informatie
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-
voorschriften. Het gebruik ervan moet voldoen
aan de volgende twee voorwaarden:
1. De apparatuur mag geen schadelijke inter-
ferentie veroorzaken.
2. De apparatuur moet eventuele ontvangen interferentie tolereren, ook interferentie die
mogelijk een ongewenste werking veroor-
zaakt.
AUDIOTOETSEN OP HET
STUURWIEL — INDIEN
AANWEZIGDe knoppen van de afstandsbediening van het
audiosysteem bevinden zich achter op het
stuur. Grijp achter het wiel om toegang te
krijgen tot de schakelaars.
De knoppen van de afstandsbediening van het
audiosysteem bevinden zich achter op het
stuur. Grijp achter het wiel om toegang te
krijgen tot de schakelaars. De knop aan de rechterzijde is een tuimelscha-
kelaar met een drukknop in het midden. Hier-
mee kunt u het volume regelen en de modus
van het audiosysteem bepalen. Als u de boven-
zijde van de tuimelschakelaar indrukt, neemt
het geluidsvolume toe. Als u de onderzijde
indrukt, wordt het volume verlaagd.
Door op de drukknop in het midden te drukken,
kunt u schakelen tussen de verschillende be-
schikbare modi voor de radio (AM/FM/CD/AUX,
enz.).
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
231
Page 236 of 480

De knop aan uw linkerhand is ook een tuimel-
schakelaar met een drukknop in het midden. De
functie van de knop aan de linkerzijde is afhan-
kelijk van de actieve modus.
Hier volgt een beschrijving van de functies van
deze knop in de verschillende modi.Bediening van de radioAls u de bovenzijde van de schakelaar indrukt,
wordt vooruit gezocht naar de volgende be-
schikbare zender. Als u de onderzijde van de
schakelaar indrukt, wordt achteruit gezocht
naar de volgende beschikbare zender.
Als u op de drukknop midden op de tuimelscha-
kelaar aan de linkerzijde drukt, stemt de radio af
op de volgende voorkeurzender die u hebt
geprogrammeerd onder de drukknop voor voor-
keurzenders.Cd-spelerAls u één keer drukt op de bovenzijde van de
schakelaar, wordt het volgende nummer op de
cd gekozen. Als u één keer op de onderkant van
de schakelaar drukt, wordt het begin van het
huidige nummer of het begin van het vorigenummer gekozen wanneer het nieuwe nummer
korter dan acht seconden is afgespeeld.
Wanneer u de schakelaar tweemaal naar boven
of naar beneden drukt, wordt het tweede num-
mer afgespeeld; bij driemaal het derde, enz.
De drukknop midden op de tuimelschakelaar
aan de linkerzijde heeft geen functie voor een
cd-speler voor één cd. Als de auto echter is
uitgerust met een cd-speler met cd-wisselaar,
kunt u met de middelste drukknop de volgende
beschikbare cd in de speler selecteren.
ONDERHOUD CD’S/DVD’S/
BLU-RAY DISCSNeem de volgende voorzorgsmaatregelen om
een cd/dvd/Blu-ray disc in goede staat te hou-
den:
1. Houd de cd aan de rand vast en zorg dat u
het oppervlak niet aanraakt.
2. Bij vlekken op de cd, maakt u het oppervlak met een zachte doek schoon, waarbij u van
het midden naar de rand van de cd veegt. 3. Breng geen papier of plakband op de cd
aan; voorkom krassen van de disk.
4. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzine, terpentijn, schoonmaakmiddelen of antistati-
sche sprays.
5. Bewaar de disk in de hoes na het afspelen.
6. Stel de disk niet bloot aan direct zonlicht.
7. Bewaar de disk niet op een plaats waar het te heet kan worden.
OPMERKING:
Als u problemen ondervindt bij het afspelen
van een bepaalde disk, kan er sprake zijn
van een beschadiging (bijvoorbeeld kras-
sen, gedeeltelijke verwijdering van de reflec-
terende laag, een haar, vocht of dauw op de
disk). De disk kan echter ook te groot zijn of
een beveiligingscode hebben. Probeer eerst
een goede disk af te spelen, voordat u de
cd/dvd-speler ter reparatie aanbiedt.
232
Page 237 of 480

WERKING VAN DE RADIO EN
MOBIELE TELEFOONSOnder bepaalde omstandigheden kan een inge-
schakelde mobiele telefoon in uw auto de radio
storen. Deze situatie kunt u verhelpen door de
antenne van de mobiele telefoon te verplaat-
sen. Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds niet naar
tevredenheid werkt nadat de antenne is ver-
plaatst, is het raadzaam de radio zachter of uit
te zetten wanneer de mobiele telefoon in ge-
bruik is en geen gebruik wordt gemaakt van
Uconnect® (indien aanwezig).KLIMAATREGELINGHet systeem voor airconditioning en verwar-
ming is ontworpen voor een optimaal interieur-
comfort onder alle weersomstandigheden. Dit
systeem kan worden bediend met de toetsen
van de automatische klimaatregeling op het
instrumentenpaneel of via het scherm van het
Uconnect® systeem.Wanneer het Uconnect® systeem in een be-
paalde modus (Radio, Player, Settings, More,
enz.) staat, worden de temperatuurinstellingen
voor de bestuurder en passagier aan de boven-
zijde van het scherm weergegeven.
Algemeen overzichtToetsen op het front
De toetsen op het front bevinden zich onder het
Uconnect® scherm.
Schermtoetsen
Schermtoetsen zijn beschikbaar in het scherm
van het Uconnect® systeem.Automatische klimaatregeling — toetsen op
het front
Uconnect® 5.0 automatische
temperatuurregeling — schermtoetsen
233
Page 238 of 480

Beschrijving van de toetsen (zowel van toe-
passing op de toetsen op het front als op de
schermtoetsen)
1. Knop MAX A/C
Druk kort op deze knop om de huidige instelling
te wijzigen.Het indicatielampje brandt wanneer
MAX A/C is ingeschakeld. Als u nogmaals op
deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C
naar de handmatige modus en gaat het indica-
tielampje MAX A/C uit. 2. A/C-knop
Druk kort op deze knop om de huidige instelling
te wijzigen.
Het indicatielampje brandt wanneer
A/C is ingeschakeld. Als u nogmaals op deze
knop drukt, schakelt de functie A/C naar de
handmatige modus en gaat het indicatielampje
A/C uit.
3. Recirculatieknop
Druk kort op deze knop om de huidige instelling
te wijzigen.
Het indicatielampje brandt wanneer
de functie is ingeschakeld.
4. Knop AUTO
Regelt automatisch de interieurtemperatuur
door de luchtverdeling en de luchthoeveelheid
in te stellen. Door het inschakelen van deze
functie, wordt van de automatische werking
naar de handmatige modus geschakeld. Raad-
pleeg het hoofdstuk "Automatische werking"
voor meer informatie hierover. 5. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats van de
huidige ingestelde
luchtstroom de modus Ont-
dooien in te schakelen. Het indicatielampje
brandt wanneer deze functie is ingeschakeld.
Door het inschakelen van deze functie, wordt
van de automatische werking naar de handma-
tige modus geschakeld. Wanneer de modus
Ontdooien wordt geselecteerd, kan het aanja-
gertoerental toenemen. Als modus Ontdooien
vóór wordt uitgeschakeld, wordt de opnieuw de
vorige instelling van de klimaatregeling actief.
6. Knop Ontdooien achter
Druk kort op deze knop om de achterruitverwar-
ming en
de buitenspiegelverwarming (indien
aanwezig) in te schakelen. Een indicatielampje
brandt wanneer de achterruitverwarming is in-
geschakeld. De achterruitverwarming wordt na
ongeveer 10 minuten automatisch uitgescha-
keld.
Uconnect® 8.4 automatische
temperatuurregeling — schermtoetsen
234
Page 239 of 480

LET OP!
Het negeren van de volgende waarschuwin-
gen kan leiden tot schade aan de verwar-
mingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen van de
binnenkant van de achterruit. Gebruik
geen schurende schoonmaakmiddelen om
de binnenzijde van de ruit te reinigen.
Gebruik een zachte doek en een mild
schoonmaakmiddel en wrijf evenwijdig
aan de verwarmingselementen. U kunt
stickers verwijderen met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voor-
werpen of schurende schoonmaakmidde-
len om de binnenzijde van de ruit te reini-
gen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op
veilige afstand van de ruit bevinden. 7. Knop temperatuurverhoging passagiers
Biedt de passagiers een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling.
Druk
op de toets op het front om
de ingestelde temperatuur te verhogen of op
het aanraakscherm op de schermtoets tempe-
ratuurbalk en schuif deze naar de schermtoets
met de rode pijl om de ingestelde temperatuur
te verhogen.
OPMERKING:
Als in de modus Sync op deze knop wordt
gedrukt, wordt deze modus automatisch af-
gesloten.
8. Knop temperatuurverlaging passagiersBiedt de passagiers een onafhankelijke tempera-
tuurregeling. Druk op de toets op het front om de
ingestelde temperatuur te verlagen of op het aan-
raakscherm op de schermtoets temperatuurbalk en
schuif deze naar de schermtoets met de rode pijl
om de ingestelde temperatuur te verlagen.OPMERKING:
Als in de modus Sync op deze knop wordt
gedrukt, wordt deze modus automatisch af-
gesloten. 9. SYNC
Kies de schermtoets Sync (synchroniseren) om
de stand Sync in of uit te schakelen. Het indica-
tielampje Sync brandt wanneer deze functie is
ingeschakeld. Sync wordt gebruikt om de tempe-
ratuurinstelling aan passagierszijde te synchroni-
seren met die aan bestuurderszijde. Als de tem-
peratuurinstelling aan passagierszijde wordt
gewijzigd terwijl de functie Sync actief is, zal deze
functie automatisch worden uitgeschakeld.10. AanjagerschakelaarDe aanjagerschakelaar wordt gebruik om de hoe-
veelheid lucht te regelen, die door het klimaatsys-
teem stroomt. Er zijn zeven aanjagerstanden. Als
u het aanjagertoerental wijzigt, schakelt het sys-
teem van automatische werking naar handmatige
bediening. De toerentallen kunnen als volgt wor-
den geselecteerd met behulp van de aanjager-
knop op het front of de schermtoetsen:Aanjagerknop op het front
Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de
schakelaar vanuit de laagste stand rechtsom
draait. Het aanjagertoerental neemt af wanneer
u de schakelaar linksom draait.
235
Page 240 of 480

SchermtoetsGebruik het kleine aanjagerpictogram om het
aanjagertoerental te verlagen en het grote picto-
gram om dit toerental te verhogen. De aanjager
kan ook worden geselecteerd door op de aanja-
gerbalk tussen de pictogrammen te drukken.11. Standen
De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat
lucht vanuitde luchtroosters in het instrumen-
tenpaneel, de vloerroosters, de ontwasemings-
roosters en de ontdooiroosters stroomt. De
volgende standen zijn beschikbaar:
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roos-
ters in het instrumentenpaneel. U kunt
deze roosters afzonderlijk verstellen
om zo de luchtstroming te regelen. De lamellen
van de uitblaasopeningen in het midden en in
de zijpanelen kunnen omhoog en omlaag en
naar links en naar rechts worden bewogen om
zo de richting van de luchtstroom te regelen.
Onder de lamellen bevindt zich een stelwiel
waarmee de uitblaasopening kan worden afge- sloten of aangepast om zo de uitstromende
hoeveelheid lucht te regelen.
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in
het instrumentenpaneel en de roosters
in de vloer. Een geringe hoeveelheid
lucht stroomt via de openingen voor voorruitont-
dooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om com-
fort te bieden door koele lucht uit de lucht-
roosters in het instrumentenpaneel en
warme lucht uit de vloerroosters te laten
stromen.
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de
vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruit-
ontdooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand
De lucht stroomt via de vloeropeningen,
ontdooiroosters en de roosters voor ont-
waseming van de zijramen. Deze stand
kunt u het beste gebruiken bij koud weer
of sneeuw.
Ontdooistand
De lucht stroomt via de roosters voor
ontwaseming van de voorruit en zijra-
men. Gebruik de ontdooistand in com-
binatie met de hoogste temperatuurinstelling
om zo snel mogelijk de voorruit en de zijramen
te ontdooien. Wanneer de ontdooistand wordt
geselecteerd, zal het aanjagertoerental
toenemen.
12. Toets klimaatregeling aan/uit
Druk op deze toets om de klimaatregeling in of
uit te
schakelen.
13. Knop temperatuurverlaging bestuurder
Biedt de bestuurder een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk
op de toets op het front om
de ingestelde temperatuur te verlagen of op het
aanraakscherm op de schermtoets tempera-
236